ECLI:NL:RBMNE:2021:1446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
16/297539-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een kind door een ouder, met gebruik van een voorwerp en het kaal scheren van het hoofd

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2021, is de verdachte beschuldigd van mishandeling van zijn kind, gepleegd in de periode van 1 april 2019 tot en met 5 juli 2019 te Leusden. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2021. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het slaan van het kind met een voorwerp en het kaal scheren van het hoofd van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf beoordeeld. De getuige, het slachtoffer, verklaarde dat haar moeder haar hoofd kaal had geschoren op verzoek van haar vader, die niet wilde dat zij naar Antwerpen ging. De verdachte heeft bevestigd dat hij zijn kind met een tak heeft geslagen en haar haar heeft geknipt, wat hij deed vanuit zijn culturele achtergrond. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het schoppen of trappen van het slachtoffer, omdat het bewijs daarvoor ontbrak. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zijn kind heeft mishandeld door haar te slaan en haar hoofd kaal te scheren.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook een meldplicht bij de reclassering opgelegd, maar geen contactverbod met de kinderen, omdat de verdachte een first offender is en het slachtoffer inmiddels meerderjarig is. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/297539-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren in 1973 te [geboorteplaats] (Sierra Leone),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te ’ [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 april 2019 tot en met 5 juli 2019 te Leusden zijn kind heeft mishandeld, door, samen met een ander of alleen, met een voorwerp tegen haar lichaam te slaan, tegen haar lichaam te trappen en haar hoofd kaal te scheren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het ten laste gelegde schoppen/trappen.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Getuige [slachtoffer] heeft in juli 2019 bij de politie op vragen van de verbalisant onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn moeder heeft ongeveer drie maanden geleden mijn hoofd kaalgeschoren omdat ze hoorde dat ik weer naar Antwerpen was gegaan. Ik had daar afgesproken met mensen.
Mijn moeder heeft het in opdracht van mijn vader gedaan. Mijn vader wilde niet dat ik naar Antwerpen ging en ik ben toch gegaan. Mijn vader heeft toen de opdracht gegeven aan mijn moeder om mijn hoofd kaal te scheren als straf.
V Wat voor straf heb je nog meer gehad?
A: Geslagen,
V: Wie deed dat?
A: Mijn vader [2]
V: Hoe vaak sloeg hij?
A: Dat weet ik niet maar meer dan 1 keer. [3]
Getuige [getuige] , de moeder van [slachtoffer] , heeft in juli 2019 bij de politie op vragen van de verbalisant onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: Toen zij laat thuis kwam, zei haar vader tegen haar dat zij moest zitten. Hij heeft haar toen drie keer geslagen.
V: Hoe heeft hij haar geslagen?
A: Hij heeft iets gebruikt om te slaan.
V: Wat heeft hij gebruikt om mee te slaan?
A: Iets van hout ofzo. [4]
V: Uit de aangifte blijkt dat het hoofd van [slachtoffer] tot twee keer toe is kaalgeschoren. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik heb dat gedaan, het is één keer gebeurd.
V: Hoe lang is dat geleden?
A: De laatste keer dat zij weg is gelopen.
V: Wanneer was dat dan?
A: Meer dan een maand geleden. [5]
Verdachte heeft bij de politie op vragen van de verbalisant onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: U zei dat u haar de laatste keer dat ze weggelopen was heeft geslagen. Waar heeft u geslagen?
A: Ik heb haar met een tak geslagen. [6]
V: U zei dat u [slachtoffer] ’s hoofd heeft kaalgeschoren, wanneer heeft u dat gedaan?
A: Ik heb een schaar gepakt en haar haar geknipt. Dat was op hetzelfde moment dezelfde dag.
V: Kunt u mij vertellen hoe dat gegaan is?
A: In mijn cultuur, als je zoiets doet, moeten je haren geknipt worden. Toen ik klaar was met het slaan heb ik haar gevraagd om haar haren los te maken en haar moeder heeft daarbij geholpen. [7] V: Moet ik dan zien dat u beiden met een schaar in de handen stond?
A: Nee. Ik heb haar haar gewoon afgeknipt. Haar moeder heeft [slachtoffer] geholpen het neppe haar eruit te halen.
V: Hoe was [slachtoffer] eronder toen haar haren geknipt werden?
A: Ze was er niet blij mee kon ik merken. Ze was verdrietig en begon te huilen. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde schoppen/trappen van [slachtoffer] , nu het bewijs daarvoor ontbreekt.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank voor het overige wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 april 2019 tot en met 5 juli 2019 te Leusden, opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [2002] , meerdere malen tegen het lichaam heeft geslagen met een stok/tak en tezamen en in vereniging met een ander het hoofd van die [slachtoffer] heeft kaalgeschoren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling en medeplegen van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
8.2.1.
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Bij de beoordeling van de aard en hoogte van de straf betrekt de rechtbank bovendien de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
8.2.2.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn kind, door haar met een voorwerp (een stok of een tak) te slaan en samen met haar moeder haar haar af te scheren. Hierdoor heeft verdachte aan zijn dochter naast lichamelijke pijn ook gevoelens van vernedering toegebracht. Dat verdachte heeft verklaard dat hij deze mishandeling heeft gepleegd vanuit opvoedkundig oogpunt en vanuit zijn culturele achtergrond, doet niets af aan het kwalijke karakter van het handelen.
8.2.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 februari 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De reclassering heeft in het rapport van 19 maart 2021 geschreven dat het van belang is dat betrokkene inzicht krijgt in de Nederlandse cultuur en wetgeving aangaande kindermishandeling en dat daarom reclasseringsbemoeienis geïndiceerd is. Als bijzondere voorwaarde bij een eventueel voorwaardelijk strafdeel adviseert de reclassering een meldplicht bij de reclassering, met als doel de kennis en het inzicht van verdachte aangaande opvoedingsvaardigheden en wetten ten aanzien van het corrigeren en straffen van zijn kinderen te vergroten. Daarbij willen zij de situatie monitoren samen met Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming. Ook adviseert de reclassering om aan verdachte een contactverbod met zijn kinderen op te leggen.
8.2.4.
De straf
De rechtbank kwalificeert de mishandelingen die door verdachte jegens zijn kind zijn gepleegd als huiselijk geweld. Op grond van de straffen die doorgaans voor huiselijk geweld worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op zijn plaats is.
Als bijzondere voorwaarde zal bij de voorwaardelijke gevangenisstraf een meldplicht bij de reclassering worden opgelegd, om de redenen zoals deze in het reclasseringsrapport worden genoemd. De rechtbank zal aan verdachte geen contactverbod met zijn kinderen opleggen. De reclassering heeft onvoldoende onderbouwd waarom een dergelijke ingrijpende bijzondere voorwaarde nodig is. Verdachte is first offender en heeft bij de politie verklaard dat hij door deze strafzaak inziet dat hij niet meer op deze wijze mag handelen. Daarnaast is het slachtoffer in deze zaak inmiddels meerderjarig en heeft zij niet zelf verzocht om een contactverbod met haar vader. De rechtbank acht ook onvoldoende redenen aanwezig om een contactverbod met de andere twee kinderen op te leggen, nu zij geen informatie heeft over (het contact van verdachte met) deze kinderen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan zoals in rubriek 5 bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) weken;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als (algemene) voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
* zich binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te ’s-Gravenhage en zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van deze instelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en C.M.J.M. van Buul, rechters, in tegenwoordigheid van A.J. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 5 juli 2019 te Leusden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , geboren op [2002] (meerdere malen) tegen het lichaam heeft geslagen met een stok/tak (te weten een bozan) en/of (meerdere malen) tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft kaalgeschoren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 november 2019 met nummer PL0900-201910101343, doorgenummerd pagina 1 tot en met 115, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, District Oost-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 juli 2019, pagina 70.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 juli 2019, pagina 75.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juli 2019, pagina 86.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juli 2019, pagina 88.
6.Proces verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 oktober 2019, pagina 109.
7.Proces verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 oktober 2019, pagina 110.
8.Proces verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 oktober 2019, pagina 111.