ECLI:NL:RBMNE:2021:1489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
16/226751-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en TBS met dwangverpleging na steekincident in TBS-kliniek

Op 14 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 september 2020 een medewerker van een TBS-kliniek in [vestigingsplaats] heeft aangevallen. De verdachte heeft het slachtoffer, [slachtoffer 1], meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de poging tot doodslag niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege zijn psychische stoornissen, waaronder een autismespectrumstoornis en een waanstoornis. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van rechtsvervolging en hem opnieuw TBS met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van 6.000 euro, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, maar dat de veiligheid van anderen een behandeling in een TBS-kliniek noodzakelijk maakt. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om TBS met dwangverpleging op te leggen, gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/226751-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de
Penitentiaire Inrichting Haaglanden te Den Haag.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 december 2020, 19 februari 2021 en 31 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door haar raadsvrouw mr. P.W.M. Soekhai, advocaat te Den Haag, en de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 7 september 2020 in [vestigingsplaats] een medewerker van TBS kliniek [kliniek] (genaamd [slachtoffer 1] , althans [slachtoffer 1] ) meermalen met kracht met een mes heeft gestoken in de rechter slaap, althans in het hoofd en/of nek en/of longstreek, althans rug en/of schouder
hetgeen ten laste is gelegd als:
primair: poging tot moord;
subsidiair: poging tot doodslag;
meer subsidiair: zware mishandeling;
meest subsidiair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2op 7 september 2020 in [vestigingsplaats] een medewerker van TBS kliniek [kliniek] (genaamd [slachtoffer 2] , althans [slachtoffer 2] ) een mes (met kracht) tegen de hals althans in de nek heeft gezet en/of gehouden en/of gedrukt
hetgeen ten laste is gelegd als:
primair: poging tot zware mishandeling;
subsidiair: mishandeling;
meer subsidiair: bedreiging met de dood, althans met zware mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord. Hij acht de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vooraf
De in de feiten 1 en 2 genoemde personen (slachtoffers) zijn medewerkers van TBS kliniek [kliniek] in [vestigingsplaats] . In de onderhavige strafrechtelijke procedure worden deze personen aangeduid met (alleen) hun voornamen. De in feit 1 bedoelde persoon [slachtoffer 1] wordt ook [slachtoffer 1] genoemd. De in feit 2 bedoelde persoon [slachtoffer 2] wordt ook [slachtoffer 2] genoemd. In dit vonnis worden zij aangeduid met de namen [slachtoffer 1] of [slachtoffer 1] , respectievelijk [slachtoffer 2] of [slachtoffer 2] .
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Getuige [slachtoffer 2] is op de avond van 7 september 2020 met zijn collega [slachtoffer 1] op de afdeling [afdeling] van de TBS kliniek [kliniek] aanwezig. [2] Ineens hoort hij [slachtoffer 1] schreeuwen. Hij ziet [verdachte ] (de rechtbank begrijpt: verdachte) de personeelskamer in rennen en rent dan ook zelf naar deze kamer. [slachtoffer 2] verklaart: “
Toen ik de personeelskamer in rende zag ik dat [verdachte ] een mes in zijn rechter hand had en ik zag dat hij op [slachtoffer 1] in stak met het mes. Ik zag dat hij met het mes bovenhands, van boven naar beneden, stak op [slachtoffer 1] . Hij hief het mes hierbij boven zijn eigen hoofd en zag dat het hij het mes met kracht en snelheid naar beneden in [slachtoffer 1] stak. Door de commotie heb ik niet exact onthouden hoe vaak hij de stekende beweging maakte maar ik zag hem minstens vier (4) of vijf (5) keer steken. Ik zag dat hij [slachtoffer 1] in ieder geval in haar schouder en in haar nekstreek heeft geraakt met het mes.” [3]
De [kliniek] is gevestigd te [vestigingsplaats] . [4]
[slachtoffer 1] verklaart naar aanleiding van hetgeen haar op de avond van 7 september 2020 in de [kliniek] is overkomen: “
Het enige wat ik van dat moment weet is dat ik van achteren vastgepakt werd. En dat [verdachte ] een mes had gepakt en op mij aan het inhakken was. [5]
[slachtoffer 1] is elf keer gestoken. Zij had steekverwondingen in haar gezicht, achterhoofd, rug, borstkas, nek en schouders. Er was sprake van een minimale klaplong links en van letsel aan de aangezichtszenuw en wangkauwspier rechts. [6]
Verdachte verklaart op vragen over het incident op 7 september 2020 dat hij achter [slachtoffer 1] aan is gegaan en in het kantoor een mes heeft gepakt en [slachtoffer 1] daarmee een paar keer heeft gestoken. [7] Volgens verdachte heeft hij vier keer gestoken; in haar arm en nadat [slachtoffer 1] zich wegdraaide in haar rug of schouder. [8]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak poging tot moord
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot de voorbedachten rade. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier niet dat verdachte heeft gehandeld met een vooropgezet plan om slachtoffer [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Poging tot doodslag
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gevolgd in het kantoor en nadat hij haar onverhoeds van achteren had vastgegrepen, heeft hij bovenhands en met kracht met een mes op het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer 1] ingestoken. Verdachte heeft haar daarbij onder meer gestoken in de rechter slaap, het achterhoofd, de nek, de longstreek en de rug.
Door het slachtoffer met kracht met een mes meerdere steken toe te brengen op deze kwetsbare plaatsen in het hoofd en het bovenlichaam, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden en is het opzet van verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Immers is het met kracht toebrengen van messteken op deze plaatsen van het lichaam levensbedreigend. In die zin kan opzet bewezen worden verklaard in de vorm van voorwaardelijk opzet.
Vrijspraak feit 2
Op grond van de tot het dossier behorende stukken en hetgeen bij de behandeling ter zitting is verklaard, staat vast dat [slachtoffer 2] zijn collega [slachtoffer 1] heeft ontzet nadat verdachte [slachtoffer 1] had aangevallen.
Direct na het incident heeft [slachtoffer 2] verklaard te hebben gevoeld dat verdachte het mes tegen zijn ( [slachtoffer 2] ) hals hield. Nadien heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij iets scherps langs zijn hals voelde, maar dat verdachte het mes niet op zijn hals had gezet en dat hij op geen enkel moment het gevoel heeft gehad dat verdachte hem iets zou aandoen. Hij heeft voorts verklaard dat verdachte hem niet heeft bedreigd en dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld. Ter zitting heeft [slachtoffer 2] verklaard niet te weten of verdachte de intentie heeft gehad om hem iets aan te doen of dat (slechts) sprake is geweest van een beweging waarbij het mes hem heeft geraakt.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 2] iets heeft aangedaan of heeft willen aandoen. Getuigen hebben – daarnaar gevraagd – verklaard niet te hebben gezien dat verdachte het mes tegen de hals van [slachtoffer 2] zou hebben gezet.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verschillende verklaringen van [slachtoffer 2] en het ontbreken van ander (steun)bewijs, onduidelijk is wat heeft plaatsgevonden en dat (om die reden) niet kan worden vastgesteld dat sprake is van enig strafbaar handelen van verdachte jegens [slachtoffer 2] .
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair:
op 7 september 2020 te [vestigingsplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 1] , althans [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen althans éénmaal met kracht met een mes in de rechter slaap althans het hoofd en de nek en de longstreek, althans de rug en de schouder heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 20 januari 2021, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
  • een Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 24 januari 2021, opgemaakt door R. Bout, GZ-psycholoog.
De deskundigen Sprock en Bout adviseren om verdachte het ten laste gelegde, indien bewezen, in het geheel niet toe te rekenen.
De officier van justitie heeft het advies van de deskundigen Sprock en Bout overgenomen en geconcludeerd om verdachte het door de officier van justitie bewezen geachte niet toe te rekenen.
De raadsman heeft eveneens het advies van voornoemde deskundigen overgenomen en bepleit om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het bewezen verklaarde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de toerekening aan verdachte van de onder 1 subsidiair bewezen verklaarde
poging tot doodslaghet volgende.
Uit de rapporten van de deskundigen Sprock en Bout volgt dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een waanstoornis (van het achtervolgingstype) en een stoornis in het gebruik van cannabis (thans in langdurige gedwongen remissie). Deze stoornissen waren, met uitzondering van het cannabisgebruik, aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden op dat moment verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
De deskundige Sprock stelt dat het meest waarschijnlijke is dat verdachte volledig gehandeld heeft vanuit zijn waanvorming ten aanzien van aangeefster (de rechtbank leest: [slachtoffer 1] ). Deze waanvorming lijkt geïnitieerd te zijn vanuit de autismeproblematiek van verdachte, namelijk de rigiditeit, het verkokerd denken, het moeilijk omgaan met onrecht, beperkte frustratietolerantie en gebrekkige copingvaardigheden in een periode dat zijn draagkracht ernstig werd overschreden. Wanneer verdachte vanuit zijn waanvorming een bepaalde overtuiging heeft, is hij niet meer in staat andere gedragsalternatieven te bedenken. Derhalve adviseert de deskundige Sprock het ten laste gelegde, indien bewezen, verdachte niet toe te rekenen.
De deskundige Bout beschrijft dat verdachte in de [kliniek] al snel in conflict kwam met zijn behandelaren en dat zijn vrijheid na een aantal incidenten steeds verder werd beperkt. Verdachte hield aangeefster [slachtoffer 1] hiervoor verantwoordelijk en zijn achterdocht naar haar nam toe. De psychische druk bouwde zich steeds verder op. Verdachte is vanuit zijn autismespectrumstoornis zeer beperkt in het op adequate wijze omgaan met spanningsopbouw en het herkennen en erkennen van negatieve gevoelens. De opgekropte boosheid is impulsief tot ontlading gekomen waarna verdachte aangeefster in het kantoor is gevolgd en haar heeft gestoken. Verdachtes realiteitstoetsing was in aanloop naar het ten laste gelegde dermate gestoord dat er gronden zijn om het ten laste gelegde, indien bewezen, verdachte niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van de deskundigen Sprock en Bout op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over. De rechtbank concludeert daarom dat ten tijde van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de stoornissen zoals in voornoemde rapporten beschreven, bij verdachte aanwezig waren en op dat moment zijn gedragskeuzes en gedragingen hebben beïnvloed. Dit betekent dat het bewezen verklaarde in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar wordt geacht. De rechtbank zal verdachte daarom ter zake het bewezen verklaarde ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, uitgaande van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte, geconcludeerd om aan verdachte geen straf op te leggen.
Aan verdachte is reeds een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS of TBS-maatregel) met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) opgelegd en deze maatregel is nog van kracht. De officier van justitie heeft gevorderd ter zake het thans door hem bewezen geachte te gelasten aan verdachte (opnieuw) een TBS met dwangverpleging op te leggen en te bepalen dat deze maatregel ongemaximeerd zal zijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte niet opnieuw een TBS met dwangverpleging op te leggen. Een zodanige maatregel is reeds aan verdachte opgelegd en een nieuwe veroordeling zal bij de behandeling in het kader van de thans lopende TBS kunnen worden betrokken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich tijdens zijn lopende TBS-maatregel schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op een medewerkster van de TBS-kliniek. Verdachte heeft deze medewerkster onverhoeds van achteren aangevallen en vervolgens meermalen met kracht met een mes in het hoofd en het bovenlichaam gestoken, waardoor het slachtoffer het leven had kunnen verliezen. Dat het slachtoffer niet dodelijk gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken. Aan het geweld kwam een eind toen een andere medewerker van de kliniek tussenbeide is gekomen en het slachtoffer heeft ontzet.
De aanval van verdachte is voor het slachtoffer een zeer angstige en traumatiserende ervaring geweest. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten kunnen nog lange tijd ernstige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dat het handelen van verdachte daadwerkelijk grote impact heeft (gehad) op het slachtoffer blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing houdt de rechtbank voor wat betreft de persoon van verdachte rekening met:
  • voornoemd Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 20 januari 2021, opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater;
  • voornoemd Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 24 januari 2021, opgemaakt door R. Bout, GZ-psycholoog;
  • een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 27 oktober 2020.
Uit de rapporten van de deskundigen Sprock en Bout volgt dat bij verdachte sprake is van stoornissen zoals hiervoor (in rubriek 7) is omschreven.
De deskundige Sprock concludeert dat sprake is van een hoog risico op recidive. De deskundige adviseert een langdurige forensische klinische behandeling in een hoog beveiligde kliniek op een individueel gerichte afdeling met expertise in ASS in combinatie met psychotische problematiek. Een zodanige behandeling dient plaats te vinden binnen het kader van een TBS met dwangverpleging, gezien de noodzaak van behandeling, de verwachte lange duur ervan, de complexiteit van de problematiek inclusief beperkt ziektebesef en ziekte-inzicht en het ingeschatte hoge risico op recidive.
De deskundige Bout schat de kans op gewelddadig gedrag in als hoog. Bij een toekomstige behandeling zal zicht gehouden moeten worden op de waanideeën die verdachte heeft; dit lijkt in de voorgaande behandeling in de [kliniek] onderbelicht te zijn gebleven. De reeds ingezette medicamenteuze behandeling dient te worden voortgezet. Psycho-educatie zal het inzicht in de stoornis bij verdachte kunnen vergroten en wanneer de realiteitstoetsing is verbeterd, zal ruimte kunnen ontstaan om verdachte te behandelen voor zijn autismespectrumstoornis. Tevens zal aandacht besteed moeten worden aan het gebruik en de negatieve invloed van softdrugs. De behandeling zal plaats moeten vinden in een sterk gestructureerde klinische setting met expertise op het gebied van zowel autismespectrum- als psychotische stoornissen. Geadviseerd wordt oplegging van een TBS met dwangverpleging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen Sprock en Bout tot behandeling van verdachte binnen het kader van een TBS met dwangverpleging op de daartoe in hun rapporten genoemde gronden over. De rechtbank is, gelet op de persoon van verdachte, het ingeschatte hoge recidivegevaar alsmede de aard en de ernst van het in dit vonnis bewezen verklaarde feit, voor welk feit verdachte niet toerekeningsvatbaar is te achten, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen (behandeling van verdachte in het kader van) de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk maakt. Verdere behandeling van verdachte is noodzakelijk alvorens de mogelijkheid bestaat dat hij (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en dient de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer in de samenleving niet zal plaatsvinden zolang bij verdachte sprake is van de stoornissen die mede aanleiding zijn geweest voor het handelen van verdachte.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of aan verdachte ter zake de thans bewezen verklaarde
poging tot doodslagopnieuw een TBS met dwangverpleging dient te worden opgelegd die de oude TBS-maatregel dan van rechtswege zal vervangen. Dit is door de officier van justitie gevorderd. Door de raadsman is bepleit (verdere) behandeling van verdachte plaats te laten vinden binnen het kader van de thans lopende TBS-maatregel. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aan verdachte is eerder een TBS met dwangverpleging opgelegd voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank stelt vast dat het thans bewezen verklaarde misdrijf
poging tot doodslagvan andere aard en - mede gelet op de gevolgen van dit misdrijf en de daarop gestelde wettelijke strafbedreiging - aanmerkelijk ernstiger is dan hetgeen waarvoor eerder aan verdachte een TBS met dwangverpleging is opgelegd.
Het risico op recidive van gewelddadig gedrag als thans bewezen is verklaard, is hoog. De rechtbank acht het van belang dat het onberekenbare en gevaarlijke gedrag dat verdachte in deze zaak heeft laten zien voorop staat in de verdere behandeling en bejegening van verdachte. Dit betekent dat de rechtbank het wenselijk acht dat de behandeling van verdachte (meer) afgestemd gaat worden op het thans bewezen verklaarde delict dan op de Wet wapens en munitie en dat dit delict bij de (verdere) behandeling van verdachte als indexdelict zal gelden.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank gelasten dat aan verdachte (opnieuw) een TBS-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd voor het misdrijf
poging tot doodslag, zijnde een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake de op de “
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” van 7 december 2020 vermelde voorwerpen het volgende gevorderd:
onttrekking aan het verkeer van het onder 1 vermelde voorwerp, te weten:
1. een mes (omschrijving: nummer G2691829);
teruggave aan de rechthebbende(n) van de onder 3, 4, 5 en 7 vermelde voorwerpen, te weten:
3 een broek (omschrijving: nummer G2694754);
4 een schoen (omschrijving: nummer G2694753);
5 een vest (omschrijving: nummer G2694755);
7 vier kledingstukken: T-shirt, sokken, onderbroek, horloge (omschrijving: nummer G2694756);
teruggave aan verdachte van de onder 2 en 6 vermelde voorwerpen, te weten:
2 twee stukken papier (omschrijving: nummer G2692624);
6 twee schoenen (omschrijving: nummer G2691830).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ingestemd met hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd, met dien verstande dat is verzocht het aan verdachte toebehorende horloge aan verdachte terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank beslist met betrekking tot de op de “
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” van 7 december 2020 onder 1 tot en met 7 vermelde voorwerpen als volgt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het onder 1 vermelde voorwerp:
1. een mes (omschrijving: nummer G2691829);
verbeurd verklaren, aangezien het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
Teruggave aan de rechthebbende(n)
De rechtbank zal teruggave gelasten van de onder 3, 4, 5 en 7 vermelde voorwerpen, te weten:
3 een broek (omschrijving: nummer G2694754);
4 een schoen (omschrijving: nummer G2694753);
5 een vest (omschrijving: nummer G2694755);
7
driekledingstukken: T-shirt, sokken, onderbroek (omschrijving: nummer G2694756);
aan degene(n) die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de onder 2, 6
en 7vermelde voorwerpen, te weten:
2 twee stukken papier (omschrijving: nummer G2692624);
6 twee schoenen (omschrijving: nummer G2691830);
7
een horloge(omschrijving: nummer G2694756);
nu deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] (vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Soekhai, advocaat te Den Haag) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 8.000 euro aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schademaatregel.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van 8.000 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schademaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot toewijzing van een bedrag aan de benadeelde partij komt, het gevorderde bedrag te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde schade. De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, echter niet in zijn geheel toewijsbaar en stelt de schade naar billijkheid vast op 6.000 euro. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 6.000 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het 1 primair en het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingten aanzien van dat feit;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Beslag
- verklaart verbeurd het op de “
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” van 7 december 2020 onder 1 vermelde voorwerp, te weten:
1. een mes (omschrijving: nummer G2691829);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de op de “
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” van 7 december 2020 onder 3, 4, 5 en 7 vermelde voorwerpen, te weten:
3 een broek (omschrijving: nummer G2694754);
4 een schoen (omschrijving: nummer G2694753);
5 een vest (omschrijving: nummer G2694755);
7
driekledingstukken: T-shirt, sokken, onderbroek (omschrijving: nummer G2694756);
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder 2, 6
en 7vermelde voorwerpen, te weten:
2 twee stukken papier (omschrijving: nummer G2692624);
6 twee schoenen (omschrijving: nummer G2691830);
7
een horloge(omschrijving: nummer G2694756);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van 6.000 euro (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat 6.000 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 65 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. H.J. Bos en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 april 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
Feit 1op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 1] , althans [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen althans éénmaal met kracht met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het de rechter slaap althans het hoofd en/of nek en/of de longstreek, althans rug en/of schouder in elk geval het lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 1] , althans [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen althans éénmaal met kracht met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in het de rechter slaap althans het hoofd en/of nek en/of de longstreek, althans rug en/of schouder in elk geval het lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 1] , althans [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steek- en/of snijwonden in de rechter slaap althans het hoofd en/of neken/of de longstreek, althans rug en/of schouder in elk geval het lichaam, heeft toegebracht door meermalen althans éénmaal met kracht met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp te steken;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 1] , althans [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen althans éénmaal met kracht met een mes althans een scherp en/of puntig voorwerp in het de rechter slaap althans het hoofd en/of nek en/of de longstreek, althans rug en/of schouder in elk geval het lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 2] , althans [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (met kracht) op/tegen de hals althans in de nek te zetten en/of te houden en/of te drukken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 2] , althans [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (met kracht) op/tegen de hals althans in de nekte zetten en/of houden en/of drukken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 september 2020 te [vestigingsplaats] een medewerker van TBS kliniek [kliniek] genaamd [slachtoffer 2] , althans [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes, althans een scherpen/of puntig voorwerp (met kracht) op/tegen de hals althans in de nek te zetten en/of houden en/of drukken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2020, genummerd PL0900-2020291932, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 387. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 41
3.Pagina 42
4.Pagina 28
5.Pagina 154
6.Een geschrift: Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, pagina’s 213-214
7.Pagina 379
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2021