Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beslissing
3.De gronden van de beslissing
186,50(0,5 punten x tarief € 373,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 17 maart 2021 uitspraak gedaan over een geschil tussen een eiseres en een besloten vennootschap (gedaagde) over de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst en de bijbehorende loonvordering. Eiseres had gesolliciteerd naar de functie van arbeidsjurist en na een aantal gesprekken ontving zij een aanbod van gedaagde, dat zij accepteerde. Echter, enkele dagen later werd eiseres meegedeeld dat de functie niet meer beschikbaar was, omdat gedaagde een andere jurist had aangenomen. Eiseres stelde dat er wel degelijk een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen en vorderde betaling van het loon vanaf de afgesproken startdatum, 1 augustus 2020.
Gedaagde betwistte de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst en voerde aan dat er geen onherroepelijk aanbod was gedaan. De kantonrechter oordeelde dat er wel degelijk een arbeidsovereenkomst was ontstaan, omdat er overeenstemming was over de essentiële elementen zoals arbeid, loon en gezagsverhouding. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde het overeengekomen salaris aan eiseres verschuldigd was, maar matigde de loonvordering tot een periode van drie maanden, omdat volledige loondoorbetaling tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en overeenstemming bij het aangaan van arbeidsovereenkomsten, evenals de mogelijkheden voor matiging van loonvorderingen in het arbeidsrecht.