ECLI:NL:RBMNE:2021:16
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing handhaving bouwvergunning en privaatrechtelijke geschillen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, wonende op [straat] [huisnummer 2], heeft bezwaar gemaakt tegen de bouw van een opbouw op het pand van een derde-partij, gelegen op [straat] [huisnummer 1]. Eiser stelt dat de derde-partij in afwijking van de verleende omgevingsvergunning heeft gebouwd, wat hem schade toebrengt en zijn eigen bouwplannen belemmert. Eiser heeft verzocht om handhaving, maar dit verzoek is door verweerder afgewezen, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep.
Tijdens de zitting op 14 december 2020 is vastgesteld dat de vergunning voor de bouw onherroepelijk is, en dat de rechtbank geen oordeel kan geven over de vergunningverlening zelf. De rechtbank heeft zich beperkt tot de vraag of de derde-partij conform de vergunning heeft gebouwd en of verweerder gehouden was om handhavend op te treden. De inspecties van verweerder hebben aangetoond dat er een afwijking van slechts 1 millimeter is, wat volgens de rechtbank niet voldoende is om handhavend op te treden. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat de bouw niet conform de vergunning is uitgevoerd.
De rechtbank concludeert dat de afwijking van de vergunning van geringe aard is en dat handhaving in dit geval onevenredig zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eventuele privaatrechtelijke geschillen over de perceelgrens door de civiele rechter moeten worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.