ECLI:NL:RBMNE:2021:1647

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/4531
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke handhavingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. De eiser had een verzoek om handhaving ingediend met betrekking tot de staat van fietspaden in Breukelen, maar het bestuursorgaan had niet tijdig op dit verzoek beslist. Eiser stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat hij regelmatig gebruik maakte van de fietspaden en vreesde voor lichamelijk letsel door de slechte staat ervan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldeed aan de criteria voor belanghebbende zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een individueel en persoonlijk belang dat zich voldoende onderscheidde van het belang van andere gebruikers van de fietspaden. Aangezien eiser geen belanghebbende was, kon zijn verzoek niet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb, en was de rechtbank onbevoegd om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank heeft daarom de zaak niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 4531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders va de gemeente Stichtse vecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek om handhaving.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft op 28 juli 2020 een verzoek om handhaving ingediend. Hij verzoekt aan verweerder om reparatiewerkzaamheden uit te voeren aan het wegdek van de [locatie 1] , [locatie 2] en [locatie 3] te Breukelen. Vervolgens heeft eiser op 28 september 2020 een ingebrekestelling verstuurd aan verweerder. Verweerder heeft volgens eiser nog steeds geen besluit genomen op zijn verzoek. Eiser heeft daarom op 8 december 2020 beroep ingediend bij de rechtbank tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek.
4. Verweerder heeft op 12 januari 2021 een verweerschrift ingediend. In het verweerschrift wordt uitgebreid ingegaan op de situatie. Verweerder stelt dat eiser geen belanghebbende is in de zin van de Awb. Artikel 1:2 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende een natuurlijk persoon is die een object bepaalbaar, eigen, persoonlijk en actueel belang heeft. Verweerder stelt dat eiser recreatief gebruik maakt van de fietspaden waarvoor een verzoek om handhaving is ingediend. Eiser woont niet in de directe omgeving en is daarom geen belanghebbende. Eiser woont in [woonplaats] op de [adres] en de fietspaden bevinden zich op ongeveer 15 km afstand van zijn woning. Artikel 1:3 van de Awb bepaalt dat alleen een belanghebbende een aanvraag kan indienen bij een bestuursorgaan. Eiser kan volgens verweerder dus niet als belanghebbende worden aangemerkt. Het verzoek is geen aanvraag in de zin van de Awb. Daarom is er geen beslistermijn gaan lopen waarop verweerder moet beslissen.
5. Eiser heeft op 25 januari 2021 een reactie gegeven op het verweerschrift van verweerder. Eiser voert aan dat de uitleg van verweerder juridisch onjuist is. Verweerder had naar aanleiding van het verzoek van eiser een besluit moet nemen. Mocht eiser dan geen belanghebbende zijn dan hadden zij de aanvraag niet-ontvankelijk moeten verklaren. Zij hebben geen besluit genomen op de aanvraag en dan is onder andere artikel 4:17 van de Awb van toepassing. Hierdoor is verweerder een dwangsom verbeurd van € 1.442, -. Daarnaast is eiser wel van mening dat hij belanghebbende is. Eiser stelt dat hij wel een objectief bepaalbaar belang heeft en verwijst daarbij naar uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Eiser stelt dat hij gevolgen van enige betekenis ondervindt, omdat hij drie keer per week over de fietspaden fietst en ook tijdritten rijdt waarvoor de gemeente vergunning verleent. Door het in stand houden van de gevaarlijke situatie is er een hoge kans dat eiser valt waarbij lichamelijk letsel ontstaat. Volgens eiser speelt hierbij dat hij niet in de directe omgeving woont geen rol, maar is wel van belang om te kijken naar de aard, intensiteit, en frequentie van de feitelijke gevolgen.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht stelt dat van een aanvraag om een besluit pas sprake is wanneer het een verzoek van een belanghebbende betreft. Uitgangspunt is dat iemand belanghebbende is wanneer hij rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, mits die gevolgen van enige betekenis zijn. Maar een ander vereiste is dat sprake is van een individueel, persoonlijk belang dat zich voldoende onderscheidt van het belang van een ander.
7. In dit geval woont eiser op 15 kilometer afstand van de fietspaden in Breukelen. Er is dus geen sprake van gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat. Wel fietst eiser er meermalen per week overheen en rijdt hij er tijdritten en vreest hij voor lichamelijk letsel door de slechte gesteldheid van de paden. De rechtbank is van oordeel dat dit eiser niet voldoende onderscheidt van alle andere gebruikers van de fietspaden. Het ontbreekt hem dus aan een individueel en persoonlijk belang.
8. Aangezien eiser geen belanghebbende is bij besluitvorming over de betreffende fietspaden, kan zijn verzoek om daar iets aan te doen niet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb. Zonder aanvraag om een besluit te nemen, kan ook geen sprake zijn van het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder stelt dus terecht dat er geen beslistermijn is gaan lopen en dat er geen grondslag is voor het betalen van dwangsommen.
8. Nu geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit, is de rechtbank kennelijk onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De uitspraak is uitgesproken op 25 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.