Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen
[bedrijf] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats 1] , eiseres
Procesverloop
14 september 2020 heeft ontvangen.
Overwegingen
niet meer bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. Volgens eiseres had het college tijdens de bezwaarfase de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A] nader moeten onderzoeken. Het college stelt zich op het standpunt dat daartoe geen aanleiding bestond.
[A] de bestuurder was van [B.V. 1] B.V. De door eiseres overgelegde stukken uit het handelsregister geven daarover geen uitsluitsel. Het is daarom ook mogelijk dat [A] optrad omdat hij daartoe gevolmachtigd was door de (indirect) bestuurder van [B.V. 1] B.V.. In beide gevallen mag het college [A] als de natuurlijke persoon die stelt de B.V. te vertegenwoordigen vragen om zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid aan te tonen. [3] Het college is echter niet verplicht om dit te doen. De vraag die de rechtbank in deze uitspraak moet beantwoorden is of zich in de bezwaarfase feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waarin het college aanleiding had moeten zien om [A] ten behoeve van de bekendmaking van het bestreden besluit (opnieuw) naar zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid te vragen. Het antwoord op die vraag is nee, omdat het de verantwoordelijkheid is van de rechtspersoon om het college te informeren over wijzigingen in de bestuurdersstructuur.
[A] vragen te stellen over zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dat er een wisseling heeft plaatsgevonden van de enig bestuurder en aandeelhouder van de rechtspersoon is naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheid waarmee het college rekening had moeten houden. [B.V. 1] B.V. heeft nagelaten om aan het college mededeling te doen van de bestuurderswisseling en de aandelenoverdracht op
29 maart 2019. Het college was dus niet op de hoogte van de rechtsopvolging en een mogelijke wijziging in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A] en het college hoefde hierop ook niet bedacht te zijn. Er was dan ook geen aanleiding om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een gemachtigde te onderzoeken voor het nemen van de beslissing op bezwaar. Het is de keuze van eiseres om wijzigingen aan te brengen in de rechtsstructuur van de onderneming. Eiseres had bovendien kunnen weten dat de omgevingsvergunning nog niet in rechte vast stond, door er bij het college naar te informeren of er bezwaar tegen was gemaakt. Dat [A] eiseres daarover niet heeft geïnformeerd is iets tussen hen beiden. Dit komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiseres.
Beslissing
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.