ECLI:NL:RBMNE:2021:1444

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
706763-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door valsheid in geschrift, oplichting en gewoontewitwassen met aanzienlijke schade voor benadeelde partijen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een complexe zaak van oplichting, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1983, heeft gedurende een periode van bijna vijf jaar, van 1 november 2013 tot en met 31 maart 2018, op geraffineerde wijze valse facturen opgemaakt en ingediend bij [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V. Dit resulteerde in een schade van meer dan € 1.000.000. De verdachte heeft zijn eigen bedrijf, [bedrijfsnaam 1] B.V., als leverancier aangemeld in het systeem van de benadeelde partijen, zonder dat er daadwerkelijk diensten of goederen zijn geleverd. Hij heeft gebruik gemaakt van valse namen en hoedanigheden om de goedkeuring van facturen te verkrijgen, wat leidde tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen door de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen valse facturen heeft opgemaakt, maar ook dat hij op slinkse wijze de goedkeuring van deze facturen heeft verkregen door gebruik te maken van zijn functie binnen de organisatie van de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan valsheid in geschrift, oplichting en gewoontewitwassen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie en de impact van de straf op zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706763-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat mr. E. van der Meulen , advocaat te Amsterdam namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V. (hierna: [slachtoffer 1 en 2] ), naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair:
in de periode van 1 november 2013 tot en met 31 maart 2018 in ’s-Gravenhage en/of Hilversum 34 facturen van [bedrijfsnaam 1] BV gericht aan [slachtoffer 1] BV valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst;
subsidiair:
in de periode van 1 november 2013 tot en met 31 maart 2018 in ’s-Gravenhage en/of Hilversum meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste geschriften;
feit 2:
in de periode van 1 november 2013 tot en met 30 juni 218 in ’s-Gravenhage en/of Hilversum [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV heeft opgelicht voor een bedrag van in totaal € 1.102.479,12;
feit 3:
in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 in ’s-Gravenhage en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Alkmaar 22 Apple iMacs en/of een iPhone X van [slachtoffer 1] BV heeft gestolen;
en/of
in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 in ’s-Gravenhage en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Alkmaar 22 Apple iMacs en/of een iPhone X heeft geheeld;
feit 4:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 augustus 2018 in ’s-Gravenhage en/of Hilversum een geldbedrag van in totaal € 1.102.479,12 heeft witgewassen en hiervan een gewoonte heeft gemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2, 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met de volgende opmerkingen en nuanceringen:
Feit 1
De officier van justitie acht als periode 30 november 2013 tot en met 31 maart 2018 bewezen en als pleegplaats [plaatsnaam 1] . Op de door verdachte gemaakte facturen staat [bedrijfsnaam 1] ; het onderdeel B.V. acht de officier van justitie daarom niet bewezen.
Feit 2
Als periode acht de officier van justitie 30 november 2013 tot en met 8 juni 2018 bewezen, omdat op 8 juni 2018 de laatste factuur is betaald. Volgens de officier van justitie is dit feit gepleegd in [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 3] . Er is één factuur dubbel betaald door [slachtoffer 1 en 2] . De dubbele betaling valt ook onder oplichting, omdat zonder de valse factuur geen betaling zou hebben plaatsgevonden.
Feit 3
De bestelde iMacs en iPhone waren eigendom van [slachtoffer 1 en 2] en verdachte heeft daar als heer en meester over beschikt. Hij heeft deze goederen gestolen. Ten aanzien van twaalf van de iMacs heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit, omdat zij niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte deze ook heeft weggenomen. De verklaring van verdachte hierover is aannemelijk.
Feit 4
Het geld is uit eigen misdrijf verkregen. Verdachte heeft dit geld echter niet op de rekening laten staan, maar heeft het gebruikt voor onder andere de aankoop van woningen en het verstrekken van leningen aan derden. Het medeplegen acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende bepleit.
Feiten 1 en 4
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van oplichting. In de eerste plaats is er geen sprake van het met listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1 en 2] doen bewegen tot afgifte van het geldbedrag. Het opmaken van valse facturen is onvoldoende voor een bewezenverklaring van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Daar komt bij dat er volgens de Hoge Raad geen sprake is van ‘bewegen tot’ indien degene die wordt opgelicht de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. [slachtoffer 1 en 2] heeft nagelaten de standaardcheck van het bankrekeningnummer met de daaraan gekoppelde rekeninghouder uit te voeren. Daarnaast was [slachtoffer 1 en 2] bekend met de inschrijving van [bedrijfsnaam 1] B.V. De omzetting van de eenmanszaak naar de B.V. is door verdachte per e-mail gemeld bij [...] van [slachtoffer 1 en 2] . Ook had de manager van verdachte destijds goedkeuring verleend voor de aanmelding van de eenmanszaak van verdachte.
In de tweede plaats heeft de raadsman aangevoerd dat het niet om het tenlastegelegde bedrag van € 1.102.479,12 gaat, maar om een bedrag van € 1.032.479,12. Een bedrag van € 70.000,- is niet uitbetaald aan [bedrijfsnaam 1] .
Feit 3
Ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van 10 iMac’s en 1 mobiele telefoon.
Ten aanzien van de overige 12 iMac’s heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat uit het dossier niet blijkt wat er met deze 12 iMac’s is gebeurd. Het is aannemelijk dat dit een reguliere bestelling is geweest van [slachtoffer 1 en 2] zelf.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat verdachte de goederen als pleger van diefstal heeft verkregen. Dit staat aan de kwalificatie van heler van dezelfde goederen in de weg.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2021;
  • een schriftelijk bescheid, inhoudende een aangifte, als bijlage opgenomen bij een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door E. van der Meulen , namens [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V. van 30 oktober 2018, genummerd PL0900-2018312712-1, opgemaakt door de politie, doorgenummerde pagina’s 13 en 17 tot en met 23;
  • een schriftelijk bescheid, inhoudende facturen, als bijlage opgenomen bij de aangifte namens [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V., doorgenummerde pagina’s 120 tot en met 153.
Feit 2
Namens [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V., heeft E. van der Meulen op 24 oktober 2018 een schriftelijke aangifte overhandigd aan de politie, die als bijlage is opgenomen bij een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2018 [2] , waarin onder meer het volgende is opgenomen, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft zijn eigen bedrijf, [bedrijfsnaam 1] , zonder toestemming van [slachtoffer 1 en 2] als leverancier in het systeem aangemeld. Uit onderzoek volgde dat:
a. [bedrijfsnaam 1] tussen november 2013 en juli 2018 op regelmatige basis facturen heeft verstuurd aan [slachtoffer 1 en 2] , die vervolgens door [slachtoffer 1 en 2] aan [bedrijfsnaam 1] zijn betaald, zonder dat [bedrijfsnaam 1] daadwerkelijk enige diensten, laat staan de op de factuur vermelde diensten heeft verleend;
b. Er geen schriftelijke of elektronische overeenkomst tussen [slachtoffer 1 en 2] en [bedrijfsnaam 1] aanwezig is;
c. Er geen leidinggevenden zijn die [bedrijfsnaam 1] als leverancier van [slachtoffer 1 en 2] hebben goedgekeurd of hiervan kennis hadden;
d. Er geen andere werknemers of opdrachtnemers binnen [slachtoffer 1 en 2] op de hoogte van de handelwijze van [verdachte] waren; en
e. [verdachte] de facturen door onwetende store managers heeft laten goedkeuren.
[slachtoffer 1 en 2] heeft na onderzoek een groot aantal facturen van [bedrijfsnaam 1] teruggevonden in haar systemen. Betaling van de facturen heeft steeds plaatsgevonden op rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van [X] . [3]
Als bijlage bij de aangifte zijn 34 door [slachtoffer 1 en 2] betaalde facturen van [bedrijfsnaam 1] toegevoegd, waarvan de eerste is gedateerd op 30 november 2013 en de laatste op 26 maart 2018. [4] Op 11 juni 2018 heeft de betaling van [slachtoffer 1 en 2] aan verdachte van deze laatste factuur plaatsgevonden, zoals blijkt uit de rekeningafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer 1] . [5]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 6 december 2018 een ‘proces-verbaal bevindingen bankmutaties [rekeningnummer 1] ’ opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Uit de bijschrijvingen blijkt dat in totaal door [slachtoffer 1 en 2] € 1.102.479,12 is bijgeschreven. De bijschrijvingen door bedrijfsonderdelen van [slachtoffer 1 en 2] zijn vergeleken met de lijst valse facturen. Alle bedragen komen overeen met uitzondering van de betaling van invoice [rekeningnummer 2] van 10 november 2014. Het laat zich aanzien dat hier dubbel betaald is. De factuur bedraagt € 70.000,- terwijl er € 140.000,- bijgeschreven is. [6]
Op 13 november 2018 heeft de advocaat van [slachtoffer 1 en 2] een e-mail gestuurd naar de politie waarin enkele vragen worden beantwoord, zakelijk weergegeven:
Het was de functie van [verdachte] om leveranciers goed te keuren en in het systeem te zetten. Hierdoor was [verdachte] in staat om [bedrijfsnaam 1] in te voeren als leverancier. Meneer [verdachte] stuurde zijn facturen naar verschillende [slachtoffer 1 en 2] vestigingen. Deze vestigingen hadden geen kennis wie meneer [verdachte] was. De facturen hadden te maken met zijn werkzaamheden voor [slachtoffer 1 en 2] , hierdoor hadden de managers geen reden tot twijfel aan de bedragen en omschrijvingen van de dienstverlening die op de facturen stonden vermeld. [7]
Verdachte heeft bij de politie op 27 mei 2019 een verklaring afgelegd en daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb een B.V. opgestart met hulp van een accountant om belasting te gaan afdragen zodat het een normaal bedrijf was. De B.V. was puur opgericht voor de bedragen die van [slachtoffer 1 en 2] binnen kwamen. Ik zocht naar budgethouders die geen vragen stelden en het meteen goedkeurden. Daarom is het op verschillende landen gebaseerd. De producten op de facturen zijn producten waar ik zelf mee werk. Ik gebruikte dat, zodat er niet veel vragen naar gesteld werden. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 24 maart 2021 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn bedrijf, [bedrijfsnaam 1] , aangemeld in het systeem van [slachtoffer 1 en 2] en daarbij mijn rekeningnummer ingevuld. Ik heb daarbij de naam [X] gebruikt. De naam heb ik verzonnen. Ik heb eerst purchase orders aangemaakt en zodra die goedgekeurd waren heb ik de facturen gemaakt en gestuurd. Dit deed ik zowel vanuit huis in [woonplaats] als vanaf kantoor bij [slachtoffer 1 en 2] in [plaatsnaam 3] . Ik heb dit voor het eerst in het najaar van 2013 gedaan. Het werd uiteindelijk een soort van gewoonte dat ik orders aanmaakte en daarop factureerde. Ik heb het geld onder andere besteed aan de aankoop van woningen met mijn gezin en aan leningen die ik aan kennissen heb verstrekt. [9]
Feit 3
Namens [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V. heeft E. van der Meulen op 24 oktober 2018 een schriftelijke aangifte overhandigd aan de politie, die als bijlage is opgenomen bij een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2018 [10] , waarin onder meer het volgende is opgenomen, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1 en 2] heeft het sterke vermoeden dat [verdachte] onrechtmatig en zonder toestemming een aantal iMacs heeft besteld alsmede heeft verduisterd en daarmee [slachtoffer 1 en 2] voor in totaal € 31.500,- heeft benadeeld. [11]
Getuige [getuige] heeft op 18 september 2019 bij de politie een verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
De door [slachtoffer 1 en 2] bestelde apparatuur moest ik bij onze leverancier bestellen. Ik maakte in eerste instantie een bestelopdracht voor het aantal apparaten dat in de purchase orders werd genoemd, namelijk 5 iMacs voor [.] en 7iMacs en de door [verdachte (voornaam)] gevraagde iPhone voor [..] . Naar aanleiding van de mail van [verdachte (voornaam)] heb ik twee aanvullende bestelopdrachten gemaakt om de totaalbedragen van de purchase orders te vullen. Ik bestelde nog 4 iMacs onder [.] en nog 6 iMacs onder [..] . Toen de eerste bestellingen van 5 iMacs onder [.] en 7 iMacs onder [..] bij ons binnen waren, zijn de iMacs hier opgehaald. Uit de administratie van [bedrijfsnaam 4] is niet meer te achterhalen wie deze 12 iMacs in ontvangst heeft genomen.
De tweede zending van 10 iMacs en de iPhone kwam later binnen. Die lading is door ons naar het [slachtoffer 1 en 2] kantoor in [plaatsnaam 3] gestuurd. Toen we dat meldden bij [verdachte (voornaam)] kregen we van hem de opdracht om de apparaten terug te halen naar [bedrijfsnaam 4] , want hij zou regelen dat de spullen werden opgehaald. Later is de lading opgehaald door een koerier. Verder hebben wij van deze twee ladingen, dus in totaal 22 iMacs en 1 iPhone, niets meer vernomen. [slachtoffer 1 en 2] heeft de rekening van € 30.500,- betaald. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 24 maart 2021 verklaard, zakelijk weergegeven:
In augustus 2018 heb ik in totaal 22 iMacs en een iPhone X besteld vanuit mijn account bij [slachtoffer 1 en 2] . Mijn bedoeling was deze te verkopen en daar profijt uit te halen. In september of oktober 2018 kreeg ik het bericht dat tien iMacs en de iPhone beschikbaar waren. De 10 iMacs en de iPhone heb ik door een koerier laten ophalen bij [bedrijfsnaam 4] in [plaatsnaam 2] en vervolgens doorverkocht. Ik heb daar € 9.750,- voor gehad. [13]
Feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 16 juli 2019, documentcode 20190605.1147.148221, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, Team Financieel-economische Criminaliteit, houdende een proces-verbaal deelonderzoek witwassen, doorgenummerde pagina’s 700 tot en met 709;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 6 december 2018, documentcode 181206.0804.AMB, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, Team Financieel-economische Criminaliteit, houdende een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens en de daarbij gevoegde bijlagen inhoudende bankrekeningafschriften van rekening [rekeningnummer 1] op naam van [verdachte] , doorgenummerde pagina’s 469-503.
Bewijsoverweging
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feit 1
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft bekend dat hij valse facturen heeft opgemaakt in zijn woonplaats [woonplaats] en op kantoor bij [slachtoffer 1 en 2] in [plaatsnaam 3] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het om 34 valse facturen gaat, waarvan de eerste is opgemaakt op 30 november 2013 en de laatste op 26 maart 2018. De rechtbank zal daarom niet de gehele pleegperiode bewezen verklaren, maar slechts die periode waarbinnen de facturen zijn opgemaakt.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [slachtoffer 1 en 2] gedurende bijna vijf jaar. Hij heeft zijn eigen bedrijf, [bedrijfsnaam 1] , als betrouwbare leverancier aangemeld in het systeem van [slachtoffer 1 en 2] en daarbij zijn rekeningnummer met de verzonnen naam ‘ [X] ’ geregistreerd. Verdachte heeft valse inkooporders aangemaakt voor producten, diensten en werkzaamheden die voor [slachtoffer 1 en 2] gebruikelijk zijn, zodat het niet zou opvallen dat de orders vals waren. Vervolgens heeft hij valse facturen opgemaakt voor die producten, diensten en werkzaamheden. Hij heeft de orders en facturen verstuurd naar verschillende budgethouders en vestigingen (ook in het buitenland) waarvan hij wist dat deze niet moeilijk deden en de orders en facturen direct zouden goedkeuren. Omdat de facturen te maken hadden met de werkzaamheden van verdachte voor [slachtoffer 1 en 2] , hadden de managers geen reden om te twijfelen aan de bedragen en de omschrijvingen van de dienstverlenging die op de facturen vermeld stonden. Hij heeft dit alles gedaan met het oogmerk zichzelf en anderen in zijn omgeving te bevoordelen.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte niet alleen valse facturen heeft opgemaakt – zoals de raadsman heeft gesteld –, maar ook dat hij een valse naam en hoedanigheid heeft aangenomen en gebruik heeft gemaakt van zogeheten listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [slachtoffer 1 en 2] met deze handelswijze bewogen tot de afgifte van een groot geldbedrag. Verdachte is zeer geraffineerd te werk gegaan. Vanuit zijn functie bij [slachtoffer 1 en 2] moest verdachte leveranciers goedkeuren en in het systeem zetten. Verdachte maakte - met andere woorden -
deeluit van de ‘checks & balances’ van [slachtoffer 1 en 2] . Vanuit zijn functie wist hij ook hoe hij orders en facturen op de gebruikelijke wijze kon opmaken, zodat niet zou opvallen dat de orders en facturen vals waren, en wist hij bij welke vestigingen en personen hij de orders en facturen het beste kon laten goedkeuren. Gelet hierop, kan niet worden gezegd dat [slachtoffer 1 en 2] de onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien en dat er daardoor van het bewegen tot afgifte geen sprake kan zijn. Dat [slachtoffer 1 en 2] een reeds goedgekeurde leverancier niet verder heeft gecontroleerd, maakt niet dat het bestanddeel ‘bewegen tot’ niet bewezen kan worden.
Verdachte heeft [slachtoffer 1 en 2] bewogen tot de afgifte van in totaal € 1.032.479,12. Het meer genoemde bedrag in de tenlastelegging (€ 70.000,-) acht de rechtbank niet bewezen. Dit bedrag is door [slachtoffer 1 en 2] per abuis dubbel betaald. Daarom kan niet worden gezegd dat het opzet van verdachte was gericht op de oplichting van [slachtoffer 1 en 2] voor dit specifieke bedrag. Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 3
Verdachte heeft vanuit zijn account bij [slachtoffer 1 en 2] 22 iMacs en een iPhone X besteld. Deze producten zijn door [slachtoffer 1 en 2] betaald en waren eigendom van [slachtoffer 1 en 2] . Verdachte heeft hiervan 10 iMacs en de iPhone met een koerier op laten halen en heeft deze doorverkocht. De rechtbank acht daarom het eerste cumulatief/alternatief wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat verdachte 10 iMacs en een iPhone X heeft gestolen van [slachtoffer 1 en 2] .
Ten aanzien van de overige iMacs zal de rechtbank verdachte vrijspreken, omdat de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte deze iMacs ook heeft gestolen.
De rechtbank zal de verdachte daarnaast vrijspreken van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde. Het feit dat de diefstal van de iMacs en de iPhone bewezen wordt verklaard, staat aan een kwalificatie van heling voor diezelfde goederen in de weg.
Feit 4
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft gedurende bijna vijf jaar grote hoeveelheden geld van [slachtoffer 1 en 2] ontvangen terwijl hij daar geen recht op had. Hij heeft al dit geld uitgegeven, onder andere aan de aankoop van woningen en de verbouwing daarvan, het verstrekken van leningen aan derden, de aanschaf van motoren en een thuisbioscoop en aan het gedeeltelijk aflossen van zijn studieschuld.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte een bedrag van in totaal € 1.031.256,08 heeft witgewassen, zijnde een lager bedrag dan ten laste is gelegd. Dat komt in de eerste plaats, omdat de rechtbank de oplichting van het eerder genoemde bedrag van € 70.000,- niet bewezen acht, wat betekent dat ten aanzien van dit bedrag op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van uit misdrijf verkregen geld. Daarnaast zal de rechtbank een lager bedrag ten aanzien van het aflossen van de studieschuld bewezen verklaren, omdat een aflossing ter hoogte van € 1.223,04 buiten de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. Primair

in de periode vanaf 30 november 2013 tot en met 26 maart 2018 te [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 3] , meermalen, telkens een vals geschrift, te weten

vierendertig, facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 1] en gericht aan [slachtoffer 1] BV
telkens zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid:
in die facturen vermeld dat [bedrijfsnaam 1] werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van en goederen en/of diensten heeft geleverd aan voornoemde [slachtoffer 1] BV en dat [slachtoffer 1] BV daarvoor aan [bedrijfsnaam 1] kosten verschuldigd is, zulks terwijl [bedrijfsnaam 1] in werkelijkheid geen werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [slachtoffer 1] BV en ook geen goederen en/of diensten heeft geleverd aan [slachtoffer 1] BV,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
in de periode vanaf 30 november 2013 tot en met 11 juni 2018 te [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 3] , telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse naam en van een valse
hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV heeft bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen, te weten:
een geldbedrag van in totaal 1.032.479,12 euro,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, die [slachtoffer 1] BV en/of die [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat het bedrijf, [bedrijfsnaam 1] , een leverancier was van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV en het bedrijf [bedrijfsnaam 1] , (zonder toestemming van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV) aangemeld en in het systeem ingevoerd als vertrouwd leverancier van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat [X] de CFO en het contactpersoon van [bedrijfsnaam 1] was en [X] als contactpersoon en [X] als rekeninghouder van het rekeningnummer van [bedrijfsnaam 1] heeft ingevoerd in het administratiesysteem van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat [bedrijfsnaam 1] werkzaamheden heeft verricht/uitgevoerd ten behoeve van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV en goederen en diensten heeft geleverd aan [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV daarvoor een geldbedrag van in totaal 1.032.479,12 euro, verschuldigd was aan [bedrijfsnaam 1] en
- vierendertig valse facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 1] en gericht aan [slachtoffer 1] BV heeft laten goedkeuren en heeft ingediend bij meerdere vestigingen van [slachtoffer 1] BV,

waardoor die [slachtoffer 1] BV en/of die [slachtoffer 2] BV werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

3. Eerste cumulatief/alternatief

in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tien computers van het merk Apple, type IMac en een mobiele telefoon van het merk Apple, type IPhone X, toebehorende aan [slachtoffer 1] BV;

4.
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 augustus 2018 in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een geldbedrag van in totaal 1.031.256,08 euro, bestaande uit onder meer:
- een geldbedrag van in totaal 365.000 euro voor de aankoop en financiering van de woning gelegen aan het [adres 2] te [plaatsnaam 1] ,
- een geldbedrag van 165.167,35 euro voor de aankoop en financiering van de woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] ,
- een geldbedrag van 7.000 euro verstrekt als lening aan [A] ,
- een geldbedrag van in totaal ongeveer 27.155 euro verstrekt als lening aan [bedrijfsnaam 2] BV,
- een geldbedrag van in totaal ongeveer 24.949 euro verstrekt als lening aan [bedrijfsnaam 3] BV,
- een geldbedrag van 23.636,11 euro voor de aanschaf van een motor d.d. 6 maart 2014,
- een geldbedrag van 24.500 euro voor de aanschaf van een motor d.d. 18 juni 2014,
- een geldbedrag van in totaal 34.326,40 euro voor de aanschaf van een thuisbioscoop,
- een geldbedrag van in totaal 5.582,19 euro ter aflossing van een studieschuld,
- een geldbedrag van ongeveer 57.389,94 euro voor de verbouwing en inrichting van een woning,
verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en gebruik gemaakt,
terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk - geheel afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Eendaadse of meerdaadse samenloop
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1 en 2 sprake is van een eendaadse samenloop. De officier van justitie heeft in het kader van de strafmaat aangegeven rekening te houden met de samenloop van feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde gedragingen niet zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. De onder 2 bewezenverklaarde oplichting bestaat namelijk uit meer gedragingen dan alleen het opmaken van de valse facturen (zoals onder 1 bewezen is verklaard). Om die reden is de door de raadsman bepleite eendaadse samenloop niet aan de orde. Wel is er naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot feiten 1 en 2 sprake van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 e.v. van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
valsheid in geschrift
feit 2:
oplichting
feit 3 eerste cumulatief/alternatief:
diefstal
feit 4:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in strafverlagende zin meegewogen dat verdachte vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en heeft meegewerkt aan het onderzoek, dat hij een deel van zijn schuld aan [slachtoffer 1 en 2] heeft terugbetaald en dat het om oudere feiten gaat.
Daar staat tegenover dat verdachte jarenlang een bedrijf heeft opgelicht en valsheid in geschrift heeft gepleegd. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een fraudebedrag van € 1.000.000,- of meer uit van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het is volgens de officier van justitie aan de samenleving niet uit te leggen dat iemand die zulke feiten heeft gepleegd, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht en ambulante behandeling bij [naam instelling] ; en
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In het bijzonder heeft de raadsman daarnaast gewezen op de proceshouding van verdachte, het feit dat hij de schade zoveel mogelijk heeft geprobeerd te herstellen en ook al een groot bedrag aan [slachtoffer 1 en 2] heeft terugbetaald, het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en het door de reclassering als laag ingeschatte recidiverisico. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich er niet van bewust was dat hij aan het witwassen was, hetgeen in strafverlagende zin moet worden meegewogen.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal leiden tot een staking van de betalingsregeling en verlies van zijn baan, waardoor zijn financiële problemen zullen toenemen.
De raadsman heeft – onder verwijzing naar rechtspraak – bepleit om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden op te leggen, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en het blijven voldoen van de betalingsregeling, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op grote schaal en gedurende een zeer lange periode van bijna 5 jaar structureel schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, oplichting en gewoontewitwassen. Hij heeft [slachtoffer 1 en 2] ruim een miljoen euro afhandig gemaakt. Hij heeft daartoe zijn eigen bedrijf, [bedrijfsnaam 1] , ingevoerd als leverancier in het systeem van [slachtoffer 1 en 2] , zodat hij aan [slachtoffer 1 en 2] kon factureren. Vervolgens heeft hij tientallen valse orders en valse facturen gemaakt en naar verschillende vestigingen van [slachtoffer 1 en 2] verstuurd. Verdachte is uiterst geraffineerd te werk gegaan. Vanuit zijn functie wist hij precies hoe hij orders en facturen op de gebruikelijke wijze kon opmaken, zodat niet zou opvallen dat de orders en facturen vals waren. Ook wist hij bij welke vestigingen en personen hij de orders en facturen het beste kon laten goedkeuren om ontdekking te voorkomen. Daarnaast heeft hij zijn eenmanszaak omgezet naar een B.V. zodat hij een ‘legale’ boekhouding kon voeren en belasting over de door [slachtoffer 1 en 2] overgeboekte bedragen kon betalen. Hij heeft aldus op grove wijze misbruikt gemaakt van zijn functie en daarmee het vertrouwen dat [slachtoffer 1 en 2] in hem heeft gesteld, ernstig beschaamd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, onder meer omdat hij juist een functie vervulde in de ‘checks and balances’ van [slachtoffer 1 en 2] .
Vervolgens heeft verdachte, toen hij de indruk kreeg dat hij betrapt zou worden, een bestelling voor 22 iMacs en een iPhone geplaatst, waarvoor hij [slachtoffer 1 en 2] heeft laten betalen. Hij heeft vervolgens, nadat hij door [slachtoffer 1 en 2] was ontmaskerd en weggestuurd, 10 iMacs en een iPhone laten ophalen en zelf doorverkocht. Deze diefstal getuigt van brutaal en respectloos gedrag jegens [slachtoffer 1 en 2] .
Verdachte heeft gehandeld uit louter financieel gewin en heeft zodoende [slachtoffer 1 en 2] misbruikt om er zelf financieel beter van te worden. Met het geld dat verdachte van [slachtoffer 1 en 2] heeft weggenomen, heeft hij onder meer twee woningen gefinancierd en hield hij er een luxe levensstijl op na met onder andere een motor en een thuisbioscoop. Zijn drijfveren in deze jarenlange periode lijken louter hebzucht en pronkzucht te zijn geweest. Van enige wroeging voorafgaand aan de (dreigende) ontdekking is op geen enkel moment gebleken.
De persoon van verdachte
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 maart 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en waaruit blijkt dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 31 augustus 2018 een strafbeschikking heeft gehad van € 700,- voor een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk, maar gelet op de ernst van het onderhavige feit, kunnen beide omstandigheden geen aanleiding zijn voor een noemenswaardige matiging van de straf.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op een reclasseringsadvies van 10 maart 2021, uitgebracht door [B] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland. In dit advies staat het volgende. Verdachte is tot het delictgedrag overgegaan vanwege zijn emotionele toestand door de financiële druk die hij ervaarde door zijn studieschuld. In de loop van de tijd ervaarde hij zijn handelen als de normaalste zaak van de wereld. Inmiddels heeft verdachte weer een goed betaalde baan, waarbij hij geen toegang heeft tot de financiën van het bedrijf. Ook heeft hij afspraken gemaakt met [slachtoffer 1 en 2] over de terugbetaling en zijn vrouw en sociaal netwerk zijn volledig op de hoogte van zijn delicten. Verdachte lijkt verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn daden.
Ten aanzien van het recidiverisico schrijft de reclassering: het gedrag van verdachte, het verbergen van zaken voor zijn vrouw en zijn psychosociaal functioneren, is een risico voor toekomstig delictgedrag. Gelet op de veranderingen in zijn leven, de verantwoordelijkheid die hij heeft genomen, de aanwezigheid van beschermende factoren, lijkt de kans op recidive echter laag. Een behandeling is desondanks wel geïndiceerd omdat verdachte onvoldoende copingvaardigheden lijkt te hebben en nog dagelijks worstelt met zichzelf. Verdachte staat ook open voor hulp en ondersteuning om niet terug te vallen in delictgedrag. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en ambulante behandeling bij [naam instelling] . Een gevangenisstraf zou een contra-indicatie zijn, gelet op de schuldenlast van verdachte. Naast de schuld aan [slachtoffer 1 en 2] heeft verdachte namelijk nog altijd een hoge studieschuld van € 80.000,-.
De straf
Voor de feiten die verdachte heeft gepleegd, worden in de regel aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Van de kant van de verdediging is een beroep op de rechtbank gedaan om in dit geval te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf, gecombineerd met een forse taakstraf. De rechtbank heeft in dat kader ook oog voor de door de verdediging aangevoerde omstandigheden. Zo heeft verdachte direct na de ontdekking openheid van zaken gegeven. Ook is hij een betalingsregeling overeengekomen met [slachtoffer 1 en 2] en heeft hij inmiddels daadwerkelijk € 487.043,75 aan [slachtoffer 1 en 2] terugbetaald. Hij zal nog € 558.791,87 moeten terugbetalen. Aldus zal verdachte nog jarenlang de consequenties van zijn handelen ondervinden. [slachtoffer 1 en 2] heeft, bij monde van mr. E. van der Meulen , het spreekrecht uitgeoefend op de terechtzitting van 24 maart 2021. Daarin heeft zij nadrukkelijk aangegeven dat [slachtoffer 1 en 2] geen gevangenisstraf voor verdachte wenst, omdat zij niet wil dat verdachte als vader bij zijn gezin wordt weggehaald en omdat daarmee de terugbetaling aan [slachtoffer 1 en 2] zal worden gestaakt.
Deze persoonlijke omstandigheden wegen ook voor de rechtbank zwaar maar moeten worden afgewogen tegen de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Bij dit soort bedragen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet alleen passend maar ook geboden omdat van een andere strafmodaliteit onvoldoende afschrikwekkend effect uitgaat. De rechtbank hecht in dit geval dan ook grote waarde aan het strafdoel van de generale preventie. Met name gelet op de bewezenverklaarde duur van de fraude, de positie van verdachte binnen de organisatie van aangever en de omvang van het benadelingsbedrag komt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal gelet op hetgeen hierboven is overwogen wel een fors lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan gebruikelijk is voor soortgelijke delicten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling bij [naam instelling] , en een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1 en 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 558.791,87 aan materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de civiele rechter zich reeds over deze kwestie heeft uitgelaten en die beslissing inmiddels onherroepelijk is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat over de vordering al onherroepelijk is beslist door de civiele rechter op 21 november 2018.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat moet worden afgezien van een schadevergoedingsmaatregel. Uit de jurisprudentie blijkt dat grote bedrijven in staat worden geacht de vordering zelf te (doen) innen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1 en 2] afwijzen. Reden daarvoor is dat door de civiele rechter al onherroepelijk is beslist op de vordering op 21 november 2018 en [slachtoffer 1 en 2] daarom geen belang meer heeft bij de indiening van de vordering in het strafproces. De rechtbank zal ten laste van verdachte ook geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu [slachtoffer 1 en 2] in staat is gebleken de vordering op verdachte al voor een groot deel zelf te incasseren.
Nu de vordering van de benadeelde wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 225, 310, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 eerste cumulatief/alternatief en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland ( [adres 3] te [plaatsnaam 1] ) zal melden en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van forensische polikliniek [naam instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na het intakegesprek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1 en 2] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 november 2013 tot en met 31 maart 2018 te 's-Gravenhage en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschriften, te weten
vierendertig, althans een of meerdere, factu(u)r(en) afkomstig van [bedrijfsnaam 1] BV en gericht aan [slachtoffer 1] BV (p. 120 t/m 153)
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft verdachte (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
in dat/die factu(u)r(en) vermeld en/of laten vermelden dat [bedrijfsnaam 1] BV werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van en/of goederen en/of diensten heeft geleverd aan voornoemde [slachtoffer 1] BV en/of dat [slachtoffer 1] BV (daarvoor) aan [bedrijfsnaam 1] BV kosten verschuldigd is, zulks terwijl [bedrijfsnaam 1] BV in werkelijkheid geen werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [slachtoffer 1] BV en/of (ook) geen goederen en/of diensten heeft geleverd aan [slachtoffer 1] BV,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen doen gebruiken;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 november 2013 tot en met 31 maart 2018 te 's-Gravenhage en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of gebruik heeft doen maken en/of afgeleverd heeft en/of heeft doen afleveren een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten
vierendertig , althans een of meerdere, factu(u)r(en) afkomstig van [bedrijfsnaam 1] BV en gericht aan [slachtoffer 1] BV (p. 120 t/m 153)
(telkens) zijnde een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
in dat/die factu(u)r(en) was vermeld dat [bedrijfsnaam 1] BV werkzaamheden heeft verricht/uitgevoerd ten behoeve van [slachtoffer 1] BV en/of goederen en/of diensten heeft geleverd aan voornoemde [slachtoffer 1] BV en/of dat [slachtoffer 1] BV (daarvoor) het/de gefactureerde bedrag(en) verschuldigd is aan [bedrijfsnaam 1] BV, zulks terwijl [bedrijfsnaam 1] BV in werkelijkheid geen werkzaamheden heeft verricht/uitgevoerd ten behoeve van [slachtoffer 1] BV en/of (ook) geen goederen en/of diensten heeft geleverd aan [slachtoffer 1] BV,
en bestaande dat (doen) gebruikmaken en/of (doen) afleveren hierin dat hij, verdachte, voornoemde factu(u)r(en) ter betaling heeft ingediend en/of heeft laten indienen bij en/of heeft verzonden en/of heeft laten verzenden aan een of meerdere vestiging(en) van [slachtoffer 1] BV te Hilversum en/of te Cergy Pontoise Cedex (Frankrijk) en/of te Paris (Frankrijk) en/of Sunderland (Groot-Brittannië) en/of te Frankfurt (Duitsland) en/of El Prat de Llobregat (Spanje),
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst;
2.
hij in of omstreeks de periode vanaf 1 november 2013 tot en met 30 juni 2018 te 's-Gravenhage en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meerdere listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), te weten:
een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.102.479,12 euro, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, die [slachtoffer 1] BV en/of die [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat het bedrijf, [bedrijfsnaam 1] BV, een leverancier was van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV en het bedrijf [bedrijfsnaam 1] BV, (zonder toestemming van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV) aangemeld en in het systeem ingevoerd als vertrouwd leverancier van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat [X] de CFO en het contactpersoon van [bedrijfsnaam 1] BV was en [X] als contactpersoon en [X] als rekeninghouder van het rekeningnummer van [bedrijfsnaam 1] ingevoerd in het administratiesysteem van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat [bedrijfsnaam 1] BV werkzaamheden heeft verricht/uitgevoerd ten behoeve van [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV en/of goederen en/of diensten heeft geleverd aan [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV,
- voorgewend dat [slachtoffer 1] BV en/of [slachtoffer 2] BV (daarvoor) een geldbedrag van in totaal 1.102.479,12 euro, in elk geval enig geldbedrag, verschuldigd was aan [bedrijfsnaam 1] BV en/of
- vierendertig, althans een of meerdere, valse en/of vervalste factu(u)r(en) afkomstig van [bedrijfsnaam 1] BV en gericht aan [slachtoffer 1] BV goedgekeurd en/of laten goedkeuren en/of (vervolgens) verzonden en/of ingediend en/of laten indienen bij een of meerdere vestiging(en) van [slachtoffer 1] BV,
waardoor die [slachtoffer 1] BV en/of die [slachtoffer 2] BV werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 's-Gravenhage en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Alkmaar, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
tweeëntwintig, althans een of meerdere, computers van het merk Apple, type IMac en/of een mobiele telefoon van het merk Apple, type IPhone X,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 oktober 2018 te 's-Gravenhage en/of Hilversum en/of Nieuwegein en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland,
tweeëntwintig, althans een of meerdere, computers van het merk Apple, type IMac en/of een mobiele telefoon van het merk Apple, type IPhone X,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 augustus 2018 te 's-Gravenhage en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (van) een of meer voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.102.479,12 euro, bestaande uit (onder meer):
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 365.000 euro (voor de aankoop en financiering van de woning gelegen aan het [adres 2] te [plaatsnaam 1] , p. 702),
- een geldbedrag van (ongeveer) 165.167,35 euro (voor de aankoop en financiering van de woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] , p. 704),
- een geldbedrag van (ongeveer) 7.000 euro (op 1 juli 2014 verstrekt als lening aan [A] , p. 705),
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 27.155 euro (in de periode van 24 maart tot en met 29 juli 2015 verstrekt als lening aan [bedrijfsnaam 2] BV, p. 705),
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 24.949 euro (in de periode 25 juni 2014 tot en met 12 februari 2018 verstrekt als lening aan [bedrijfsnaam 3] BV, p. 705),
- een geldbedrag van (ongeveer) 23.636,11 euro (voor de aanschaf van een motor d.d. 6 maart 2014, p. 706),
- een geldbedrag van (ongeveer) 24.500 euro (voor de aanschaf van een motor d.d. 18 juni 2014, p. 706),
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 34.326,40 euro (voor de aanschaf van een thuisbioscoop d.d. 5 februari 2015 en 26 maart 2015, p. 706),
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 6.805,23 euro (ter aflossing van een studieschuld, p. 653),
- een geldbedrag van (ongeveer) 57.389,94 euro (voor de verbouwing en inrichting van een woning, p. 655) , in elk geval een of meer geldbedrag(en) en/of voorwerp(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) is/zijn en/of wie voornoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) mede - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 oktober 2019, genummerd 1905061400.amb (onderzoek [....] ), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Team Finec, doorgenummerd 1 tot en met 791. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13.
3.Pagina’s 18 tot en met 22.
4.Pagina’s 120 tot en met 153.
5.Pagina 500.
6.Pagina 653.
7.Pagina 629.
8.Pagina’s 241, 243 en 244.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 24 maart 2021.
10.Pagina 13.
11.Pagina’s 18 en 22.
12.Pagina 733.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 24 maart 2021.