ECLI:NL:RBMNE:2021:1509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
16.323427.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2001 te Frans-Guyana, die zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van cocaïne. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van 62 bolletjes cocaïne, met een totaalgewicht van ruim 500 gram, op 20 december 2020 te Abcoude. Tijdens de zitting op 1 april 2021 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. R.T. Poort. De officier van justitie, mr. W.B. Gaasbeek, heeft de verdachte beschuldigd van het feit en heeft gevorderd tot een gevangenisstraf van 7 maanden. De verdediging heeft aangevoerd dat het bewijs onrechtmatig verkregen is en dat de verdachte vrijgesproken moet worden, of in ieder geval een lagere straf opgelegd moet krijgen vanwege zijn jonge leeftijd en omstandigheden.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd en geoordeeld dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkeerscontrole rechtmatig was en dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft ook de telefoon van de verdachte teruggegeven, omdat deze niet in verband stond met het strafbare feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.323427.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] (Frans-Guyana),
thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden, PPC, te Den Haag.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2021. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. R.T. Poort, advocaat te Beverwijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. W.B. Gaasbeek, en van hetgeen verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op of omstreeks 20 december 2020 te Abcoude opzettelijk 63 bolletjes cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat het aantal van 63 bolletjes moet worden beschouwd als een kennelijke verschrijving, het gaat om 62 bolletjes.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat nog geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, zodat de auto en de inzittenden niet gecontroleerd hadden mogen worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, nu het niet om 62 bolletjes cocaïne gaat, maar om 59 bolletjes. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat met betrekking tot de partij van drie in beslag genomen bolletjes slechts een indicatieve test is uitgevoerd en deze bolletjes niet door het NFI zijn getest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Verklaring verdachte ter zitting
Ik heb 62 of 63 bolletjes ingeslikt. Ik heb deze in Suriname ingeslikt toen ik naar het vliegveld ging. Ik ben van Suriname naar Frans-Guyana en vervolgens naar Parijs in Frankrijk gevlogen. Ik ben toen samen met mijn zus opgehaald met de auto en toen zijn we aangehouden onderweg naar Amsterdam. [2]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 20 december 2020 waren wij, verbalisanten, belast met de algemene surveillance op en rond autosnelweg A2 toen wij een melding kregen over een voertuig voorzien van een Franse kenteken. Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht op de carpoolplaats Abcoude zag ik, verbalisant, dat er vier personen in het voertuig zaten. [3] De mannelijke passagier op de achterbank bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [2001] . [4]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 21 december 2020 waren wij, verbalisanten, met verdachte in het Erasmus MC te Rotterdam. Wij zagen dat de verdachte in totaal 31 zwartkleurige bolletjes had uitgepoept. Wij hebben deze bolletjes in beslag genomen.
Goednummer: PLO900-2020413572-2754536 [5]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 22 december 2020 hoorden wij, verbalisanten, dat de verdachte geplaatst is in een
speciale cel waarvan het toilet aangesloten is op een zogenoemde zeef. Wij hebben de zeef bekeken en zagen dat hier, na tellen, 28 capsules in zaten.
Goednummer: PLO900-2020413572-2754950 [6]
Kennisgeving van inbeslagnemingbeslagene: [verdachte]aantal: 3 stuksgoednummer: PLO900-2020413572-2754002
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen
De aangeboden partij bestond uit:
- goednummer PLO900-2020413572-2754002, 3 bolletjes met een witte brok, opgevangen in vuilniszakken, netto hoeveelheid: 76,11 gram, relatie met SIN nummer AANX1714NL.
Indicatieve uitslag test Ruybal: positief cocaïne. [7]
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen
De aangeboden partij bestond uit:
- goednummer: PLO900-2020413572-2754536, 31 bolletjes met witte brokjes, gewicht netto: 223,6 gram, relatie met SIN nummer AANW6570NL [8]
- goednummer: PLO900-2020413572-2754950, 27 kleine bolletjes en 1 grote met wit poeder en brokjes, gewicht netto: 211,82 gram, relatie met SIN nummer AANW6572NL [9]
NFI-rapportenAANW6572NL brokjes wit, uit 211,82 gram: bevat cocaïne. [10]
AANW6570NL poeder en brokjes wit, uit 223,6 gram: bevat cocaïne. [11]
4.3.2.
Bewijsoverweging
Rechtmatigheid verkeerscontrole
Uit het dossier volgt dat de verbalisanten een melding kregen dat een voertuig door de ANPR-camera was waargenomen. Het voertuig betrof een personenauto van het merk Fiat type Doblo voorzien van het Franse kenteken: [kenteken] . Het betrokken voertuig betrof vermoedelijk een ongeregistreerd Frans gekentekend voertuig en uit de systemen bleek dat het voertuig met enige regelmaat Nederland in en uit rijdt, met slechts enkele uren daartussen. Hierop besloten zij het voertuig te gaan controleren. Zij hebben de bestuurder vervolgens gevraagd om een geldig rijbewijs en de kentekenpapieren (zie procesdossier pagina 14). Daarna hebben zij de bestuurder gevraagd of zij in het voertuig mochten kijken, waarvoor zij toestemming hebben gekregen van de bestuurder. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee een rechtmatige controle uitgevoerd op grond van de Wegenverkeerswet en is derhalve geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Aantal bolletjes
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat duidelijk uit het dossier volgt hoeveel bolletjes het betreft. De ‘partij’ van drie bolletjes is niet getest door het NFI, maar zijn wel onderworpen aan een indicatieve test door de politie waaruit volgt dat sprake is van cocaïne. Daarnaast komen alle bolletjes uit het lichaam van verdachte, terwijl andere van die bolletjes wel door het NFI zijn getest en deze cocaïne bevatten. Daarmee staat voldoende vast, in lijn met de verklaring van verdachte, dat alle bolletjes uit het lichaam van verdachte cocaïne bevatte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 20 december 2020 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 62 bolletjes cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf zich dient te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat er een lagere gevangenisstraf dient te worden opgelegd dan geëist door de officier van justitie, omdat de verdediging uit gaat van een lagere hoeveelheid bolletjes. De raadsman heeft gewezen op de jonge leeftijd van verdachte, de slechte financiële situatie waarin hij en zijn familie verkeren en dat verdachte een first offender is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bolletjes cocaïne. In totaal gaat het om ruim 500 gram. De invoer van verdovende middelen, zoals cocaïne, levert een ernstig gevaar op voor de volksgezondheid. Tegen de invoer van harddrugs dient dan ook krachtig te worden opgetreden.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 december 2020 en een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2020 uit Frankrijk. Uit beide uittreksels blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen voor de in-en uitvoer van harddrugs met een hoeveelheid van 500 tot 1000 gram een gevangenisstraf van 6 tot 8 maanden als uitgangspunt.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, is ter terechtzitting evident geworden dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte in grote mate aanleiding hebben gegeven tot het plegen van dit strafbare feit. De rechtbank houdt dan ook in het voordeel van verdachte rekening met de bijzonder armoedige leefomstandigheden van verdachte.
De rechtbank is – alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, een passende bestraffing is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer. De telefoon stond niet op de beslaglijst, maar indien deze nog in het bezit is van het Openbaar Ministerie heeft de officier van justitie aangegeven dat deze terug mag naar verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de teruggave van de telefoon verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen verdovende middelen onttrekken aan het verkeer, nu hiermee het strafbare feit is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De telefoon zal worden teruggegeven aan verdachte, nu niet is gebleken van een relatie met het strafbare feit.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de
teruggaveaan verdachte van het volgende voorwerp:
* een telefoon, merk Samsung, roze, goednummer PLO900-2020413572—2754893
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
* alle in beslag genomen verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door G. Schnitzler, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R.V.S. Adriaanse en R.S. Wijkstra, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2020 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, althans in
Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 63 bolletjes
cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans aanwezig heeft gehad;
(Artikel art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 maart 2021, nummer PL0900-2020169619, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 175. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2021.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 17.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 18.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 24 in combinatie met een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 41 (31 bolletjes in plaats van 32).
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2020, p. 26.
7.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 23 december 2020, p. 37.
8.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 februari 2021, p. 41.
9.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 28 januari 2021, p. 45.
10.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 8 januari 2021, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, ongenummerd.
11.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 27 januari 2021, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, ongenummerd.