Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 maart 2021, met 26 producties
- de akte overlegging producties 27 en 28 van Swifterwint c.s.
- de conclusie van antwoord en van (voorwaardelijke) eis in reconventie, met 14 producties
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2021
- de pleitnota van Swifterwint c.s.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
alledaarop gebaseerde (omgevings-)vergunningen met nietigheid geraakt zullen worden, als gevolg van de door hem aangehaalde uitspraak, maar dat lijkt de voorzieningenrechter voorshands niet aannemelijk, gelet op de gemotiveerde betwisting van Swifterwint c.s. Zoals ook al is geoordeeld in het vonnis van 27 november 2020, moet nog steeds uitgegaan worden van de onherroepelijkheid van de betreffende (omgevings-)vergunningen en hetgeen [gedaagde] hiertegen heeft aangevoerd maakt dit niet anders. Op basis van de bestaande vergunningen kan Swifterwint c.s. het project realiseren en exploiteren en dat zij hun rechtsgeldigheid zouden hebben verloren is door [gedaagde] gesteld, maar voorshands niet gebleken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet de aanvullende stelling van [gedaagde] , dat hij een verzoek tot intrekking van de desbetreffende (omgevings-)vergunningen heeft gedaan bij de gemeente Dronten, eerder afbreuk aan zijn stelling. Als er sprake zou zijn van nietigheid (of vernietigbaarheid) van de onherroepelijke vergunningen, dan zou het immers niet noodzakelijk zijn om intrekking te verzoeken. De voorzieningenrechter is dan ook al met al van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de vergunningen, op grond waarvan Swifterwint c.s. uitvoering geeft aan het project, niet (langer) rechtsgeldig zijn en dat Swifterwint c.s. daarom haar activiteiten tijdelijk of geheel moet staken.
1.016,00