Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
17 februari 2021. Op laatstgenoemde datum vond de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaats. Het onderzoek van de zaak is gesloten op de zitting van 24 maart 2021.
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Marokko en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het bezit van en de handel in cocaïne in de periode van 9 mei tot en met 2 juli 2019, deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 188.010,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de terechtzittingen die plaatsvonden op 4 oktober 2019, 18 december 2019, 25 juni 2020 en 17 februari 2021. Tijdens de laatste zitting vond de inhoudelijke behandeling plaats, maar de verdachte was niet aanwezig. De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, en de officier van justitie heeft eveneens gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het eerste feit, het bezit en de handel in cocaïne, concludeerde de rechtbank dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de activiteiten in de woningen waar cocaïne werd bewerkt en verkocht. Voor het tweede feit, deelname aan een criminele organisatie, was er eveneens onvoldoende bewijs dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie. Tot slot, met betrekking tot het derde feit van witwassen, oordeelde de rechtbank dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de herkomst van het geldbedrag. Daarom sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten.