ECLI:NL:RBMNE:2021:1399
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering uitbetaling WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag wegens drugsgebruik tijdens werktijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WW-uitkering. Eiser was werkzaam bij een aannemingsbedrijf en werd op staande voet ontslagen wegens het roken van een joint tijdens werktijd. Het Uwv weigerde de uitkering op basis van verwijtbare werkloosheid, maar eiser betwistte de feiten en stelde dat hij de joint buiten werktijd had gerookt.
De rechtbank oordeelde dat de feitelijke grondslag van het bestreden besluit niet vaststond, omdat de verklaringen van eiser en zijn werkgever tegenstrijdig waren. Het Uwv had onvoldoende onderzoek gedaan naar de omstandigheden van het ontslag en de beweringen van de werkgever. De rechtbank benadrukte dat het Uwv verplicht is om zelfstandig te onderzoeken of er sprake is van een dringende reden voor de weigering van de uitkering.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het Uwv nader onderzoek moet doen naar de feiten van de zaak. Tevens werd het Uwv opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de verplichting van het Uwv om een eigen oordeel te vormen over de verwijtbaarheid van de werkloosheid.