Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 11 en 12;
- de aanvullende producties 5 tot en met 9 van de zijde van [gedaagde] ;
- aanvullende productie 10 van de zijde van [gedaagde] ;
- aanvullende productie 13 van de zijde van [eiser] ;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 16 december 2020, die de griffier heeft gemaakt en na de zitting naar partijen zijn gestuurd;
- de schriftelijke reactie van 20 januari 2021 van mr. Wierenga op de aantekeningen van de mondelinge behandeling.
2.Waar gaat het in deze zaak over?
Overeenkomst aan en verkoop panden. Ten behoeven voor de verhuur en verkoop in gezamenlijk beheer van:
3.De vorderingen in conventie en in reconventie
4.Het geschil en de beoordeling daarvan in conventie en in reconventie
[eiser] neemt een ander standpunt in. Volgens hem besloten partijen weliswaar op
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2]
- [straatnaam 3] [nummeraanduiding 3] / [nummeraanduiding 4]
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 5] - [nummeraanduiding 5....]
- [straatnaam 5] [nummeraanduiding 6]
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 7]
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 8]
- [straatnaam 6] [nummeraanduiding 9]
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 10]
- [straatnaam 7] [nummeraanduiding 11]
- [straatnaam 8] [nummeraanduiding 12....] .
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 13....]
- [straatnaam 9] [nummeraanduiding 14....]
- [straatnaam 10] [nummeraanduiding 15]
- [straatnaam 11] [nummeraanduiding 16] .
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2]
- [straatnaam 3] [nummeraanduiding 3] / [nummeraanduiding 4]
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 5] - [nummeraanduiding 5....]
- [straatnaam 5] [nummeraanduiding 6]
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 7]
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 2] : € 0,00
- [straatnaam 3] [nummeraanduiding 3] / [nummeraanduiding 4] : € 0,00
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 5] - [nummeraanduiding 5....] : -/- € 14.880,56
€ 419.752,05in de berekening betrekken (€ 434.632,61 min € 14.880,56). De rechtbank gaat er vanuit dat [eiser] en [gedaagde] ieder de helft van € 419.752,05 hebben ontvangen, dus
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 8]
- [straatnaam 6] [nummeraanduiding 9]
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 10]
- [straatnaam 7] [nummeraanduiding 11]
- [straatnaam 8] [nummeraanduiding 12....]
- [straatnaam 2] [nummeraanduiding 8] : € 75.914,53
- [straatnaam 6] [nummeraanduiding 9] : € 91.731,48
- [straatnaam 4] [nummeraanduiding 10] : € 114.075,27
- [straatnaam 7] [nummeraanduiding 11] : € 180.346,17
- [straatnaam 8] [nummeraanduiding 12....] : € 100.131,50
€ 562.198,95in de verrekening worden betrokken.
€ 505.614,90. Het pand stond op naam van [gedaagde] , dus hij heeft de opbrengst ontvangen.
€ 247.235,00is. [gedaagde] heeft deze netto-opbrengst namelijk berekend en tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Groen namens [eiser] gezegd dat dit het bedrag is waarvan in de verrekening moet worden uitgegaan. Aangezien deze panden op naam van [gedaagde] stonden, heeft [gedaagde] de opbrengst van deze drie panden ontvangen.
€ 249.927,00. Dit pand stond op naam van [eiser] .
€ 473.606,00.
€ 8.925,00aan hem. Hij stelt dit bedrag uit privé te hebben geleend aan [eiser] ten behoeve van de verbouwing van de [straatnaam 11] . [eiser] betwist dit niet. Dit bedrag zal dus ook in de verrekening worden betrokken. [gedaagde] heeft recht op terugbetaling van de helft van dit bedrag.
- Het bedrag van € 806,33 heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betwist. [gedaagde] stelt dat dit, volgens afspraak met [eiser] , een betaling op zijn privérekening betreft zodat dat hij aan [eiser(-s)] neefje [B (voornaam)] kon overmaken zodat die de gemeentelijke belasting kon voldoen. [eiser] ‘betwist’ deze betaling in de stukken met de opmerking dat het een betaling is en geen afschrijving van de rekening. Dat klopt en is ook wat [gedaagde] zegt. Tijdens de mondelinge behandeling zegt [eiser] over de afspraak over de betaling aan zijn neefje slechts: “Ik weet dat niet”. Dat is een onvoldoende onderbouwing van de betwisting.
- Ook de betaling van € 50.000,00 aan [onderneming 2] is onvoldoende betwist. De enige toelichting die [eiser] geeft op zijn betwisting is dat het gaat om een lening en niet om een afbetaling. [gedaagde] heeft dit weerlegd door aan te voeren dat deze betaling een compensatie is voor het verlies op de verbouwing en verkoop van de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 17] . Hierop kwam geen reactie meer van [eiser] .
- Het bedrag van € 5.000,00 heeft [gedaagde] volgens [eiser] onterecht aan zichzelf toegerekend. Waarom dit onterecht is, terwijl [gedaagde] stelt dat hij de complete verkoopbegeleiding met de makelaar heeft gedaan zonder dat [eiser] hier ook bij betrokken was, maakt [eiser] niet duidelijk. [eiser] onderbouwt zijn betwisting daarmee onvoldoende.
- De terugbetaling van de lening aan [onderneming 2] van € 9.975,00 is door [eiser] enkel betwist met ‘onbekend. Niet akkoord’. De betaling staat echter op het rekeningoverzicht dat [gedaagde] heeft overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat deze overboeking aan [onderneming 2] werd gedaan, omdat er geld nodig was in die B.V. [eiser] heeft hier niet op gereageerd. Daarmee is ook deze kostenpost onvoldoende betwist.
- Met de kostenpost van € 9.729,00 was [eiser] niet akkoord zolang [gedaagde] geen bewijs overlegde van deze betaling. Dit bewijs heeft [gedaagde] geleverd door een aanslagspecificatie van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap [.] en een rekeningoverzicht waarop de betaling staat te overleggen. Deze kostenpost wordt daarmee niet meer betwist.
- De betaalde rente op de hypotheken van € 9.975,00 die [gedaagde] stelt te hebben betaald, heeft [eiser] ook onvoldoende betwist. [gedaagde] heeft verklaard dat er in de gezamenlijke pot steeds geld tekort was doordat slecht administratie werd gevoerd en dat hij daarom deze rente zelf heeft voldaan. [eiser] voert aan dat dit een onterechte betaling aan [gedaagde] zelf is en een lening hem niet bekend is. Dit is onvoldoende in het licht van de onderbouwde motivering die [gedaagde] geeft. De ‘lening’ is de hypotheek op de panden van partijen.
- [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd gesteld dat de vermogensbelasting over de jaren 2010 tot en met 2016 van in totaal € 16.697,00 voor rekening van de gezamenlijke pot is gekomen en dit heeft [eiser] onvoldoende betwist. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van deze kostenpost een e-mail van zijn accountant met een berekening van dit bedrag overgelegd. [eiser] betwist dat dit bedrag voor rekening van de gezamenlijke pot moet komen door aan te voeren dat partijen steeds zelf de belastingen betaald hebben. Dat kan zo zijn, maar dat neemt niet weg dat [gedaagde] van mening is dat deze belastingen, net als de overige voor de panden gemaakte kosten, voor rekening van partijen gezamenlijk moeten komen. [eiser] onderbouwt niet waarom hij het daar niet mee eens is.
- De betaling van € 1.875,50 aan de schilder voor het pand in [plaatsnaam 1] is tijdens de mondelinge behandeling door [eiser] erkend met zijn opmerking dat deze betaling aan de schilder ziet op een keer extra schilderen doordat er een ruit kapot was gegaan.
€ 11.600,00in de verrekening wordt betrokken.
€ 784,09, dat [eiser] ontving van Vitens, in de gezamenlijke pot had moeten belanden. Dit bedrag zal dus in de verrekening worden betrokken in die zin dat zij beiden recht hebben op de helft hiervan.
€ 10.000,00aan verkoopkosten heeft betaald, die voor rekening van de gezamenlijke pot hadden moeten komen. Dit bedrag zal daarom in de verrekening worden betrokken. Dat geldt ook voor de verkoopkosten die [gedaagde] heeft betaald, ter hoogte van
€ 80.350,00.
€ 40.424,00in de verrekening betrekken. Het verweer dat [eiser] voert gaat namelijk niet op. In de vaststellingsovereenkomst staat dat [onderneming 2] een bedrag kwijtscheldt aan [onderneming 3] B.V. en dat [gedaagde] (in persoon) een vordering op [onderneming 2] kwijtscheldt. Er staat niet dat [gedaagde] iets heeft kwijtgescholden aan [eiser] in het kader van hun samenwerking. Zonder verdere uitleg hierover van [eiser] , die ontbreekt, kan de rechtbank het verweer niet volgen.
€ 40.000,00als ontvangen uit de gezamenlijke pot in de verrekening zal betrekken.
€ 23.270,00aan [eiser] betaald. Dit bedrag zal, nu is gebleken dat deze betaling voorbarig was, ook in de verrekening worden betrokken.
totaalopbrengstvan de panden die onder de samenwerking vallen
€ 1.984.727,90. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende bedragen:
- € 419.752,05 aan totaalopbrengst van de 5 panden (van de 10), op naam van beide partijen (zie 4.16)
- € 562.198,95 aan totaalopbrengst van de 5 panden (van de 10), op naam van [gedaagde] (zie 4.19)
- € 505.614,90 voor het pand op de [straatnaam 1] [plaatsnaam 1] , op naam van [gedaagde] (zie 4.20)
- € 247.235,00 voor de panden aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 13....] , [straatnaam 9] en de [straatnaam 10] samen, op naam van [gedaagde] (zie 4.21)
- € 249.927,00 voor het pand op de [straatnaam 11] , op naam van [eiser] (zie 4.22 en 4.23).
€ 1.524.924,88: € 209.876,03 (4.16) + € 562.198,95 (4.19) + € 505.614,90 (4.20) +
€ 459.803,03: € 209.876,03 (4.16) + € 249.927 (4.23) ontvangen.
totaalkostenvan de panden die onder de samenwerking vallen zijn
€ 613.305. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende bedragen:
- € 473.606,00 aan kosten voor het pand in [plaatsnaam 1] , door [gedaagde] gedragen (4.26)
- € 8.925,00 aan kosten voor het pand aan de [straatnaam 11] , door [gedaagde] gedragen (4.30)
- € 40.424 aan kosten voor terugbetaling van een lening aan [onderneming 2] , door [gedaagde] gedragen (4.40)
- € 10.000 aan verkoopkosten, door [eiser] gedragen (4.37)
- € 80.350 aan verkoopkosten, door [gedaagde] gedragen (4.37).
€ 603.305,00. [eiser] heeft hiervan
€ 10.000,00gedragen.
€ 52.384,09: € 11.600 (4.35) + € 784,09 (4.36) + € 40.000 (4.41) door [eiser] uit de gezamenlijke pot ontvangen. En heeft [eiser] ter afrekening van de samenwerking eerder € 23.270,00 van [gedaagde] ontvangen (4.42).
€ 1.423.806,99:
€ 52.384,09+
€ 711.903,50(= € 1.423.806,99 / 2) uit de gezamenlijke pot.
€ 921.619,88: € 1.524.924,88 (4.45) -/- € 603.305 (4.47) en door [eiser]
€ 502.187,12: € 459.803,03 (4.45) -/- € 10.000 (4.47) + 52.384,09 (4.48). [gedaagde] heeft daarmee meer ontvangen dan [eiser] en was aan hem verschuldigd een bedrag van
€ 209.716,38: € 921.619,88 (dit randnummer) -/- 711.903,50 (4.49).
€ 186.446,38:
- explootkosten € 83,38
- beslagkosten
5.De beslissing
- € 255,-- aan salaris van de advocaat,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van € 85,00 voor betekening van het vonnis,