ECLI:NL:RBMNE:2021:1427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
UTR 20 _ 3272
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen een omgevingsvergunning voor een zonnepark

Op 9 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen [bedrijf] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark, oorspronkelijk aangevraagd door BAM Bouw en Techniek B.V. in januari 2017. Na een wijziging van de aanvraag door [B.V. 1] B.V. en een tijdelijke vergunning verleend op 14 maart 2019, hebben derde-partijen bezwaar gemaakt. De rechtbank moest beoordelen of het beroep van eiseres ontvankelijk was, aangezien zij haar beroep te laat had ingediend. De rechtbank concludeerde dat het college het bestreden besluit op de juiste wijze bekend had gemaakt aan [A], die als gemachtigde optrad. Eiseres had nagelaten om het college te informeren over wijzigingen in de bestuurdersstructuur, waardoor het college niet op de hoogte was van de rechtsopvolging. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3272

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[bedrijf] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Krol-Postma),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad(het college), verweerder
(gemachtigde: drs. A.C.W.M. Maduro-Oosterholt).
Als derde-partijen nemen aan het geding deel:
[derde-partij ], gevestigd te [vestigingsplaats 2]
(gemachtigde: mr. D. Schilstra) en
Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, afdeling Oostelijk Flevoland(LTO) , gevestigd te Zwolle .

Procesverloop

1. Door BAM Bouw en Techniek B.V. (de BAM) is in januari 2017 bij het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonnepark aan de [locatie] in [plaats] (het zonnepark) ingediend. Omdat de BAM niet langer bij de realisatie van het zonnepark betrokken was, heeft zij deze aanvraag in juli 2018 overgedragen aan [B.V. 1] B.V. Die heeft een wijziging op de eerder door de BAM ingediende aanvraag ingediend. [A] trad namens [B.V. 1] B.V. op in de contacten met de gemeente [plaats] over de procedure rondom de omgevingsvergunning.
2. Met een besluit van 14 maart 2019 heeft het college aan [B.V. 1] B.V. conform de gewijzigde aanvraag een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark op het perceel [locatie] in [plaats] voor de periode van 25 jaar (de omgevingsvergunning).
3. [B.V. 1] B.V. was bestuurder en enig aandeelhouder van [B.V. 1] B.V. Vanaf 29 maart 2019 was [B.V. 2] B.V. bestuurder en enig aandeelhouder van [B.V. 1] B.V..
4. Derde-partijen hebben bezwaar ingediend tegen de omgevingsvergunning. In de periode mei 2019 tot en met december 2019 heeft een mediationtraject gelopen. Van de kant van [B.V. 1] B.V. was [A] betrokken bij de mediation. Dit traject is afgesloten zonder positief resultaat en daarna is de bezwaarprocedure vervolgd.
5. Met een besluit van 28 april 2020 (het bestreden besluit) heeft het college de motivering bij de omgevingsvergunning gewijzigd, en aan de vergunning alsnog een voorschrift verbonden, namelijk dat langs de zuidwestelijke zijde van het zonnepark grenzend aan [adres] , over de gehele lengte van het zonnepark, binnen de daar voorgestelde afrastering, een geschoren haag moet worden aangeplant voor de duur van de exploitatie van het zonnepark. Het college heeft het bestreden besluit per e-mail aan
[A] gestuurd.
6. Op 29 juni 2020 is de statutaire naam van [B.V. 1] B.V. gewijzigd in [bedrijf] B.V., de huidige naam van eiseres.
7. Met een brief van 18 augustus 2020 heeft eiseres aan het college meegedeeld dat zij door een gesprek met derde-partij [derde-partij ] bekend is geworden met de inhoud van het bestreden besluit. Zij is het niet eens met het voorschrift dat nu aan de omgevingsvergunning is verbonden, omdat de verplichting om een haag te planten te exploitatiemogelijkheden van het zonnepark beperkt. Zij verzoekt het college in deze brief om het bestreden besluit alsnog door toezending aan haar bekend te maken of, als het college zich op het standpunt stelt dat het bestreden besluit al op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, haar brief aan te merken als een bezwaar tegen dit besluit.
8. Partijen hebben hierna gecorrespondeerd over de aard van de brief van eiseres. Het college heeft dit uiteindelijk als beroepschrift doorgestuurd aan de rechtbank, die het op
14 september 2020 heeft ontvangen.
9. De zaak is behandeld op de zitting van 28 januari 2021. Hierbij was namens eiseres [B] aanwezig, hij werd bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Ook de gemachtigde van het college was aanwezig. Derde-partijen waren met kennisgeving afwezig.

Overwegingen

Wat moet de rechtbank beoordelen?
10. De rechtbank moet eerst ambtshalve beoordelen of het beroep van eiseres ontvankelijk is. Als eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep, dan komt de rechtbank in deze uitspraak niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden van eiseres tegen het nieuwe voorschrift dat het college met het bestreden besluit aan de omgevingsvergunning heeft verbonden.
11. Om ontvankelijk te zijn moet het beroep – voor zover voor deze uitspraak relevant –
worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. [1] Als wordt uitgegaan van de datum van het bestreden besluit van 28 april 2020 is duidelijk dat eiseres het beroep te laat heeft ingediend met haar brief van 18 augustus 2020. De rechtbank moet in deze uitspraak daarom beoordelen of en wanneer het college het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. Eiseres voert aan dat dit niet het geval is. Het college stelt zich op het standpunt dat hij het bestreden besluit wel op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt en dat het beroep van eiseres dus niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het na de beroepstermijn is ingediend.
Is het besluit op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt?
12. Het college heeft het bestreden per e-mail verstuurd aan [A] . Het aan iemand per e-mail toezenden van een besluit als wijze van bekendmaking is alleen toegestaan als de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is. [2] Partijen zijn het erover eens dat [A] dit heeft gedaan. De rechtbank heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
13. Volgens eiseres heeft [A] aan haar niets laten weten over de e-mail en is er met hem een conflict ontstaan. Het geschil tussen eiseres en het college gaat in dat licht over de vraag aan wie het college het bestreden besluit bekend had moeten maken. Eiseres voert aan dat het college het bestreden besluit aan (het postadres van) haar rechtspersoon had moeten toezenden in plaats van aan [A] , omdat zij de vergunninghouder is en
niet meer bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. Volgens eiseres had het college tijdens de bezwaarfase de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A] nader moeten onderzoeken. Het college stelt zich op het standpunt dat daartoe geen aanleiding bestond.
14. Het is de rechtbank niet duidelijk of [A] [B.V. 1] B.V. als indirect bestuurder vertegenwoordigde. Dat zou het geval zijn geweest als
[A] de bestuurder was van [B.V. 1] B.V. De door eiseres overgelegde stukken uit het handelsregister geven daarover geen uitsluitsel. Het is daarom ook mogelijk dat [A] optrad omdat hij daartoe gevolmachtigd was door de (indirect) bestuurder van [B.V. 1] B.V.. In beide gevallen mag het college [A] als de natuurlijke persoon die stelt de B.V. te vertegenwoordigen vragen om zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid aan te tonen. [3] Het college is echter niet verplicht om dit te doen. De vraag die de rechtbank in deze uitspraak moet beantwoorden is of zich in de bezwaarfase feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waarin het college aanleiding had moeten zien om [A] ten behoeve van de bekendmaking van het bestreden besluit (opnieuw) naar zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid te vragen. Het antwoord op die vraag is nee, omdat het de verantwoordelijkheid is van de rechtspersoon om het college te informeren over wijzigingen in de bestuurdersstructuur.
15. Partijen zijn het erover eens dat [A] in de primaire fase van het besluitvormingsproces bevoegd was om namens [B.V. 1] B.V. te handelen. Het college richtte zich in haar communicatie toen ook tot hem. [A] is zich na het verlenen van de omgevingsvergunning, tijdens het mediationtraject en de bezwaarfase, steeds blijven gedragen als de gemachtigde van [B.V. 1] B.V. Partijen zijn het er bovendien over eens dat er in ieder geval tot de aandelenoverdracht van 29 maart 2019 geen aanleiding was voor het college om
[A] vragen te stellen over zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dat er een wisseling heeft plaatsgevonden van de enig bestuurder en aandeelhouder van de rechtspersoon is naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheid waarmee het college rekening had moeten houden. [B.V. 1] B.V. heeft nagelaten om aan het college mededeling te doen van de bestuurderswisseling en de aandelenoverdracht op
29 maart 2019. Het college was dus niet op de hoogte van de rechtsopvolging en een mogelijke wijziging in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [A] en het college hoefde hierop ook niet bedacht te zijn. Er was dan ook geen aanleiding om de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een gemachtigde te onderzoeken voor het nemen van de beslissing op bezwaar. Het is de keuze van eiseres om wijzigingen aan te brengen in de rechtsstructuur van de onderneming. Eiseres had bovendien kunnen weten dat de omgevingsvergunning nog niet in rechte vast stond, door er bij het college naar te informeren of er bezwaar tegen was gemaakt. Dat [A] eiseres daarover niet heeft geïnformeerd is iets tussen hen beiden. Dit komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiseres.
16. De mail van [C] van 13 januari 2020 waarnaar eiseres verwijst, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Ook in deze mail wordt geen mededeling gedaan van rechtsopvolging. De mail gaat over een vernummering van het kadaster van het perceel waar het zonnepark zal worden gerealiseerd. Iets wat in het kader van de behandeling van de bezwaren van derde-partijen helemaal niet relevant was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college uit deze mail niet hoeven afleiden dat [A] niet meer bevoegd was om namens vergunninghouder op te treden in de bezwaarfase.
17. De conclusie van het voorgaande is dat het college het bestreden besluit door dit per e-mail te verzenden aan [A] op de juiste wijze bekend heeft gemaakt en dat eiseres haar beroep binnen zes weken na 28 april 2020 had moeten indienen.
Conclusie
18. Omdat eiseres haar beroep te laat heeft ingediend en het college het bestreden besluit op de juiste wijze bekend heeft gemaakt, is het beroep niet-ontvankelijk. Daarom komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling hiervan. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2:14 van de Awb.
3.Artikel 2:1 van de Awb.