ECLI:NL:RBMNE:2021:1434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
16-159452-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van drie betrokkenen bij de moord op een 50-jarige man in Cothen met straffen variërend van gevangenisstraf tot tbs

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, zijn vriendin en schoonmoeder, die schuldig zijn bevonden aan de moord op een 50-jarige man in Cothen op 26 maart 2020. De rechtbank oordeelde dat de schutter, de 21-jarige man, een gevangenisstraf van 10 jaar en tbs met dwangverpleging opgelegd kreeg. Zijn vriendin, de dochter van het slachtoffer, werd veroordeeld tot 22 maanden jeugddetentie en de PIJ-maatregel. De schoonmoeder, partner van het slachtoffer, kreeg een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorbedachten rade en medeplegen, waarbij alle drie de betrokkenen een cruciale rol speelden in het moordplan. De rechtbank verwierp de verdediging van de schutter dat hij geen intentie had om te doden, en baseerde haar oordeel op afgeluisterde gesprekken en getuigenverklaringen die de gezamenlijke planning van de moord bevestigden. De rechtbank benadrukte dat de eerdere bedreigingen en mishandelingen door het slachtoffer de moord niet rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan na een openbare zitting waarin de standpunten van de verdachte, de advocaat en de officier van justitie werden gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-159452-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 2 oktober 2020 en 5 maart 2021. Op 5 maart 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 9 april 2021 gesloten.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, haar advocaat mr. M.R. Mantz en de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat zij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de (op de zitting gewijzigde) tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat zij op 25 maart 2020 in Cothen, Vinkeveen en/of Zoetermeer een vuurwapen en daarbij horende munitie in bezit heeft gehad en heeft overgedragen aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] .

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie blijkt uit het dossier dat verdachte een vuurwapen en munitie heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] , die dat (later) weer heeft overgedragen aan [medeverdachte 2] . De officier van justitie vindt dan ook dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Volgens de advocaat passen de in het dossier aanwezige bewijsstukken ook in de verklaring van verdachte, namelijk dat zij [medeverdachte 1] op de avond van 25 maart 2020 wel heeft gezien, maar toen geen wapen en munitie aan haar heeft gegeven, en weerleggen die bewijsstukken dit verhaal niet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aanleiding
Op 26 maart 2020 is [slachtoffer] doodgeschoten op de parkeerplaats voor zijn woning. [medeverdachte 2] heeft vlak na de schietpartij verklaard dat hij [slachtoffer] heeft doodgeschoten. Vrij snel daarna gingen bij buurtbewoners chatgesprekken rond die tussen [medeverdachte 1] , de dochter van het slachtoffer, en anderen zouden hebben plaatsgevonden over het regelen van een wapen. Aan de politie werden ook geluidsopnames overhandigd waarop [medeverdachte 1] te horen is die zegt dat zij het wapen van een zigeunermeid heeft gekregen. Verdachte wordt verweten dat zij de persoon is die dit wapen aan [medeverdachte 1] heeft geleverd, die het vervolgens weer aan [medeverdachte 2] zou hebben gegeven.
De bewijsstukken
Uit het verhoor van [medeverdachte 1] blijkt dat zij op 24 en 25 maart 2020 aan haar kennissen [A] en [B] heeft gevraagd of zij een wapen aan haar konden leveren, maar dat dat niet is gelukt. [2] Uit een gesprek via Facebook Messenger tussen [medeverdachte 1] en [A] blijkt dat [A] op woensdag (
de rechtbank begrijpt: 25 maart 2020) rond 16.18 uur aan [medeverdachte 1] liet weten dat hij niet aan een wapen kon komen. [3]
Uit onderzoek naar de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat zij op 25 maart 2020 tussen 16.27 uur en 20.10 uur in totaal elf keer telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Het gaat om de volgende contacten, waarbij verdachte is weergegeven met de letter ( [verdachte] ) en [medeverdachte 1] met de letter ( [medeverdachte 1] ): [4]
  • 16.27 uur [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) belt naar [telefoonnummer] ( [verdachte] ) duur 97 sec
  • 16.31 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 34 sec
  • 16.33 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 83 sec
  • 17.07 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 109 sec
  • 17.09 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 91 sec
  • 19.07 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 0 sec
  • 19.48 uur [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) belt naar [telefoonnummer] ( [verdachte] ) duur 23 sec
  • 19.54 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 45 sec
  • 19.58 uur [telefoonnummer] ( [verdachte] ) belt naar [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) duur 29 sec
  • 20.10 uur [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) belt naar [telefoonnummer] ( [verdachte] ) duur 2 sec
  • 20.10 uur [telefoonnummer] ( [medeverdachte 1] ) belt naar [telefoonnummer] ( [verdachte] ) duur 49 sec
De telefoon van verdachte is onderzocht. Uit de inhoud van deze telefoon is gebleken dat zij op 25 maart 2020 om 18.09 uur naar haar neefje had gestuurd “ik ben ff wat aan het fixen voor iemand”. [5]
Uit camerabeelden van de Rabobank in Cothen is gebleken dat [medeverdachte 1] op 25 maart 2020 tussen 19.35 uur en 19.42 uur in totaal € 1.500,- heeft gepind. [6] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij op de avond van 25 maart 2020 voor € 1.500,- een wapen van iemand heeft gekocht. [7]
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben beiden verklaard dat zij elkaar in de avond van 25 maart 2020 in Cothen hebben gezien. [8] Verdachte verklaarde ter zitting dat het een korte ontmoeting was en dat ze vlak voor de ontmoeting [medeverdachte 1] een paar keer had gebeld om te vragen waar ze nou precies was. Verdachte verklaarde dat de ontmoeting plaatsvond in de bebouwde kom van Cothen, in de buurt van het bruggetje over de Kromme Rijn en op gezichtsafstand van het Tinq tankstation aan de N229. [9] Om 19.54 uur en 19.58 uur straalde de telefoon van verdachte telefoonmasten aan in Langbroek en Werkhoven, in de buurt van Cothen. [10]
Op de camerabeelden van Tinq tankstation in Cothen is te zien dat verdachte daar op 25 maart 2020 om 20.07 uur aan komt rijden. [11] Verdachte heeft verklaard dat zij daar ging tanken toen zij op de terugweg was van haar afspraak met [medeverdachte 1] . [12]
Op de avond van 25 maart 2020 om 20.12 uur straalde de telefoon van [medeverdachte 2] aan op het Rozenplantsoen in Cothen. [13]
Op 26 maart 2020 werd in de Kromme Rijn een vuurwapen gevonden op de locatie waar [medeverdachte 2] het vuurwapen volgens zijn eigen verklaring had weggegooid. [14] Het aangetroffen vuurwapen en daarin gevonden munitie is door verbalisant [verbalisant] onderzocht. Het vuurwapen, een pistool (merk CZ, model 50, kaliber 7.65 mm), en de munitie, scherpe patronen (merk S&B en CBC, kaliber 7.65 mm), vallen onder categorie III van artikel 2 van de Wet Wapens en Munitie. [15]
In het dossier bevindt zich ook de uitwerking van een geluidsopname van een gesprek tussen [C] (vrouw 1), [medeverdachte 3] (vrouw 2) en [medeverdachte 1] (vrouw 3). In dat gesprek werd onder andere het volgende gezegd: [16]
“Vrouw 3:
(…)
Hij heeft mij ook gezegd dat wapen hebben ze niet bij mij gevonden.
(…)
Vrouw 1: Zeg me waar je 'm vandaan heb?
Vrouw 3: Zigeunermeid
(…)
Ze heb ook nog een kind lopen.”
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat er zigeuners in haar familie zitten en dat [medeverdachte 1] dacht dat zij een zigeunermeid was. Volgens verdachte heeft [medeverdachte 1] het over haar als ze het heeft over “een zigeunermeid”. Ook vertelde verdachte op de zitting dat zij een kind heeft. [17]
In een tapgesprek tussen verdachte en haar partner [E] op 15 juli 2020 zegt [E] “Kijk eh dat je daar geweest bent is een ding weet je wel, maar eh ja hebt je ’t nie in je handen gehad dan kenne ze uberhaupt al niks weet je wel”. [18] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het wapen in een plastic zakje zat. [19]
Interpretatie van de bewijsstukken
Uit de bewijsstukken blijkt dat [medeverdachte 1] op 25 maart 2020, kort nadat zij van [A] had vernomen dat hij geen wapen voor haar kon regelen, contact zocht met verdachte. Het betreft het eerste contact van in totaal elf telefonische contacten die middag en avond. Dezelfde dag rond 19.42 uur heeft [medeverdachte 1] een geldbedrag van € 1.500,- gepind voor de aanschaf van een wapen. Vlak daarna, rond 19.58 uur, heeft verdachte [medeverdachte 1] ontmoet. Verdachte heeft zelf verklaard dat het een korte ontmoeting was, hetgeen ook blijkt uit het tijdstip van de camerabeelden bij het Tinq tankstation (20.07 uur) en de tijd die gemoeid is met het overbruggen van de afstand tussen de plaats van ontmoeting en het tankstation. Het aangeschafte wapen heeft [medeverdachte 1] dezelfde avond overhandigd aan [medeverdachte 2] , die blijkens de verkeersgegevens van zijn telefoon rond 20.12 uur in Cothen was, vlak na de ontmoeting tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
In een gesprek waarvan [medeverdachte 1] niet wist dat het werd opgenomen, vertelde [medeverdachte 1] dat ze het wapen van een ‘zigeunermeid’ heeft gekregen. Zo noemde [medeverdachte 1] verdachte ook. Tot slot benoemt de partner van verdachte dat verdachte ‘daar’ weliswaar was, maar ‘het’ niet in handen heeft gehad. Dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] dat het wapen in een plastic tasje zat.
Verdachte heeft bij de politie en op de zitting verklaard dat zij op de avond van 25 maart 2020 wel bij [medeverdachte 1] is geweest, maar geen wapen aan haar heeft geleverd. Over de reden van het bezoek heeft verdachte wisselend verklaard. Zij verklaarde aanvankelijk dat ze naar [medeverdachte 1] toe ging omdat [medeverdachte 1] overstuur was, en later vertelde zij dat ze een stukje wiet aan [medeverdachte 1] kwam brengen. Die verklaringen vindt de rechtbank – mede gelet op (het tijdsbestek van) de zojuist besproken aaneenschakeling van gebeurtenissen – niet geloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte degene is geweest die het vuurwapen met munitie aan [medeverdachte 1] heeft geleverd. Daarmee is dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 maart 2020 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 maart 2020 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk CZ, type 50, kaliber 7. 65mm), en een hoeveelheid bij dat vuurwapen horende scherpe patronen (merk S&B en CBC, kaliber 7.65mm), heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] en voorhanden heeft gehad.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door verdachte gepleegde feit bestond. Het door verdachte gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit:
eendaadse samenloop van:
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (voorhanden hebben munitie);
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (voorhanden hebben vuurwapen);
  • handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (overdragen munitie);
- handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (overdragen vuurwapen).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het verdachte erg kwalijk dat zij een levensgevaarlijk risico heeft genomen door aan een ander een vuurwapen met munitie over te dragen. Hij wijst erop dat deze rechtbank in een ander vonnis heeft aangegeven dat er een duidelijk signaal gegeven moet worden aan personen die zich met vuurwapens bezighouden.
De officier van justitie eist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte heeft verzocht om – als verdachte niet wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde – geen langere gevangenisstraf op te leggen dan verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De advocaat heeft erop gewezen dat de oriëntatiepunten die rechters hanteren bij het bepalen van een straf voor het voorhanden hebben en overdragen van een wapen of munitie een gevangenisstraf van drie maanden voorschrijven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder verdachte dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie op een openbare plek overhandigd aan een destijds 19-jarig meisje, dat op dat moment ook emotioneel was en in een ruzie was verwikkeld met anderen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. In dit geval is met het vuurwapen ook daadwerkelijk iemand doodgeschoten. Alhoewel niet vaststaat dat verdachte wist dat dit stond te gebeuren, heeft zij wel dat risico genomen. De rechtbank neemt dat verdachte erg kwalijk.
De rechtbank vindt dat vanwege de ernst van het feit in beginsel een gevangenisstraf van meerdere maanden passend is.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat zij eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Aangezien dat niet een vergelijkbaar strafbaar feit is als het voorhanden hebben en overdragen van een wapen, heeft dat geen invloed op het bepalen van de straf.
8.3.3
Conclusie
Alhoewel de huidige oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben en overdragen van een wapen en munitie een gevangenisstraf van drie maanden voorschrijven, vindt de rechtbank dat niet met een straf van die hoogte kan worden volstaan. Door het toenemend wapengebruik in de samenleving moet strenger worden opgetreden tegen illegaal wapenbezit. Daar komt nog bij dat verdachte het vuurwapen met kogels niet alleen in bezit gehad, maar ook op een openbare plek overgedragen aan een jong persoon. De rechtbank vindt daarom dat de ernst van het feit om een hogere straf vraagt dan de oriëntatiepunten voorschrijven.
De rechtbank vindt de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en geboden en zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 maart 2020 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede en/of Vinkeveen, gemeente de Ronde Venen en/of Zoetermeer, in elk geval in Nederland, een hoeveelheid munitie en/of een wapen van categorie III, te weten een pistool, (merk CZ, model VZOR, type 50, kaliber 7. 65mm) en/of een hoeveelheid (bij dat vuurwapen horende) scherpe patronen (merk S&B en/of CBC, kaliber 7.65mm), in elk geval een vuurwapen en/of munitie van categorie III heeft overgedragen aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 31 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal in deze zaak zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020089271 dat werd gesloten op 16 februari 2021, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1930. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1258.
3.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een screenshot van een Facebook-Messenger gesprek, als bijlage gehecht bij proces-verbaal van bevindingen, p. 222.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 695-697.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 804-806.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 270-273.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1253 en, 1256.
8.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 1254-1257.
9.Het proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 804-806.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 699-700.
12.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 695-697.
14.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 1357-1359.
15.Proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2020089271-82.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 467-470.
17.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
18.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 1142.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , 1256.