Uitspraak
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder
[derde-partij], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. D. McLean.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 29 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in verband met een opgelegde bouwstop. De verzoeker had omgevingsvergunningen verkregen voor verbouwingswerkzaamheden, maar tijdens inspecties door de toezichthouder zijn overtredingen vastgesteld. De bouwinspecteur heeft de werkzaamheden stilgelegd en een bouwstop opgelegd, omdat de verzoeker de voorschriften van de vergunningen niet had nageleefd en asbestverdacht materiaal had aangetroffen zonder de juiste meldingen te doen.
De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de bouwstop en verzocht om opheffing van deze stop, omdat hij meende dat de bouwstop een te verstrekkend middel was en hem financieel benadeelde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat er overtredingen zijn begaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bouwstop gerechtvaardigd was, gezien de gezondheidsrisico's van asbest en de noodzaak van een sloopmelding bij het afvoeren van grote hoeveelheden sloopafval. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de mogelijkheid voor de verzoeker om de bouwstop op te heffen door aan de voorwaarden van de gemeente te voldoen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.