4.3Het oordeel van de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen (aanrijding misdrijf) onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
De bestuurder van een (touringcar) autobus, merk Scania, type Interlink, reed over de rijbaan van de Comeniuslaan te Bussum, gemeente Gooise Meren, komende uit de richting van de Lambertus Hortensiuslaan en gaande in de richting van de Julianalaan.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]hebben in een proces-verbaal van bevindingen videobeelden onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb videobeelden veiliggesteld van een camera welke bevestigd was in de betrokken bus.Wij zagen bij het starten van de videobeelden op het beeld van de camera welke naar buiten was gericht, dat een rij voertuigen stil stond aan de linkerzijde, welke in tegenstelde richting reden. Wij zagen dat er voor de bus, in dezelfde rijrichting, een personenauto van het merk Mercedes reed. Wij zagen dat het voertuig van het merk Mercedes voor de bus met een zeer lage snelheid achteruit reed. Wij zagen dat de deur van de bus op dat moment open was en bezig was met sluiten. Wij zagen vervolgens dat de voorste deur sloot en nog voordat de deur volledig gesloten was zagen wij dat de bus begon te bewegen. Op het beeld welke naar buiten was gericht zagen wij dat de bus zich kennelijk naar voren bewoog. Wij zagen dat de remlichten van de Mercedes voor de bus licht uit straalde en dat de Mercedes stil stond. Op het beeld welke naar binnen was gericht zagen wij dat de bestuurder leek te schrikken en met twee handen zijn stuur vastpakte.Vervolgens werd er een bakfiets zichtbaar voor de Mercedes. Wij zagen dat deze bakfiets in tegengestelde richting bewoog van de Mercedes en de bus. Wij zagen dat het een bakfiets betrof welke overeen kwam met het ongevalsvoertuig welke werd aangetroffen op de plaats delict. Wij zagen dat de bus nog steeds naar voren bewoog en tegen de Mercedes voor de bus botste. Wij zagen dat de Mercedes kennelijk door de bus naar voren werd bewogen.Wij zagen dat de Mercedes nog steeds naar voren werd bewogen door de bus en dat de Mercedes naar de linkerzijde van de rijbaan werd geduwd. De bakfiets bevond zich dan nog voor de Mercedes. Wij zagen dat aan de rechterzijde van de rijbaan een voertuig van het merk Mazda geparkeerd stond. Vervolgens zagen wij dat de Mercedes nog steeds door de bus naar voren werd bewogen en daardoor botste tegen de bakfiets. Hierdoor kwam de bestuurder van de bakfiets ten val. Wij zagen dat de Mercedes voor de bus verder naar de linkerzijde van de rijbaan werd geduwd door bus. De bus botste vervolgens tegen het geparkeerde voertuig van het merk Mazda. De Mercedes botste vervolgens tegen een andere personenauto welke in tegengestelde richting stil stond.Door de botsing tussen de Mercedes en de personenauto werd deze personenauto naar achteren bewogen. De geparkeerde Mazda werd door de bus naar voren geduwd tegen een ander geparkeerd voertuig. De bestuurder van de bakfiets kwam op de rijbaan voor de bus ten val. Wij zagen dat de bus nog steeds naar voren bewoog en wij zagen de bestuurder van de bakfiets onder de voorzijde van de bus verdwijnen. De bus bewoog nog steeds in voorwaartse richting. De bestuurder van de bakfiets was niet meer zichtbaar in het beeld van de camera. Alleen de bak van de bakfiets was zichtbaar.De bus bewoog nog steeds in voorwaartse richting. De Mazda werd naar voren geduwd tegen het geparkeerde voertuig voor de Mazda. Hierdoor werd dit voertuig ook naar voren bewogen. De Mazda werd door de bus naar de rechterzijde geduwd. Het voertuig voor de Mazda werd door de Mazda naar de linkerzijde geduwd. Het voertuig voor de Mazda, van het merk Mercedes, kwam hierdoor overdwars op de rijbaan voor de bus te staan. De bus botste tegen het voertuig welke overdwars op de rijbaan was gekomen. De bus bewoog zich nog steeds voorwaarts. Dit voertuig werd door de bus naar voren bewogen waardoor dit voertuig weer in botsing kwam met een geparkeerd voertuig aan de rechterzijde van de rijbaan. Hierdoor werd dit geparkeerde voertuig naar achteren verplaatst en kwam het in botsing met een ander geparkeerd voertuig aan de rechterzijde van de rijbaan.De bus bewoog zich nog voorwaarts. Zichtbaar was dat het voertuig overdwars voor de bus naar voren werd geduwd waardoor de geparkeerde voertuigen ook indirect werden weg geduwd. Wij zagen dat de bus vertraagde. Vervolgens zagen wij dat de bus niet meer in beweging was. Bij het zien van bovengenoemde videobeelden zagen wij dat de bestuurder van de bus geschrokken lijkt. Wij zagen dat de bestuurder ten tijde van het incident twee handen aan het stuur had en zijn ogen wijd had opengesperd. De bus stond bij het tijdsverloop van het videobestand van de videobeelden na 17 seconden stil.
Verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 4]hebben in een proces-verbaal van forensisch voertuigonderzoek onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Analyse videobeelden
Door mij, verbalisant [verbalisant 5] zijn de camerabeelden geanalyseerd en geïnterpreteerd. Deze analyse is uitsluitend gericht op het handelen van de chauffeur dat van invloed kan zijn op het gedrag van het voertuig.
00:00 sec: Passagiers zijn aan het uitstappen bij deur 1.00:22 sec: De laatste passagier is uitgestapt.
00:34 sec: Deur 1 is bijna volledig gesloten en de bus komt in beweging.
00:35 sec: De chauffeur grijpt zijn stuur met twee handen vast. In het tijdsbestek tussen 00:35 en 00:47 sec botst de Scania Interlink tegen meerdere personenauto’s en overrijdt een bakfiets met bestuurder.
00:47 sec: De chauffeur werpt een zeer korte blik naar beneden in de richting van zijn voeten.
00:48 sec: De bus komt tot stilstand waarbij een passagier ten val komt door de vertraging die de bus ondergaat.
00:50 sec: De chauffeur haalt zijn handen van het stuur en zegt: “ik weet niet wat er gebeurt hoor?”.
00:53 sec: De chauffeur beweegt zijn rechter arm en hand in de richting van het
knoppenpaneel aan de rechterzijde van het voertuig en richt zijn blik in dezelfde richting.
00:57 sec: De bus komt kort in beweging en rijdt een klein stukje achteruit.
00:58 sec: De bus komt weer tot stilstand.
00:59 sec: De chauffeur beweegt zijn rechter arm en hand in de richting van het
knoppenpaneel aan de rechterzijde van het voertuig en richt zijn blik in dezelfde richting.
01:03 sec: De bus beweegt achteruit.
01:04 sec: De bus komt tot stilstand.
01:05 sec: De chauffeur beweegt zijn rechter arm en hand in de richting van het
knoppenpaneel aan de rechterzijde van het voertuig en richt zijn blik in dezelfde richting.
01:14 sec: De chauffeur beweegt zijn linker arm in de richting van de hendel van de
parkeerrem. Er is een pneumatisch geluid hoorbaar.
Conclusie voertuigonderzoek
Uit het forensisch voertuigonderzoek is gebleken dat het incident zoals dit is vastgelegd door het camerasysteem in de Scania Interlink uitsluitend te simuleren is door het maken van de volgende bedieningsfout:
bij het tot stilstand brengen van het voertuig deur 1 openen waardoor de halterem van het voertuig wordt geactiveerd. Vervolgens de rechtervoet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen en deze volledig indrukken en ingedrukt houden. Vervolgens deur 1 sluiten, waardoor de halterem wordt gedeactiveerd en de bus direct wegrijdt. Het voertuig kan vervolgens met de voetrem tot stilstand worden gebracht.
Uit het forensisch voertuigonderzoek is gebleken dat het voertuig te allen tijde door middel van de bedrijfsrem tot stilstand kan worden gebracht en dat het remsysteem alle andere systemen “overruled”. Uit het forensisch voertuigonderzoek is gebleken dat het voertuig geen technische gebreken vertoonde die ervoor konden zorgen dat het voertuig op hol kon slaan. Op basis van de proeven en de beelden daarvan, is het vrijwel zeker dat door een bedieningsfout van de Scania Interlink het voertuig onbedoeld is gaan accelereren ten tijde van het incident. Na het bewust al dan niet onbewust ontdekken van de bedieningsfout is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het voertuig tot stilstand gebracht met de bedrijfsrem.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 30 maart 2021 onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 8 januari 2020 reed ik in Bussum als bestuurder van de bus die betrokken is geweest bij het ongeluk waarbij [slachtoffer] is overleden. U, voorzitter, houdt mij de conclusie van het forensisch voertuigonderzoek voor en vraagt mij of ik bij het standpunt – zoals ik dat heb ingenomen tijdens mijn verhoor bij de politie – blijf dat ik geen bedieningsfout heb gemaakt. Nee, ik wil wel toegeven dat ik een fout heb gemaakt.
Het procesdossier bevat een akte van overlijdenen een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek, waaruit blijkt dat [slachtoffer] op 8 januari 2020 is overleden aan verwondingen die het gevolg zijn van de aanrijding.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) het eenieder die aan het verkeer deelneemt verboden is om zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt, waardoor een ander wordt gedood.
Met ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW 1994 wordt bedoeld: schuld die betrekking heeft op het verkeersongeval. Die vorm van schuld wordt ook wel ‘culpa’ genoemd en betekent kort gezegd: onvoorzichtig handelen dat verwijtbaar en aanmerkelijk is. Een zogenaamde ‘culpose dader’ wilde het gevolg niet, maar het valt hem te verwijten dat het toch is gebeurd. Het gevolg was te vermijden geweest als hij minder onvoorzichtig of onoplettend was geweest. De culpoze dader is onachtzaam, onnadenkend, onoplettend en nalatig. Die nalatigheid kan bewust en onbewust plaatsvinden. Bij bewuste schuld is de dader zich bewust geweest van de mogelijkheid van een ongeval, maar gelooft hij in een goede afloop, terwijl de onbewuste schuld zich kenmerkt doordat de dader in het geheel niet aan de mogelijkheid van een ongeval heeft gedacht.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er is sprake van schuld indien het optreden van verdachte aanmerkelijk is achtergebleven bij hetgeen van hem als verkeersdeelnemer wordt geëist. In het verkeer heeft iedere verkeersdeelnemer in het algemeen en een beroepschauffeur in het bijzonder de plicht om te reageren op zich aandienende verkeerssituaties. Deze grotere verantwoordelijkheid die op verdachte rustte als professioneel buschauffeur wordt ook wel ‘
Garantenstellung’genoemd
.De schuld heeft geen betrekking op de relatie tussen het gedrag en de dood of het letsel. Dat betekent dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen, kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Beoordeling: is er in casu sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW?De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 8 januari 2020 in een NS-bus in Bussum, gemeente Gooise Meren heeft gereden, waarbij hij onder andere tegen een Mercedes is gebotst, die vervolgens een bakfiets heeft aangereden waarop [slachtoffer] fietste. Zij was op het moment van overlijden 11 weken zwanger. Als gevolg van de botsing met de Mercedes is [slachtoffer] van haar bakfiets gevallen en onder de NS-bus terechtgekomen, die vervolgens over haar heen is gereden. Als gevolg daarvan zijn [slachtoffer] en haar ongeboren kind overleden. De NS-bus is vervolgens verder doorgereden en heeft daarbij een kettingbotsing veroorzaakt.
Bij de beoordeling van het gedrag van verdachte zijn de volgende omstandigheden van belang:
- verdachte heeft passagiers de NS-bus laten uitstappen op een voor hem onbekende weg waar in beide rijrichtingen file stond en op een plek die geen bushalte is;
- vervolgens heeft hij in plaats van het rempedaal het gaspedaal ingetrapt, waardoor – toen de deur van de NS-bus sloot en de halterem werd gedeactiveerd – de bus naar voren is geschoten;
- verdachte heeft het gaspedaal ingetrapt gehouden;
- verdachte heeft ten tijde van het incident twee handen aan het stuur gehad en had zijn ogen wijd opengesperd;
- eerst na 13 seconden en nadat [slachtoffer] al door de bus was overreden, heeft verdachte een blik op zijn voeten/de pedalen geworpen en een seconde later heeft hij de rem ingetrapt. De bus is vervolgens nog twee maal een stukje naar achteren gereden, waarna verdachte de handrem heeft ingeschakeld. In totaal heeft hij het gaspedaal 14 seconden ingedrukt gehouden – gedurende die tijd is de NS-bus naar voren gereden waarbij deze meerdere auto’s heeft geraakt.
De rechtbank overweegt dat het (per ongeluk) intrappen van het gaspedaal in plaats van de rem en vervolgens het ingedrukt houden van het gaspedaal ten grondslag liggen aan alle gebeurtenissen die vervolgens hebben plaatsgevonden. Het intrappen van het gaspedaal in plaats van de rem en vervolgens het ingetrapt houden van het gaspedaal, is een bedieningsfout die niet elke chauffeur wel eens overkomt, laat staan een beroepschauffeur als verdachte. Als beroepschauffeur mag van verdachte worden verwacht dat hij altijd oplet, dat hij het juiste pedaal intrapt en dat hij, als hij het verkeerde pedaal intrapt, zijn voet direct van het gaspedaal haalt. De rechtbank weegt mee dat verdachte gedurende 14 seconden niets heeft gedaan om het voertuig tot stilstand te brengen en dat hij, nadat hij het rempedaal heeft ingetrapt, het voertuig nog tweemaal achteruit laat rijden. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op geen enkel moment heeft gezien, moet het voor hem duidelijk zijn geweest dat de autobus een ravage had aangericht en had hij ten minste uit voorzorg het voertuig niet meer mogen verplaatsen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door voornoemd handelen (en nalaten eerder in te grijpen) de plicht die op hem als beroepschauffeur rust niet is nagekomen en aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Dat verdachte het gaspedaal waarschijnlijk onbewust heeft ingetrapt doet – gelet op hetgeen hiervoor over onbewuste schuld is overwogen – aan dat oordeel niet af. Van automatisch handelen, zoals de raadsman heeft bepleit, was naar het oordeel van de rechtbank gelet op voornoemde omstandigheden geen sprake. Verdachtes handelen en nalaten is ook verwijtbaar. De NS-bus was immers technisch in orde en er zijn geen verontschuldigbare defecten in de persoon van verdachte aan de orde. Verdachte had simpelweg de rem moeten intrappen of zijn voet van het gaspedaal moeten halen en de handrem moeten aantrekken en had – nadat het voertuig tot stilstand was gekomen – het voertuig niet meer mogen verplaatsen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedrag waardoor een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval plaatsvond met alle gevolgen van dien. De rechtbank zal het primair tenlastegelegde bewezen verklaren (zoals hieronder in rubriek 5 is weergegeven).