In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. N.W.J. van der Stokker-Welsink. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van een eerder beroep dat verzoekster had ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verweerder heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat dit verder is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, omdat zij een punt heeft ingediend voor het beroepschrift. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 534,-, wat overeenkomt met de waarde per punt en de wegingsfactor.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van in totaal € 534,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.