ECLI:NL:RBMNE:2021:1610

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/2157
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. N.W.J. van der Stokker-Welsink. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van een eerder beroep dat verzoekster had ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verweerder heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat dit verder is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, omdat zij een punt heeft ingediend voor het beroepschrift. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,-, wat overeenkomt met de waarde per punt en de wegingsfactor.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van in totaal € 534,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] ., te [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. N.W.J. van der Stokker-Welsink),
en
Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder heeft op 24 februari 2020 een besluit genomen op het bezwaar van de ex-werknemer van verzoekster. Bij dat besluit is het bezwaar van de ex-werknemer gegrond verklaard en is bepaald dat de WIA-uitkering van de ex-werknemer ten onrechte was beëindigd. Verzoekster en de ex-werknemer zijn tegen dat besluit in beroep gegaan.
4. Bij brief van 3 september 2020 heeft verzoekster aan verweerder verzocht om een uitspraak te doen over het recht op Ziektewetuitkering voor de ex-werknemer op grond van artikel 29b, eerste lid, onder b, van de Ziektewet.
Bij brief van 17 september 2020 heeft verweerder verklaard dat de ex-werknemer op
13 september 2018 recht op een Ziektewetuitkering zou hebben gehad op grond van de No-riskpolis indien daartoe tijdig een aanvraag zou zijn gedaan.
5. Verzoekster heeft op 4 januari 2021 het beroep ingetrokken, omdat uit de uitspraak van verweerder volgt dat de WGA-uitkering van de ex-werknemer niet aan haar dient te worden toegerekend en dat betekent dat zij geen belanghebbende is. Verzoekster heeft een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten in beroep, namelijk één punt voor het ingediende beroepschrift.
6. De rechtbank wijst het verzoek toe. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1) voor de kosten van deskundige rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van in totaal € 534,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 19 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.