ECLI:NL:RBMNE:2021:1535
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, een particulier, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 251.000,- voor het belastingjaar 2020, met als waardepeildatum 1 januari 2019. De eiser vond de vastgestelde waarde te hoog en stelde dat zijn woning, gelegen aan [adres 1] te [woonplaats], goed vergelijkbaar was met een referentiewoning aan [adres 3]. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een skype-zitting op 19 januari 2021, waarbij de eiser aanwezig was en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet weerspiegelen, en dat de heffingsambtenaar aannemelijk moet maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde waarde door middel van een taxatierapport en een taxatiematrix. De rechtbank concludeerde dat de woning aan [adres 3] inderdaad goed vergelijkbaar was met de woning van de eiser en dat de waarde van de woning van de eiser niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.