ECLI:NL:RBMNE:2021:1599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
519931 HA RK 21-77
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek wegens familieband tussen rechter en partij

Op 21 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, in de persoon van de verschoningskamer, een verzoek tot verschoning toegewezen. Dit verzoek was ingediend door mr. D.C.P.M. Straver, civiel rechter, in het kader van een hoofdzaak waarin [A] als eisende partij en [B] als gedaagde partij betrokken waren. Het verzoek tot verschoning werd ingediend op 9 april 2021, nadat verzoekster het vermoeden had gekregen dat partij [B] de partner is van een dochter van een neef van haar. Dit vermoeden leidde tot de conclusie dat verzoekster zich niet vrij voelde om de zaak verder te behandelen, gezien de mogelijke familieband.

De verschoningskamer heeft op basis van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de relevante bepalingen omtrent onpartijdigheid, de situatie beoordeeld. De kamer heeft vastgesteld dat de schijn van partijdigheid kan ontstaan door een familierelatie, wat in dit geval ook werd bevestigd door de advocaat van partij [B]. De verschoningskamer heeft geconcludeerd dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd was, en heeft daarom het verzoek tot verschoning gegrond verklaard.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en de voorzitter van het team waarvan verzoekster deel uitmaakt.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 519931 HA RK 21-77
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 21 april 2021
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Mr. D.C.P.M. Straver,
civiel rechter,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 9 april 2021 het verzoek tot verschoning van verzoekster ontvangen. Het verzoek tot verschoning is ingediend in de zaak met het zaak- en rolnummer 16/500114/ HA ZA 20-218, met [A] als eisende partij, en [B] als gedaagde partij (hierna: de hoofdzaak). De verschoningskamer heeft per brief van 12 april 2021 partij [B] verzocht een vraag te beantwoorden. Bij brief van 15 april 2021 is dit antwoord door de verschoningskamer ontvangen. Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
1.2.
De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar verschoningsverzoek. In de hoofdzaak heeft op 29 januari 2021 via Skype een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na de mondelinge behandeling is bij verzoekster het vermoeden gerezen dat partij [B] de partner is van een dochter van een neef van verzoekster. Verzoekster gaat – zo begrijpt de verschoningskamer – uit van het bestaan van de geschetste relatie en acht zich niet vrij de zaak verder te behandelen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Naar het oordeel van de verschoningskamer kan een familierelatie zoals verzoekster die vermoedt te bestaan tussen verzoekster en partij [B] gelden als een feit of omstandigheid zoals hiervoor onder 3.3 omschreven. Op het schriftelijke verzoek van de verschoningskamer aan partij [B] om zich uit te laten over het eventueel bestaan van een familierelatie, heeft deze door zijn advocaat laten bevestigen dat zijn partner de dochter is van een neef van verzoekster.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaren.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede aan de voorzitter van het team waarvan verzoekster deel uitmaakt en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. G.L.M. Urbanus en mr. R.C. Stijnen als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.