ECLI:NL:RBMNE:2021:1443

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
UTR 21/1170
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bouwstop in verband met overtredingen omgevingsvergunning

Op 29 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in verband met een opgelegde bouwstop. De verzoeker had omgevingsvergunningen verkregen voor verbouwingswerkzaamheden, maar tijdens inspecties door de toezichthouder zijn overtredingen vastgesteld. De bouwinspecteur heeft de werkzaamheden stilgelegd en een bouwstop opgelegd, omdat de verzoeker de voorschriften van de vergunningen niet had nageleefd en asbestverdacht materiaal had aangetroffen zonder de juiste meldingen te doen.

De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de bouwstop en verzocht om opheffing van deze stop, omdat hij meende dat de bouwstop een te verstrekkend middel was en hem financieel benadeelde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat er overtredingen zijn begaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bouwstop gerechtvaardigd was, gezien de gezondheidsrisico's van asbest en de noodzaak van een sloopmelding bij het afvoeren van grote hoeveelheden sloopafval. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de mogelijkheid voor de verzoeker om de bouwstop op te heffen door aan de voorwaarden van de gemeente te voldoen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1170
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Kolff).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. D. McLean.

Inleiding

Verzoeker is eigenaar van een twee-onder-een-kapwoning aan de [adres 1] in [woonplaats] . Derde-partij woont in de andere woning aan de [adres 2] in [woonplaats] . Aan verzoeker is op 17 november 2020 een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de begane grondvloer en het aanbrengen van een nieuw portaal. Op 31 januari 2021 is aan verzoeker een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een dakopbouw aan de achterzijde van de woning en het plaatsen van een dakkapel aan de voorzijde van de woning. Verzoeker is gestart met het uitvoeren van de werkzaamheden.
De toezichthouder van verweerder heeft de werkzaamheden aan de woning meerdere malen geïnspecteerd. Tijdens een inspectie op 17 maart 2021 heeft de toezichthouder vastgesteld dat verzoeker de voorschriften van de omgevingsvergunningen overtreedt. De bouwinspecteur van verweerder heeft daarop mondeling de bouwwerkzaamheden stil gelegd.
Met het besluit van 17 maart 2021 heeft verweerder de opgelegde bouwstop schriftelijk bevestigd en verzoeker gelast om de werkzaamheden te staken en gestaakt te houden onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,- per geconstateerde overtreding. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat verzoeker de werkzaamheden niet heeft gestaakt en dat hij geen contact heeft opgenomen met verweerder en de Omgevingsdienst regio Utrecht (OdrU) toen hij bij het uitvoeren van de werkzaamheden asbestverdacht materiaal heeft aangetroffen. Daarnaast heeft verzoeker nagelaten om voor het verwijderen van asbest en het afvoeren van meer dan 10 m3 sloopafval bij verweerder een sloopmelding in te dienen.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 17 maart 2021 bezwaar gemaakt. Hij vindt dat de bouwstop een te verstrekkend middel is gelet op de (financiële) schade die dit hem oplevert. Hangende de bezwaarprocedure heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om de bouwstop op te heffen zodat de nadelige gevolgen van de bouwstop beperkt kunnen worden.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 29 maart 2021. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] , bouwinspecteur bij verweerder en [B] , toezichthouder bij de Omgevingsdienst regio Utrecht. Derde-partij was ook bij de behandeling aanwezig, vergezeld door zijn partner [partner] en bijgestaan door zijn gemachtigde.
Het verzoek om voorlopige voorziening is gelijktijdig op zitting behandeld met het verzoek om voorlopige voorziening dat derde-partij heeft ingediend in verband met de aan verzoeker verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakopbouw en een dakkapel. Dit verzoek wordt behandeld onder zaaknummer UTR 21/1038. Op het verzoek om voorlopige voorziening van derde-partij is door de voorzieningenrechter bij afzonderlijke uitspraak beslist.
De voorzieningenrechter heeft na afloop van de zitting – na een korte schorsing – mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het bestreden besluit zodanig gebrekkig is dat het in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft daarom een voorlopig oordeel over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is of niet. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
De rechtmatigheid van het besluit
3.1
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat door verzoeker overtredingen zijn begaan waartegen handhavend kan worden opgetreden. In de voorschriften bij de omgevingsvergunningen is opgenomen dat de werkzaamheden direct moeten worden gestaakt en dat er contact moet worden opgenomen met verweerder en de OdrU wanneer er tijdens de werkzaamheden asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen. In de schoorsteen van de woning is asbestverdacht materiaal aangetroffen door de toezichthouder. Dit was door verzoeker niet gemeld en de werkzaamheden waren niet stil gelegd.
3.2
In de voorschriften bij de omgevingsvergunningen is verder opgenomen dat een sloopmelding moet worden gedaan bij verweerder als asbest wordt verwijderd of als de hoeveelheid sloopafval meer dan 10 m3 bedraagt. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat het maximum van 10 m3 geldt voor het hele project en niet voor elke omgevingsvergunning afzonderlijk. De voorzieningenrechter is het hiermee eens. Het gaat hier om de verbouwing van één woning. Daarom is het logisch dat de hoeveelheid sloopafval van de gehele verbouwing meetelt. Dat het werk op grond van twee omgevingsvergunningen wordt uitgevoerd, maakt dat niet anders. Verweerder heeft met de ingebrachte stukken aannemelijk gemaakt dat er bij het uitvoeren van de werkzaamheden al meer dan 10 m3 sloopafval is afgevoerd. Verzoeker heeft tijdens de zitting ook bevestigd dat hij inmiddels meer dan 10 m3 sloopafval heeft afgevoerd, maar stelt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij zonder sloopmelding per omgevingsvergunning 10 m3 sloopafval mocht afvoeren. Deze veronderstelling van verzoeker is dus onjuist.
4. Omdat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat er overtredingen zijn begaan, is verweerder ook bevoegd om tegen deze overtredingen handhavend op te treden. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van verweerder worden gevergd om dat niet te doen. Dit kan zich alleen voordoen als er concreet zicht bestaat op legalisatie of als handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de belangen die met handhaving zijn gediend, dat van handhaving moet worden afgezien.
5. Volgens verzoeker zijn er bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien. De bouwstop is volgens verzoeker disproportioneel en staat niet in verhouding tot de (financiële) schade die dit hem oplevert. De voorzieningenrechter volgt verzoeker daarin niet. Het staat vast dat er bij het uitvoeren van de werkzaamheden asbestverdacht materiaal is aangetroffen. Daar moet zorgvuldig mee omgegaan worden gelet op de gezondheidsrisico’s die verwijdering daarvan met zich kan brengen. Ook de verplichte sloopmelding bij het afvoeren van grote hoeveelheden sloopafval ziet onder meer op het veilig afvoeren van het afval. Het met de bouwstop te dienen belang van de gezondheid en veiligheid is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zwaarwegend belang. In het licht hiervan kan het opleggen van de bouwstop in dit geval, ondanks de (financiële) schade van verzoeker, niet zodanig onevenredig worden geacht dat verweerder daarvan had moeten afzien.
Conclusie
6. Uit het voorgaande volgt dat de bouwstop naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter met de beslissing op bezwaar in stand kan blijven. Verzoeker kan bereiken dat de opgelegde bouwstop wordt opgeheven door aan de door verweerder gestelde voorwaarden te voldoen. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.