In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. H.B.M. Steeman. De zaak betreft een geschil tussen verzoekster en de Belastingdienst/Toeslagen, die als verweerder optreedt. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, genomen op 18 januari 2020. Na herziening van dit besluit door de verweerder op 13 januari 2021, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op €534,-, gebaseerd op het indienen van het beroepschrift, en heeft bepaald dat verweerder dit bedrag aan verzoekster moet betalen. Daarnaast is verweerder ook verplicht het griffierecht aan verzoekster te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De beslissing is genomen in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. De rechter was verhinderd de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.