ECLI:NL:RBMNE:2021:1575

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1094
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 20 februari 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangt, beroep ingesteld tegen de verlaging van haar WGA-vervolguitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had in het verleden gewerkt als activiteitenbegeleidster en had een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,36% dat in 2019 werd verhoogd naar 47,80%. Echter, in het bestreden besluit van 20 februari 2020 werd haar uitkering verlaagd naar 35 tot 45% op basis van een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij verweerder zich baseerde op medische en arbeidskundige rapportages.

Eiseres betwistte de verlaging en stelde dat zij meer beperkingen had dan door de verzekeringsarts was aangenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 14 augustus 2020 achterwege gelaten, omdat partijen geen behoefte hadden aan een mondelinge toelichting. Na het indienen van aanvullende gronden van beroep door eiseres, heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 7 april 2021 uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen objectieve medische gronden waren om aan te nemen dat eiseres meer beperkingen had dan vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres 39,68% arbeidsongeschikt was en dat de verlaging van de WGA-vervolguitkering naar 35 tot 45% gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1094

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H. Dedding),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

Eiseres heeft in het verleden gewerkt als activiteitenbegeleidster. Sinds 20 februari 2018 ontvangt zij een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres bedroeg 37,36%.
In december 2018 heeft de voormalig werkgever van eiseres verzocht om een herbeoordeling uit te voeren. Dat heeft geleid tot het primaire besluit van 12 juli 2019. In dat besluit heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres verhoogd naar 47,80% en de inkomenseis voor eiseres met ingang van 1 september 2019 gewijzigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Vanaf 20 februari 2020 heeft eiseres recht op een WGA-vervolguitkering. Op diezelfde datum heeft verweerder het bestreden besluit genomen. In dat besluit heeft verweerder de
WGA-vervolguitkering met ingang van 8 maart 2020 verlaagd naar 35 tot 45%. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres voor 39,68% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Daarbij heeft hij zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Eiseres heeft gesteld dat zij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen en dat zij niet in staat is om de door de arbeidsdeskundige geduide functies te verrichten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de WGA-vervolguitkering van eiseres terecht en op juiste gronden heeft verlaagd.
Het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 14 augustus 2020. Op 4 augustus 2020 heeft de gemachtigde van eiseres geschreven dat zij en eiseres niet op deze zitting aanwezig zouden zijn. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder daarna telefonisch aan de griffier van de rechtbank verklaard geen behoefte te hebben om een mondelinge toelichting te geven op de zitting. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege kan blijven. De zitting van 14 augustus 2020 is dus niet door gegaan.
De rechtbank heeft het onderzoek op 7 augustus 2020 gesloten.
Na de sluiting van het onderzoek is de rechtbank gebleken dat eiseres op 16 juni 2020 aanvullende gronden van beroep heeft ingediend. Deze stukken zijn pas op
15 september 2020 aan verweerder doorgestuurd en aan het dossier toegevoegd. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen om op deze aanvullende gronden te reageren. Verweerder heeft op 1 oktober 2020 een rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 september 2020 ingebracht.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om alsnog op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna gesloten op 18 januari 2021.

Overwegingen

Beoordelingskader
1. De aard van de WIA-uitkering en de beoordelingsdatum is gedurende de bezwaarprocedure gewijzigd. Bij de rechtbank ligt de beslissing op bezwaar van
20 februari 2020 voor. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordeelt de rechtbank of verweerder de uitkering met ingang van 8 maart 2020 terecht heeft verlaagd. Er wordt gekeken naar de gezondheidssituatie van eiseres op deze datum.
2. Verweerder heeft zijn besluitvorming in deze zaak gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Verweerder mag dat doen. Deze rapporten moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet toereikend is om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
Zorgvuldigheid
3. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiseres is gezien en onderzocht door zowel de primaire arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De (verzekerings)artsen hebben dossierstudie verricht. Daarnaast hebben zij alle beschikbare informatie uit de behandelend sector bij hun beoordeling betrokken.
Medische beoordeling
4.1.
De rechtbank twijfelt ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling en zij zal uitleggen waarom niet. Uit vaste rechtspraak blijkt dat het tot de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts behoort om uit de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat sprake is van psychische problematiek bij eiseres en van fysieke klachten. Dit is zowel voor de primaire arts als voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden geweest om uit te gaan van een urenbeperking van 8 uur per dag en 40 uur per week.
De psychische en fysieke klachten zijn voor de primaire arts verder reden geweest om beperkingen op te nemen in de functionelemogelijkhedenlijst (FML). Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de psychische problematiek en de fysieke klachten die eiseres heeft en heeft aanleiding gezien de FML te wijzigen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft minder beperkingen aangenomen ten aanzien van de psychische belastbaarheid van eiseres, maar meer beperkingen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid. De rechtbank kan goed volgen wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarover in zijn rapporten van 27 november 2019 en 14 februari 2020 schrijft.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft dat de psychische situatie van eiseres lijkt te zijn verbeterd en heeft gekeken naar het beeld van eiseres bij het psychisch onderzoek in bezwaar. Daaruit blijkt dat er geen medische aanwijzing is dat eiseres niet in staat is om contact met collega’s te hebben en dat er ook geen ziektebeeld is om die beperking te onderbouwen.
Verder schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beperkingen die de primaire arts ten aanzien van de fysieke belastbaarheid heeft aangenomen ontoereikend zijn, gelet op de gonartrose aan twee zijden. Daardoor is er sprake van meer beperkingen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 30 september 2020 in reactie op aanvullende gronden van beroep gerapporteerd dat er geen nieuwe medische argumenten worden aangevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierin dan ook geen medische grond gezien om haar beoordeling te herzien. De rechtbank kan dit ook goed volgen.
4.2.
De rechtbank is in het licht van het voorgaande van oordeel dat niet medisch objectiveerbaar is gebleken dat meer of verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Eiseres heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Het had op de weg van eiseres gelegen om haar standpunt dat meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen, te onderbouwen met medische stukken. Dat heeft zij niet gedaan. Dat eiseres het er niet mee eens is dat er geen verdere beperking is aangenomen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om dit op basis van medisch objectiveerbare klachten te beoordelen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Arbeidskundige beoordeling
5.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij de geduide functies niet kan verrichten en zal aan de hand van de aanvullende beroepsgronden uitleggen waarom niet.
Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100)
5.2.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres beperkt geacht op de items:
- 1.9.7: eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken;
- 2.8: omgaan met conflicten;
- 4.20: trappenlopen.
Eiseres heeft op deze beperkingen gewezen en vindt deze functie vanwege deze beperkingen ongeschikt.
5.2.2.
De rechtbank overweegt dat de functie is geselecteerd met behulp van het claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS). Het CBBS heeft voor deze functie geen signalering gegeven met betrekking tot de hiervoor genoemde items 1.9.7, 2.8 en 4.20. Dat betekent dat er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op deze punten en dat een nadere motivering niet hoeft te worden gegeven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Monteur printplaten (SBC-code 267051)
5.3.1.
Eiseres stelt deze functie niet te kunnen uitvoeren omdat zij een beperking heeft voor het werken met gevaarlijke machines in verband met haar medicatiegebruik. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten aanzien van de beperking op item 1.9.9. (eiseres is aangewezen op werk zonder verhoogd persoonlijk risico) toegelicht dat zij niet met gevaarlijke machines kan werken waar ze in kan vallen. In de functiebeschrijving wordt niet beschreven dat er moet worden gewerkt met gevaarlijke machines waarin eiseres kan vallen, maar met een soldeerbout en mesjes. De arbeidsdeskundige heeft door hiernaar te verwijzen voldoende gemotiveerd dat de belastbaarheid hier niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
5.3.2.
Eiseres acht deze functie ook niet geschikt, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres beperkt heeft geacht op het item 3.7: geluidsbelasting.
5.3.3.
De rechtbank overweegt dat ook deze functie is geselecteerd met behulp van het CBBS. Het CBBS heeft voor deze functie geen signalering gegeven met betrekking tot het hiervoor genoemde item 3.7. Dat betekent dat er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op dit punt en dat een nadere motivering niet hoeft te worden gegeven. De beroepsgrond slaagt ook op dit onderdeel niet.
Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180)
5.4.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres beperkt geacht op het item 4.9: frequent reiken tijdens het werk. Volgens eiseres is deze functie daarom niet geschikt.
5.4.2.
Deze functie eveneens geselecteerd met behulp van het CBBS. Het CBBS heeft voor deze functie geen signalering gegeven met betrekking tot het hiervoor genoemde item 4.9. zodat geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid op dit punt. Er hoeft daarom geen nadere motivering te worden gegeven. Eiseres heeft verder verwezen naar de notitie in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij de functie medior soldering operator (SBC-code 111250), waarin staat dat er een overschrijding is op item 4.9, die ook geldt voor de overige functies met deze SBC-code. De rechtbank overweegt dat dit een andere, niet eindgeselecteerde functie met een andere SBC-code betreft, zodat deze notitie niet van toepassing is op de geselecteerde functie van productiemedewerker industrie. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122)
5.5.
Eiseres voert ten slotte aan dat zij deze functie om verschillende redenen niet kan verrichten. Omdat dit niet een functie is op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is vastgesteld, zal de rechtbank de gronden ten aanzien van deze functie niet nader bespreken.
Conclusie
6. De rechtbank concludeert dat verweerder eiseres terecht en op juiste gronden 39,68% arbeidsongeschikt heeft geacht en de WGA-vervolguitkering van eiseres heeft verlaagd naar
35 tot 45%. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.