ECLI:NL:RBMNE:2021:1598
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering na beëindiging ziektegeld
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.C. Bos-Oskam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had zich ziekgemeld op 27 november 2018 en ontving ziektegeld in het kader van de Ziektewet (ZW). Op 4 maart 2020 heeft verweerder besloten dat eiseres vanaf 5 april 2020 geen ziektegeld meer zou ontvangen, omdat zij in staat zou zijn om meer dan 65% van haar loon te verdienen. Dit besluit werd door eiseres bestreden, waarna de rechtbank de zaak in behandeling nam.
Tijdens de zitting op 25 februari 2021 heeft eiseres haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat haar psychische en lichamelijke klachten onvoldoende waren meegewogen door verweerder. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapportages waren. Eiseres heeft geen objectieve medische informatie overgelegd die de conclusies van de verzekeringsarts zou kunnen ondermijnen.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de psychische en fysieke klachten van eiseres en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van verweerder om de ZW-uitkering te beëindigen, standhoudt. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.