ECLI:NL:RBMNE:2021:150

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
7778585
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering verhuurder tot oplegging gedragsaanwijzing aan huurders wegens overlast en schadevergoeding voor schietincident

In deze zaak vorderde de Stichting Woongoed Zeist, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jeths, van de gedaagden, een verbod om hun meerderjarige zoon [B] toe te laten tot hun woning, alsook een schadevergoeding voor de vernieling van een glasplaat veroorzaakt door [B] tijdens een schietincident. De kantonrechter heeft op 20 januari 2021 uitspraak gedaan. De vorderingen van Woongoed Zeist werden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat er een verband bestond tussen het gedrag van [B] en het gebruik van de woning door de gedaagden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen als huurder, aangezien het schietincident op een andere verdieping van het flatgebouw had plaatsgevonden en niet in of vanuit de woning van de gedaagden. De kantonrechter concludeerde dat er geen rechtsgrond was voor de gevorderde gedragsaanwijzing en dat de gedaagden niet aansprakelijk waren voor de schade veroorzaakt door [B]. Woongoed Zeist werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 480,- werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7778585 UC EXPL 19-5369 SV/40160
Vonnis van 20 januari 2021
in de zaak van
de stichting
Stichting Woongoed Zeist,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen: Woongoed Zeist,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats]

2.[gedaagde sub 2] ,

wonend in [woonplaats] ,
beiden afzonderlijk en gezamenlijk verder ook te noemen: [gedaagden] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H.K. Jap-A-Joe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 5 producties
  • het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 1] op de rolzitting van 22 mei 2019
  • de conclusie van antwoord met 2 producties
  • het tussenvonnis waarbij een comparitie is bepaald op 18 september 2019
  • het verzoek om aanhouding van Woongoed Zeist met 1 productie
  • de beslissing van de kantonrechter dat de comparitie op verzoek van Woongoed Zeist niet doorgaat en dat de procedure wordt aangehouden, in afwachting van de strafzaak tegen de zoon van [gedaagden]
  • de akte uitlaten van Woongoed Zeist
  • de brief van [gedaagde sub 1] van 28 juli 2020 dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt
  • akte wijziging houdende vermeerdering van eis van Woongoed Zeist met productie 7
  • de mondelinge behandeling op 10 december 2020.
1.2.
Woongoed Zeist is tijdens de zitting vertegenwoordigd door [A ] en haar gemachtigde. [gedaagde sub 1] is verschenen met een tolk, A. Akachar, bijgestaan door zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken. Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
Tussen de rechtsvoorgangster van Woongoed Zeist, Woningbouwvereniging Kombinatie ’86, en [gedaagden] geldt sinds 16 juni 1993 een huurovereenkomst, waarbij [gedaagden] de flatwoning [adres] in [woonplaats] (de woning), in huur heeft gekregen. Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van Kombinatie ’86 van toepassing.
2.2.
De woning is gelegen op de 11e verdieping van het flatgebouw. Gedaagden hebben samen meerdere kinderen, onder wie [B] , die is geboren op [1994] (hierna: [B] ). [B] is vaak met justitie in aanraking gekomen.
2.3.
Op oudejaarsdag 31 december 2018 heeft [B] op de vijfde verdieping van het flatgebouw met een automatisch vuurwapen twee schoten gelost, waarvan vrienden filmopnamen hebben gemaakt die op sociale media zijn geplaatst. Daarbij is een glasplaat of ruit kapot gegaan. [B] is dezelfde dag aangehouden door de politie en daarna in voorlopige hechtenis gesteld.
2.4.
Op 21 februari 2019 heeft over [B] een gesprek plaatsgevonden tussen een medewerkster van Woongoed Zeist, de advocaat van Woongoed Zeist, de wijkagent en de heer [gedaagden] , vergezeld door zijn zoon, niet [B] , en dochter. In het gesprek is geprobeerd een onderlinge gedragsaanwijzing voor [gedaagden] overeen te komen, die inhoudt dat [gedaagden] [B] niet meer tot de woning zal toelaten en de politie zal alarmeren indien [B] zich in een straal van 500 meter van de woning bevindt. Onderdeel van deze aanwijzing was verder onder meer dat [gedaagden] zou erkennen jegens Woongoed Zeist als huurder tekort te schieten. Woongoed Zeist heeft een schriftelijke gedragsaanwijzing aan de advocaat van [gedaagden] gestuurd ter ondertekening, die niet retour is gezonden.
2.5.
Op 23 april 2019 heeft de wijkagent op verzoek van de gemachtigde van Woongoed Zeist een rapport opgesteld, waarin wordt vermeld dat [B] vanaf 2011 42 antecedenten heeft opgebouwd, waaronder het mishandelen, beledigen en bedreigen van politieambtenaren, het inbreken in een woning en in een kelderbox en het plegen van diefstal, allemaal gepleegd op de [straat] in [woonplaats] . In het rapport wordt verder vermeld dat op 3 oktober 2018 vanwege de overlast door [B] een waarschuwingsgesprek tussen de woningbouwvereniging en de wijkagent met de heer [gedaagden] heeft plaatsgevonden. De wijkagent adviseert tot slot huisvesting en verblijf van [B] in zijn ouderlijke woning na zijn detentie te voorkomen.
2.6.
Woongoed Zeist heeft [gedaagde sub 1] op 29 juli 2019 een factuur gestuurd voor de kosten van herstel van de glasplaat die bij het schietincident is vernield, voor € 1.160,61 inclusief BTW. Op 16 september 2019 heeft [gedaagden] hierover een betalingsregeling afgesproken, die hij op 17 september 2019 heeft geannuleerd.
2.7.
Tijdens deze procedure is [B] bij vonnis van 15 juni 2020 van de politierechter in deze rechtbank voor het schietincident onder meer veroordeeld tot oplegging van één jaar ISD (Inrichting Stelselmatige Daders)-maatregel. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
Woongoed Zeist vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] te verbieden [B] toe te laten tot de woning aan de [adres] in [woonplaats] , waarbij [gedaagden] er alles aan zal doen om [B] buiten de woning te houden;
[gedaagden] te veroordelen om er zorg voor te dragen dat [B] zich niet in en om de woning, portieken, trappenhuizen, bergingen rondom de woning van de [adres] in [woonplaats] ophoudt en of rondhangt en in een voorkomend geval, al dan niet met behulp van de politie, [B] uit de woning en woonomgeving te verwijderen in verband met huisvrede/lokaalvredebreuk. Indien [B] zich onverhoopt, na sommaties van [gedaagden] om te vertrekken, zich toch in en om de [adres] , portieken, trappenhuizen, bergingen rondom de woning van de [adres] ophoudt en ondanks sommaties van [gedaagden] niet aanstonds vertrekt, zal [gedaagden] via de rechtbank een civielrechtelijk gebiedsverbod eisen tegen [B] , met de strekking dat [B] zich niet binnen een straal van 500 meter rond de woning aan de [adres] kan/mag begeven op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer dat [B] zich niet aan dit verbod houdt, en voor zover nodig wordt gijzeling gevorderd;
[gedaagden] te gebieden in verband met de gedragsaanwijzingen, zoals genoemd onder a, alle aanwijzingen van verhuurder en door verhuurder aan te wijzen personen, waaronder, doch niet uitsluitend begrepen, de wijkbeheerder, onverwijld, welwillend en volledig op te volgen;
indien [gedaagden] niet of slechts deels gevolg geeft aan de veroordelingen onder a, b, c, [gedaagden] dwangsommen zal verbeuren van € 500,- per keer dat zij in gebreke blijft aan de veroordelingen te voldoen;
veroordeling van [gedaagden] in de nakosten en de proceskosten.
3.2.
Woongoed Zeist heeft haar eis zodanig vermeerderd dat [gedaagden] zal worden veroordeeld tot betaling van € 1.160,81, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.3.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt Woongoed Zeist dat [gedaagden] jegens Woongoed Zeist toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting op grond van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zich als goed huurder te gedragen, doordat de meerderjarige zoon van [gedaagden] , [B] , bij [gedaagden] woont en in en om de woning voortdurend ernstige overlast veroorzaakt. Woongoed Zeist stelt ook dat op 21 februari 2019 een onderlinge gedragsaanwijzing met [gedaagden] is overeengekomen, waarvan zij de nakoming vordert. Woongoed Zeist stelt dat [gedaagden] aansprakelijk is voor de schade die [B] heeft veroorzaakt met het schietincident in de flat aan de [straat] omdat hij toen bij hen woonde.
3.4.
[gedaagden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van Woongoed Zeist in de proceskosten en de nakosten.
3.5.
[gedaagden] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. [B] stond wel op het adres van [gedaagden] ingeschreven, maar hij woont al langere tijd niet meer op dit adres. Sinds zijn detentie is hij uitgeschreven. [gedaagden] betwist dat een gedragsaanwijzing is overeengekomen. [gedaagden] stelt dat hij niet aansprakelijk is voor de gedragingen van zijn zoon. Een verband tussen de gedragingen van [B] en het gehuurde ontbreekt. Verder is de vordering te onbepaald. Tijdens de zitting heeft [gedaagden] gesteld dat hij vanwege het late tijdstip waarop de wijziging van eis is ingediend, hierop niet meer goed kan reageren.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Gedragsaanwijzing overeengekomen?

4.1.
Woongoed Zeist stelt zich allereerst op het standpunt dat zij met [gedaagden] in het gesprek van 21 februari 2019 een gedragsaanwijzing is overeengekomen, om – kort gezegd – [B] niet meer toe te laten tot de woning. Omdat [gedaagden] daarna niet meer bereid is gebleken de gedragsaanwijzing te ondertekenen, vordert Woongoed Zeist nakoming van de mondeling overeengekomen gedragsaanwijzing, dan wel deze op te leggen. [gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat hij in het gesprek op 21 februari 2019 heeft ingestemd met de voorgestelde gedragsaanwijzing. Zijn gemachtigde heeft hierover in een email van 13 maart 2019 ook aan Woongoed Zeist bericht dat [gedaagden] geen omgevingsverbod van zijn zoon op zich heeft genomen. Tijdens de zitting is door mevrouw [A ] van Woongoed Zeist desgevraagd hierover gemeld dat de zoon en dochter van [gedaagden] in het gesprek op 21 februari 2019, waarbij [A ] aanwezig was, hebben gezegd dat ze de gedragsaanwijzing nog met hun advocaat willen bespreken en niet akkoord waren gegaan met de inhoud van het voorstel van Woongoed Zeist. De kantonrechter is van oordeel dat uit de verklaringen van partijen over de inhoud van het gesprek op 21 februari 2019 volgt dat geen mondelinge overeenkomst over een gedragsaanwijzing tot stand is gekomen. Dit betekent dat er geen rechtsgrond is voor de gevorderde nakoming van een gedragsaanwijzing.
Schending verplichting tot goed huurderschap?
4.2.
Woongoed Zeist stelt dat [gedaagden] tekort is geschoten in zijn verplichting op grond van de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden om zich als goed huurder te gedragen (artikelen 7:213 en 7:219 Burgerlijk Wetboek (BW)), gelet op het gedrag van zijn zoon. [B] woont bij [gedaagden] en veroorzaakt als ‘leider’ van een aantal hangjongeren in en rond de woning, althans op de [straat] , overlast. [B] wordt verdacht van inbraken in bergingen en brievenbussen in en rond de [straat] en het stelen/openbreken van scooters. [B] bedreigt en intimideert omwonenden. Dit overlast veroorzakende gedrag in combinatie met het schietincident op 31 december 2018 is voor Woongoed Zeist volstrekt onaanvaardbaar (huurders)gedrag waartegen hard moet worden opgetreden. Het lijkt er volgens Woongoed Zeist op dat [gedaagden] de ernst van de situatie niet inziet. Uit het rapport van de wijkagent van 23 april 2019 komt naar voren dat [B] sinds 8 mei 2014 betrokken is geweest bij 241 incidenten, waarvan een aantal plaatsvond in of nabij de woning. Woongoed Zeist acht het niet ondenkbaar dat [B] na zijn vrijlating weer naar de woning van [gedaagden] zal terugkeren. De toezegging van [gedaagden] dat hij [B] niet zal toelaten, is te mager en biedt geen garanties.
4.3.
[gedaagden] betwist dat de door Woongoed Zeist genoemde gedragingen van zijn zoon vanuit de woning hebben plaatsgevonden. [B] stond wel ingeschreven op het adres van [gedaagden] , maar woonde er niet meer. Inmiddels is [B] op zijn adres uitgeschreven in de gemeentelijke administratie. [B] is meerderjarig en [gedaagden] heeft niets te zeggen over zijn gedrag. Het schietincident op oudejaarsdag 2018 vond plaats op een andere verdieping van de flat, namelijk de vijfde. [gedaagden] betwist dat de incidenten met [B] die in het rapport van de wijkagent worden gerelateerd aan zijn woonadres, hebben plaatsgevonden in of vanuit de woning. De incidenten, behalve de melding van belediging en slaan van een agent op 2 mei 2015, vonden op straat plaats. De genoemde voorvallen met [B] die in het rapport van de wijkagent worden genoemd vormen ook geen continue periode, er is langere tijd een onderbreking geweest met een periode zonder voorvallen (na 22 januari 2016 tot 28 mei 2018). Tijdens de zitting heeft [gedaagden] toegelicht dat [B] nog (tot in april 2021) in detentie is en dat [gedaagden] een nieuw slot in de woning heeft gezet, waarvan [B] geen sleutel heeft.
4.4.
Beoordeeld moet worden of [gedaagden] is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, door zich niet als goed huurder in de zin van artikel 7:213 BW te gedragen. De kantonrechter stelt voorop dat de huurder op grond van artikel 7:219 BW ook aansprakelijk is voor de gedragingen van inwonenden en van derden die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden maar dat daarbij beslissend is of de huurder zich, in het licht van die gedragingen, zelf al dan niet als een goed huurder heeft gedragen. Bij de beantwoording van de vraag of hiervan sprake is, dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er voldoende verband bestaat tussen die gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Daarvan is in elk geval sprake indien de huurder van de gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen (HR 22 juni 2007, ECLI:NL HR:2007:AZ8743). Daarbij geldt dat het aan de verhuurder is om feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen waaruit volgt dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat het schietincident met [B] op oudejaarsdag 2018 niet in of vanuit de woning zelf, maar op de galerij/in de hal op een andere verdieping in de flat heeft plaatsgevonden. Woongoed Zeist heeft niet gesteld, en het is ook niet gebleken, dat [gedaagden] [B] voorafgaand aan het schietincident toegang had gegeven tot de woning of tot de flat, dan wel dat [B] vanuit de woning van [gedaagden] het schietincident heeft voorbereid en uitgevoerd. [gedaagden] heeft tijdens de zitting toegelicht dat [B] een sleutel van de woning had, maar dat hij meestal bij zijn vriendin verbleef. [B] logeerde af en toe bij [gedaagden] , maar niet op de dag van het schietincident. De kantonrechter is van oordeel dat uit het bezit van de sleutel van de woning wel blijkt dat [B] in de woning kon verblijven met goedvinden van [gedaagden] , maar niet dat [gedaagden] op de hoogte was van [B] plan om vanaf de flat met een vuurwapen te schieten, laat staan dat [gedaagden] dergelijk gedrag zou goedvinden.
4.6.
De door Woongoed Zeist gestelde eerdere misdragingen van [B] , in de periode vanaf 8 mei 2014, hebben volgens het rapport van de wijkagent deels plaatsgevonden in en rond de woning. [gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat deze misdragingen van [B] in de woning hebben plaatsgevonden, met uitzondering van het voorval op 2 mei 2015, waarbij [B] een agent heeft geslagen. De meest recente voorvallen tot het schietincident op oudejaarsdag 2018 hebben plaatsgevonden tussen 12 april 2018 tot en met 4 september 2018. Uit de beschrijving van de wijkagent van deze voorvallen blijkt dat het gaat over vijf meldingen, namelijk een melding van een buurtbewoner met het vermoeden dat [B] zijn voordeur wil intrappen, een steekpartij op de [straat] waarbij [B] op dat moment aanwezig was, een buurtbewoner die zich niet meer veilig voelt door [B] , de vernieling van een brievenbus van een buurtbewoner en het dreigend uitlaten tegen een medewerker van Woongoed Zeist. De kantonrechter constateert dat dit, indien zij vast staan, ernstige incidenten met [B] zijn. Uit de beschrijving in het rapport van deze meldingen blijkt echter niet dat [B] zich bij deze incidenten steeds in of vanuit de woning heeft misdragen. Het is niet duidelijk of [B] op het moment van deze incidenten - met goedvinden van [gedaagden] - in het gehuurde verbleef. [gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat hij diverse malen gesprekken heeft gehad met Woongoed Zeist over het gedrag van [B] , zoals Woongoed Zeist heeft gesteld. Woongoed Zeist heeft met het rapport van de wijkagent wel onderbouwd dat zij op 3 oktober 2018, samen met de wijkagent, met [gedaagden] een waarschuwingsgesprek heeft gevoerd over het gedrag van [B] . Nu het schietincident op 31 december 2018 niet vanuit de woning zelf, maar op een andere verdieping heeft plaatsgevonden en niet is gesteld dat [B] toen in de woning verbleef, is echter niet aangetoond dat [gedaagden] het schietincident heeft gefaciliteerd en dat er een verband is tussen het gebruik van het gehuurde en het schietincident door [B] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat Woongoed Zeist onvoldoende heeft onderbouwd dat er voldoende verband is tussen het gebruik van het gehuurde en de genoemde misdragingen van [B] of dat [gedaagden] op een andere wijze daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
4.7.
Vanwege het ontbreken van voldoende oorzakelijk verband tussen de gedragingen van [B] en het gebruik van het gehuurde, is onvoldoende onderbouwd dat [gedaagden] is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door zich niet als een goed huurder te gedragen. De gevorderde oplegging van een gedragsaanwijzing wordt daarom niet toegewezen.
4.8.
De kantonrechter merkt hierbij wel op dat [gedaagden] tijdens de zitting heeft toegezegd dat hij [B] na zijn vrijlating uit detentie niet meer een sleutel van de woning zal geven. Ook heeft [gedaagden] tijdens de zitting toegezegd dat hij [B] geen toestemming zal geven zich weer in te schrijven op zijn woonadres. Gelet op deze toezeggingen van [gedaagden] , ervan uitgaand dat [gedaagden] deze gestand zal doen, en de omstandigheid dat de gestelde gedragingen van [B] in en rond de woning inmiddels meer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden, oordeelt de kantonrechter dat ook deze feiten en omstandigheden op zichzelf zouden moeten leiden tot een afwijzing van de vordering.
Aansprakelijkheid schade
4.9.
Het staat vast dat [B] bij het schietincident een glasplaat in de flat heeft vernield. Woongoed Zeist stelt dat [gedaagden] aansprakelijk is voor deze schade op grond van artikel 7:219 BW. De kantonrechter overweegt hierover in het licht van wat hij hiervoor al heeft overwogen het volgende. [B] was op het moment van het schietincident meerderjarig en formeel woonachtig bij zijn ouders en had een sleutel van de woning waardoor hij toegang had tot het gehuurde en de flat. Tijdens de zitting heeft [gedaagden] verteld dat [B] twee dagen voor het schietincident voor het laatst bij hem thuis heeft geslapen en dat hij hem daarna niet meer heeft gezien. Woongoed Zeist heeft niet gesteld en ook niet onderbouwd dat [B] op het moment van het schietincident met goedvinden van [gedaagden] in het gehuurde was of vandaaruit heeft geacteerd. Een voldoende oorzakelijk verband tussen het gebruik van het gehuurde en de door [B] vernielde glasplaat ontbreekt daarom. De gevorderde veroordeling tot betaling van schadevergoeding voor herstel van de glasplaat wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.10.
Woongoed Zeist zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 480,00 (2 punten x tarief € 240,00) aan salaris gemachtigde .
Nakosten
4.11.
Een veroordeling in de nakosten is niet nodig, omdat dat al in de wet geregeld is. De kantonrechter zal wel alvast het salaris van de gemachtigde begroten op de wijze die in kantonzaken gebruikelijk is.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Woongoed Zeist tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 480,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
begroot voor de kosten die na dit vonnis nog kunnen ontstaan het salaris van de gemachtigde op € 120,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. A. Wilken, kantonrechter, op 20 januari 2021.