In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, maar verweerder had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser had zijn bezwaarschrift ingediend op 11 juni 2019, en volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had verweerder uiterlijk op 23 juli 2019 moeten beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op het bezwaarschrift en dat eiser verweerder op 24 januari 2020 in gebreke heeft gesteld. Hierdoor heeft de rechtbank aangenomen dat verweerder het bezwaar op de datum van indiening heeft ontvangen.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist, er een dwangsom verschuldigd is. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en verweerder moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep van eiser gegrond verklaard, en moet verweerder het griffierecht van € 178,- en een vergoeding van € 267,- voor proceskosten aan eiser betalen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat dit in dit geval niet nodig was.