ECLI:NL:RBMNE:2021:1652

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
20/914
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2021, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door gemachtigde A. Öztürk, een verzoek ingediend om vergoeding van proceskosten na intrekking van zijn beroep. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door mr. W.G. Vos, heeft op 12 februari 2021 gereageerd op dit verzoek. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In deze zaak is het beroep door verzoeker ingetrokken op eigen initiatief, zonder dat verweerder het bestreden besluit heeft gewijzigd of ingetrokken. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van tegemoetkomen door verweerder, waardoor er geen grondslag bestaat om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/914

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: A. Öztürk),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 12 februari 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2.
Uit het verweerschrift van 12 maart 2020 blijkt dat de uitspraak op het bezwaar van 24 februari 2020 reeds is toegezonden aan gemachtigde van verzoeker bij e-mailbericht van 26 februari 2020 en per postzending op 28 februari 2020. Verweerder heeft het bezwaar bij uitspraak van 24 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft op 23 september 2020 het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek om proceskosten en aangegeven dat hij geen proceskosten aan verzoeker wil betalen. Volgens verweerder kan hier geen sprake van zijn omdat het bezwaarschrift (terecht) niet-ontvankelijk is verklaard en het beroepschrift op eigen initiatief is ingetrokken zonder dat verweerder is tegemoetgekomen.
4. De rechtbank overweegt dat het beroep is ingetrokken uit eigen initiatief en niet omdat verweerder het bestreden besluit heeft gewijzigd of ingetrokken. Immers had verweerder al een beslissing genomen ten tijde van de indiening van het beroepschrift. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in onderhavige procedure geen sprake is van tegemoetkomen op grond van artikel 8:75a, eerste lid van de Awb en derhalve geen grondslag bestaat verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank zal het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.