In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1973 in Marokko, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen en schuldwitwassen in verband met een hypothecaire lening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een hypotheek heeft afgesloten bij een door zijn broer opgericht bedrijf, maar dat niet is komen vast te staan dat hij op de hoogte was van de beleggingsfraude gepleegd door zijn broer in de jaren 1994 tot 1996. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte een hypotheek onder gunstigere voorwaarden heeft afgesloten, onvoldoende bewijs opleverde voor de kennis van de verdachte over de herkomst van de gelden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van de verdachte verworpen en hem vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tot slot heeft de rechtbank de teruggave gelast van de in beslag genomen woning aan de verdachte.