ECLI:NL:RBMNE:2021:1508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
16.323446.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne en de gevolgen voor de volksgezondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van 21 bolletjes cocaïne, met een totaalgewicht van ongeveer 270 gram. De verdachte, geboren in 1999 in Frans-Guyana, werd op 20 december 2020 in Abcoude aangehouden tijdens een verkeerscontrole. De rechtbank heeft vastgesteld dat de invoer en het bezit van verdovende middelen, zoals cocaïne, een ernstig gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt en dat er krachtig tegen de invoer van harddrugs moet worden opgetreden.

Tijdens de zitting op 1 april 2021 heeft de verdachte verklaard dat zij de bolletjes cocaïne had ingeslikt voordat zij naar Nederland vloog. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 8 maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zorg heeft voor drie kleine kinderen en in een moeilijke financiële situatie verkeert.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, aangezien de verdachte de fouillering en controle heeft toegestaan. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer en de telefoon van de verdachte teruggegeven, omdat deze niet in verband kon worden gebracht met het strafbare feit. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge aanpak van drugshandel en de bescherming van de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.323446.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Frans-Guyana),
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis, te Nieuwersluis, gemeente Stichtse Vecht.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2021. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. W.B. Gaasbeek, en van hetgeen verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op of omstreeks 20 december 2020 te Abcoude opzettelijk 21 bolletjes cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Er moet kritisch gekeken worden naar de wijze waarop de verkeerscontrole is geschied en de daaropvolgende fouillering van verdachte. Verdachte was de Nederlandse taal onvoldoende machtig om te begrijpen wat er op dat moment gebeurde en om toestemming te geven voor de fouillering.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Verklaring verdachte ter zitting
Het klopt dat ik in totaal 21 bolletjes cocaïne bij me had, waarvan ik er 15 had ingeslikt. Deze had ik geslikt voordat we gingen vliegen. We zijn van Frans Guyana naar Parijs gevlogen en gingen vervolgens met de auto richting Amsterdam [2]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 20 december 2020 waren wij, verbalisanten, belast met de algemene surveillance op en rond autosnelweg A2 toen wij een melding kregen over een voertuig voorzien van een Franse kenteken. Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht op de carpoolplaats Abcoude zag ik, verbalisant, dat er vier personen in het voertuig zaten. [3] De vrouwelijke passagier bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [1999] .
Hierop heb ik een veiligheidsfouillering uitgevoerd bij [verdachte] . Daarbij zag ik dat er een grote bobbel in haar broek zat, ter hoogte van haar bil. Ik heb haar gevraagd wat er in
haar broek zat. [4] Ik zag dat dat zij mij een papieren zak overhandigde. Toen ik de papierenzak opende zag ik daarin een plasticzak met daarin een aantal zwarte ingepakte bolletjes. Bij de insluiting van verdachte heb ik haar gevraagd of zij drugs in haar lichaam had. Verdachte verklaarde dat zij nog ongeveer 13 bolletjes in haar lichaam had zitten en dat zij deze gister ingeslikt had. [5]
Proces-verbaal van bevindingen
Op 21 december 2020 omstreeks 23.00 uur, heeft een arts de verdachte [verdachte] , nagekeken en geconstateerd dat de verdachte voor onderzoek overgebracht moest worden naar een ziekenhuis. De arts gaf aan 4 bolletjes gevonden te hebben in de ontlasting van de verdachte.
De 4 bolletjes met vermoedelijk harddrugs als inhoud zijn inbeslaggenomen. Hiervan is
afzonderlijk een kennisgeving van inbeslagname opgemaakt onder registratienummer:
PL0900-2020413572-38 . [6]
Proces-verbaal van bevindingen
Wij, verbalisanten, kregen door het verpleegkundig personeel van het St Antonius ziekenhuis te Nieuwegein een zak overhandigd. In deze zak zaten 11 zwarte bolletjes met daarin vermoedelijk drugs. Deze bolletjes waren volgens het verpleegkundig personeel en de behandelend geneesheer afkomstig uit het lichaam van verdachte [verdachte]
Goednummer: PLO900-2020413572-2755234 [7] .
Kennisgeving van inbeslagnemingbeslagene: [verdachte]
bijzonderheden: 6 bolletjes
goednummer: PL0900-2020413572-2754001 [8] .
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- 6 bolletjes met een witte brok in donkerkleurig plastic geseald in plastic zak, netto hoeveelheid: 152,7 gram, komt uit: PL0900-2020413572-2754001
SIN : AANX1715NL Relatie met SIN: AANW6619NL
Indicatieve uitslag Ruybal test: positief op cocaïne. [9]
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:- goednummer: PL0900-2020413572-2755234, 11 bolletjes met wit poeder en brokjes in donkerkleurig plastic geseald, gewicht netto: 85,9 gram, relatie met SIN nummer: AANW6571NL. [10]
Kennisgeving van inbeslagneming
Registratienummer : PL0900-2020413572-38
beslagene: [verdachte]
bijzonderheden: 4 stuks bolletjes
goednummer: PL0900-2020413572-2754569 [11] .
Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- goednummer: PL0900-2020413572-2754569, 4 bolletjes met wit poeder en brokjes, gewicht netto: 32,05 gram, relatie met SIN nummer: AANW6569NL. [12]
NFI-rapporten
AANW6569NL brokjes wit uit 32,05 gram: bevat cocaïne. [13]
AANW6571NL brokjes wit uit 85,9 gram: bevat cocaïne. [14]
4.3.2.
Geen onrechtmatig verkregen bewijs
Uit het dossier volgt dat de verbalisanten een melding kregen dat een voertuig door de ANPR-camera was waargenomen. Het voertuig betrof een personenauto van het merk Fiat type Doblo voorzien van het Franse kenteken: [kenteken] . Het betrokken voertuig betrof vermoedelijk een ongeregistreerd Frans gekentekend voertuig en uit de systemen bleek dat het voertuig met enige regelmaat Nederland in en uit rijdt, met slechts enkele uren daartussen. Hierop besloten zij het voertuig te gaan controleren. Zij hebben de bestuurder vervolgens gevraagd om een geldig rijbewijs en de kentekenpapieren (zie procesdossier pagina 14). Daarna hebben zij de bestuurder gevraagd of zij in het voertuig mochten kijken, waarvoor zij toestemming hebben gekregen van de bestuurder. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee een rechtmatige controle uitgevoerd op grond van de Wegenverkeerswet.
Na het aantreffen van een zakmes op de achterbank naast verdachte, is een verbalisant met (impliciete) toestemming van verdachte overgegaan tot fouillering van haar. De verbalisant vroeg aan verdachte of ze haar mocht fouilleren, waarna ze haar armen spreidde. Deze verbalisant zag daarbij een grote bobbel in haar broek, aan verdachte is toen verzocht om dat uit haar broek te halen. Dat deed verdachte uiteindelijk en het bleek te gaan om een aantal bolletjes in een plastic zak. Ook hier zijn geen voorschriften geschonden. Op vragen van de verbalisanten heeft verdachte in het Nederlands kunnen antwoorden en toonde zij aan de Nederlandse taal te begrijpen, door bij de vraag of zij haar mochten fouilleren, haar armen te spreiden. De verbalisant hoorde haar zeggen: ‘Ja, ik spreek Nederland’, en de verdere communicatie met haar is probleemloos in het Nederlands gevoerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de toepassing van de controlebevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet rechtmatig was en dat verdachte zonder problemen heeft begrepen wat haar in het Nederlands werd gevraagd, zodat van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering geen sprake is.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 20 december 2020 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 21 bolletjes cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen straf zich dient te beperken tot de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat indien er toch een hogere straf wordt opgelegd, er een groot deel van deze straf voorwaardelijk moet worden opgelegd. De raadsman heeft gewezen op de erbarmelijke financiële situatie van verdachte, dat verdachte de zorg heeft over drie kleine kinderen en dat het enkel afstraffen van verdachte niets oplost.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van bolletjes cocaïne, totaal ongeveer 270 gram. De invoer en het bezit van verdovende middelen, zoals cocaïne, levert een ernstig gevaar op voor de volksgezondheid. Tegen de invoer van harddrugs dient dan ook krachtig te worden opgetreden.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2021 uit Frankrijk en de toelichting van verdachte daarop, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het smokkelen van cocaïne.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit is een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten nemen voor de in-en uitvoer van harddrugs met een hoeveelheid van 200 tot 500 gram een gevangenisstraf van 3 tot 6 maanden als uitgangspunt.
Gezien er sprake is van recidive bij verdachte, bestaat er aanleiding om een hogere straf op te leggen dan genoemd in dit oriëntatiepunt. Echter, ter terechtzitting is ook gebleken dat er sprake is van een uiterst moeilijke financiële en persoonlijke situatie bij verdachte. Daarmee wordt in strafmatigende zin rekening gehouden. Desondanks had verdachte beter moeten weten aangezien ze reeds is veroordeeld voor een soortgelijk feit in Frankrijk.
De rechtbank is – alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer. De telefoon stond niet op de beslaglijst, maar indien deze nog in het bezit is van het Openbaar Ministerie heeft de officier van justitie aangegeven dat deze terug mag naar verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de teruggave van de telefoon verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen verdovende middelen onttrekken aan het verkeer, nu hiermee het strafbare feit is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. De telefoon zal worden teruggegeven aan verdachte nu niet is gebleken van enige relatie met het strafbare feit.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de
teruggaveaan verdachte van het volgende voorwerp:
* een telefoon, merk iPhone, zwart, goednummer PL0900-2020413572-2754795;
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
* Alle in beslag genomen verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door G. Schnitzler, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. R.V.S. Adriaanse en R.S. Wijkstra, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 december 2020 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, althans in
Nederland, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 21 bolletjes
cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans aanwezig heeft gehad;
(Artikel art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 maart 2021, nummer PL0900-2020169619, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 175. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 april 2021.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 17.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 18.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 19.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020, p. 23.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 december 2020, p. 27.
8.Een kennisgeving van inbeslagneming van 21 december 2020, p. 153.
9.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 23 december 2020, p. 37.
10.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 februari 2021, p. 40-41.
11.Een kennisgeving van inbeslagneming van 21 december 2020, p. 151.
12.Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 28 januari 2021, p. 44.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 8 januari 2021, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, ongenummerd.
14.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 2 maart 2021, opgemaakt door ing. F. Wallace, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, ongenummerd.