5.4Het voorgaande betekent dat de beslistermijn voor verweerder tussen 4 maart 2020 en 1 april 2020 opgeschort is geweest. Dat is immers de termijn geweest die eiser heeft gebruikt om zijn aanvraag aan te vullen. De beslistermijn liep daarmee tot 14 mei 2020. Met het primaire besluit van 1 mei 2020 is er dan ook tijdig door verweerder op eisers aanvraag beslist. Er is geen omgevingsvergunning van rechtswege ontstaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid mogen weigeren?
Het bestreden besluit en het beoordelingskader
6. Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd, omdat hij geen gebruik heeft willen maken van zijn bevoegdheid om van het ter plaatste geldende bestemmingsplan af te wijken door gebruik te maken van de zogenoemde Kruimelregeling.De bestemming van het pand is momenteel ‘Centrum-1’ en volgens het bestemmingsplan ‘Hoofdwinkelcentrum’ mag er in dat geval op de begane grond niet worden gewoond.Verweerder wil wonen op de begane grond niet toelaten, omdat het pand dicht tegen het centrumgebied, en in een belangrijke aanloopstraat richting het kernwinkelgebied, ligt. Verweerder geeft daarbij prioriteit aan het behoud van de bestemming ‘Centrum-1’, waarbij bedrijfsdoeleinden en dienstverlening op de begane grond centraal staan.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij de beslissing om al dan niet gebruik te maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. De rechtbank kan de keuzes die verweerder heeft gemaakt bij het afwegen van de betrokken belangen daarom slechts terughoudend toetsen. De rechtbank dient wel indringend te toetsen of de belangenafweging op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en of deugdelijk is gemotiveerd waarom verweerder een bepaalde keuze heeft gemaakt.
De inhoudelijke beoordeling van de weigering
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid kunnen weigeren. Zoals hierboven uiteengezet, gaat het in dit geval om een bevoegdheid van verweerder, waarbij hij de ruimte heeft om keuzes te maken. Verweerder kan in redelijkheid meer belang toekennen aan het behoud van de functie ‘Centrum-1’ dan aan het omzetten van deze functie naar ‘wonen’. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat het behoud van bedrijfsdoeleinden en dienstverlening op de begane grond centraal staan, waarbij verweerder zich constructief opstelt ten aanzien van nieuwe, daarbij passende initiatieven.
9. Wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank licht dit hierna toe.
10. Eiser voert aan dat er namens verweerder toezeggingen zijn gedaan tijdens gesprekken aan de gemeentebalie, waaruit blijkt dat verweerder er positief tegenover stond om het pand als woning te laten gebruiken. De rechtbank volgt eiser hierin echter niet. In de eerste plaats kan eiser namelijk niet aannemelijk maken dat er een toezegging is gedaan en wat de precieze strekking van deze toezegging zou zijn. Bovendien was eiser er tijdens de voorgesprekken tussen hem en verweerder al op gewezen dat verweerder niet wil meewerken aan het wijzigen van het gebruik ten behoeve van wonen op de begane grond. Dit betekent dat eiser geen succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eiser op het overgangsrecht niet. Eiser stelt weliswaar dat het pand al sinds 1956 onafgebroken in gebruik is als woning, maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft er op gewezen dat de vorige bewoners van het pand zich op 27 juni 2018 hebben uitgeschreven op dit adres. Eiser heeft het pand vervolgens pas in oktober 2019 gekocht. Hiermee is het pand meer dan een jaar niet als woning gebruikt. Een beroep op het overgangsrecht slaagt daarom niet, omdat hiervoor vereist is dat het strijdige gebruik niet langer dan één jaar wordt onderbroken.De beroepsgrond slaagt niet.
12. Tot slot voert eiser aan dat voor de vraag of wonen is toegestaan, moet worden gekeken naar de feitelijke bestemming van het pand. Het pand is feitelijk al een woning, het is als woning ingedeeld en is ook als woning aangeboden ten tijde van de verkoop. Ook staat het in het BAG geregistreerd als woning. Het is volgens eiser daarom niet aannemelijk dat het pand niet als woning zou kunnen worden gebruikt. Voor zover eiser hiermee bedoelt dat het gebruik als woning niet in strijd is met het bestemmingsplan, volgt de rechtbank eiser hierin niet. Uit het geldende bestemmingsplan volgt dat de bestemming van dit pand ‘Centrum-1’ is en dat er dus op de begane grond niet mag worden gewoond. Het is dus niet van belang of het pand als woning wordt gebruikt of gebruikt kán worden. Eiser had dit kunnen weten door voor aankoop van het pand onderzoek te doen naar de planologische situatie. De negatieve gevolgen die hij van het nalaten van dat onderzoek nu ondervindt, komen voor zijn rekening en risico. De beroepsgrond slaagt niet.