ECLI:NL:RBMNE:2021:1575
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlaging WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft eiseres, die sinds 20 februari 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt, beroep ingesteld tegen de verlaging van haar WGA-vervolguitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had in het verleden gewerkt als activiteitenbegeleidster en had een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,36% dat in 2019 werd verhoogd naar 47,80%. Echter, in het bestreden besluit van 20 februari 2020 werd haar uitkering verlaagd naar 35 tot 45% op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij verweerder zich baseerde op medische en arbeidskundige rapportages.
Eiseres betwistte de verlaging en stelde dat zij meer beperkingen had dan door de verzekeringsarts was aangenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 14 augustus 2020 achterwege gelaten, omdat partijen geen behoefte hadden aan een mondelinge toelichting. Na het indienen van aanvullende gronden van beroep door eiseres, heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 7 april 2021 uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen objectieve medische gronden waren om aan te nemen dat eiseres meer beperkingen had dan vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres 39,68% arbeidsongeschikt was en dat de verlaging van de WGA-vervolguitkering naar 35 tot 45% gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.