Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2021 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, verweerder
[A], te [woonplaats].
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een tijdelijke omgevingsvergunning die was verleend voor het gebruik van een schuur als woning. Eiser, eigenaar van een aangrenzend perceel, vreesde overlast door de bewoning van de schuur, die eerder als Bed and Breakfast was gebruikt. De vergunning was verleend op basis van artikel 2.12 van de Wabo, ondanks dat het gebruik in strijd was met het bestemmingsplan en het verstedelijkingsverbod van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht. De rechtbank oordeelde dat er voldoende overleg met de provincie had plaatsgevonden en dat de belangen van eiser voldoende waren meegewogen. De rechtbank concludeerde dat eiser nog procesbelang had, omdat er mogelijk opnieuw een tijdelijke vergunning zou worden afgegeven. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van mening was dat verweerder in redelijkheid tot de vergunning had kunnen komen en dat de belangen van eiser niet onvoldoende waren meegewogen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.