ECLI:NL:RBMNE:2021:1356

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
C/16/499779 / HA RK 20-71
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.H. Bokx - Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkrijging van verlof voor verkoop van in beslag genomen aandelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] B.V. tot het verkrijgen van verlof voor de verkoop van in beslag genomen aandelen, zoals bedoeld in artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een eerder vonnis waarbij [derden-gerechtigde sub 1] B.V. was veroordeeld tot betaling aan [verzoekster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geldige executoriale titel ten grondslag ligt aan de beslagen, waardoor het verzoek van [verzoekster] is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de akte van 4 augustus 2011, waaruit de vordering van [verzoekster] zou voortvloeien, niet voldoende duidelijkheid bood over de vordering op [derden-gerechtigde sub 1]. Hierdoor ontbrak een geldige basis voor het beslag op de aandelen van de verweersters. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de beslagen die zijn gelegd op 20 februari 2021 nietig zijn, omdat er geen afschrift van de titel is meebetekend bij de betekening van het beslag. Dit is in strijd met de vereisten van artikel 474c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van de verweersters, die zijn vastgesteld op € 1.793, en heeft het verzoek om een verklaring voor recht over het vonnis afgewezen, omdat dit niet relevant was voor de huidige procedure.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/499779 / HA RK 20-71
Beschikking van 10 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat mr. N.A. Aalbers,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster sub 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster sub 2] B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster sub 3] B.V.,
4. de stichting
[verweerster sub 4],
allen gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,

5 [A] ,

wonende in [woonplaats] ,
gezamenlijk: verweersters, hierna afzonderlijk van elkaar te noemen: 1. [verweerster sub 1] , 2. [verweerster sub 2] , 3. [verweerster sub 3] , 4. [verweerster sub 4] en 5. [A] ,
advocaat mr. C.A.B. Zeevenhooven,
en het verzet ex artikel 474g Rv tegen het verzoek van [verzoekster] door:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[derden-gerechtigde sub 1] B.V.
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
2.
[A] ,
wonende in [woonplaats] ,
derden-gerechtigden, hierna: [derden-gerechtigde sub 1] en [A] ,
advocaat mr. C.A.B. Zeevenhooven.

1.De procedure

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift (met producties 1 tot en met 16) ingediend. Het verzoek strekt tot het verkrijgen van verlof voor de verkoop van in beslag genomen aandelen, als bedoeld in artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). [verzoekster] heeft haar verzoekschrift op 24 april 2020 op verzoek van de rechtbank aangevuld met de grosse van de notariële akte van 4 augustus 2011. Op 14 mei 2020 heeft [verzoekster] op verzoek van de rechtbank haar verzoekschrift nog aangevuld met het betekeningsexploot van de titel van
6 mei 2019 aan [A] en aan [derden-gerechtigde sub 1] B.V., het betekeningsexploot over het beslag van 24 februari 2020 aan [A] en [derden-gerechtigde sub 1] B.V. Op 20 januari 2021 heeft [verzoekster] producties 17 en 18 ingediend.
1.2.
Verweersters hebben een verweerschrift ingediend, voorzien van producties 1 en 2.
1.3.
[derden-gerechtigde sub 1] en [A] hebben een verzoek strekkende tot verzet in procedure ex artikel 474g Rv, met producties 1 tot en met 9 ingediend.
1.4.
Op 22 januari 2021 vond de mondelinge behandeling plaats. Partijen zijn verschenen.
1.5.
De rechtbank heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.De feiten

2.1.
[A] is bestuurder en 100% aandeelhouder van [A] . [derden-gerechtigde sub 1] is 100% aandeelhouder van [verweerster sub 1] . [onderneming 1] is samen met [derden-gerechtigde sub 1] bestuurder van [verweerster sub 1] .
2.2.
[A] is bestuurder en 100% aandeelhouder van [verweerster sub 2] .
2.3.
[A] is bestuurder en 100% aandeelhouder van [verweerster sub 3] .
2.4.
[A] is bestuurder en certificaathouder van de [verweerster sub 4] .
2.5.
[derden-gerechtigde sub 1] en [verzoekster] hadden gezamenlijk de vennootschap onder firma [onderneming 2] (hierna: [onderneming 2] ). In [onderneming 2] werd het bedrijfsgebouw aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam 1] gehouden. [derden-gerechtigde sub 1] en [verzoekster] hebben allebei € 1.000.000 ingelegd en het pand op 31 december 2007 aangekocht voor € 7.800.000. Het pand werd gefinancierd met een hypothecaire lening van SNS Property Finance (hierna: SNS) aan [onderneming 2] .
2.6.
[verzoekster] kwam namens [onderneming 2] de hypothecaire verplichtingen richting SNS Property Finance na en kreeg daardoor een vordering op [derden-gerechtigde sub 1] . Tussen [verzoekster] en [derden-gerechtigde sub 1] is op 7 juli 2009 een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van € 465.000. Op 31 mei 2011 is een tweede overeenkomst van geldlening gesloten. Deze overeenkomst heeft – kort gezegd – de overeenkomst van 7 juli 2009 vervangen. De [verweerster sub 4] , [onderneming 3] B.V., [onderneming 4] B.V. en [onderneming 5] hebben zich in deze overeenkomst als hoofdelijk medeschuldenaren verbonden. In de overeenkomst is vastgesteld dat [derden-gerechtigde sub 1] op dat moment € 856.850 aan [verzoekster] verschuldigd is.
2.6.1.
[A] heeft zich in de overeenkomst van 31 mei 2011 persoonlijk borg gesteld voor maximaal € 500.000.
2.6.2.
[derden-gerechtigde sub 1] en de hoofdelijk medeschuldenaren (genoemd onder 2.6) hebben als zekerheid de aandelen van [onderneming 3] B.V. verpand aan [verzoekster] .
2.6.3.
Het onder 2.6.2 genoemde pandrecht is bij akte van 4 augustus 2011 gevestigd. De onder 2.6.1 genoemde borgstelling is ook opgenomen in deze akte.
2.7.
Op 31 mei 2012 heeft [verzoekster] een opgave van de lening aan [derden-gerechtigde sub 1] voor akkoord aan [derden-gerechtigde sub 1] gestuurd. De lening bedraagt volgens die opgave € 1.724.521 (en € 58.890,39 rente over 2011) per 31 december 2011. [A] heeft op 4 juni 2012 getekend voor akkoord.
2.8.
Bij verstekvonnis van 14 november 2012 (hierna: het vonnis) is [derden-gerechtigde sub 1] onder meer veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 2.007.571,17 aan [verzoekster] .
2.8.1.
Het vonnis is op 20 maart 2013 aan [derden-gerechtigde sub 1] betekend.
2.9.
In een overeenkomst tussen [A] , [derden-gerechtigde sub 1] , [onderneming 5] en [verzoekster] van 26 juni 2013 is het volgende bepaald:
‘[...] 1. Bij akte getekend op 27 juli 2011 ( van welke akte een kopie aan dit stuk is gehecht) is tussen schuldenaren en schuldeiser een overeenkomst van geldlening gesloten, waarbij in artikel 6 lid 2 de [onderneming 5] zich heeft verbonden als hoofdelijk medeschuldenaar.
2. In voormelde akte van geldlening is in artikel 6 lid 2 tevens opgenomen dat de heer [A] in privé borg staat voor deze geldlening tot een maximum van vijfhonderd duizend euro (€ 500.000,00).
3. In een akte van verpanding aandelen, verleden op 4 augustus 2011 voor notaris mr. [B] te [plaatsnaam 2] heeft de heer [A] zich privé jegens schuldeiser borg gesteld voor de in die akte genoemde schuld van schuldenaar, zulks tot een maximum bedrag van vijfhonderd duizend euro (€ 500.000,00).4. Bij akte getekend op *** is door [derden-gerechtigde sub 1] B.V. verkocht aan schuldeiser:de onverdeelde helft in het bedrijfsgebouw aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 1] [...]
Verklaren te zijn overeengekomen
Indien en zodra de levering van het hiervoor onder 4 genoemde registergoed gebeurt [...]. In die situatie zijn partijen overeengekomen dat ingaande de dag na levering van het voormelde registergoed schuldeiser medeschuldenaar 1(toevoeging rechtbank: [onderneming 5] )
ontslaat van zijn verplichting voortvloeiend uit de hiervoor sub 1 genoemde borgstelling en derhalve voormelde stichting niet zal aanspreken tot nakoming van de verplichtingen van schuldenaar uit hoofde van voormelde overeenkomsten.
Tevens zijn in die situatie partijen overeengekomen dat ingaande de dag na levering van het voormelde registergoed schuldeiser medeschuldenaar 2(toevoeging rechtbank: [A] )
voor een gedeelte van driehonderd vijftig duizend euro (€ 350.000,--) ontslaat van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de hiervoor sub 2 en 3 genoemde borgstelling [...]’.
2.10.
Op 26 juni 2013 heeft [derden-gerechtigde sub 1] haar aandeel in het pand aan de [straatnaam] verkocht aan [verzoekster] voor € 2.750.000. De koopprijs zal per datum levering worden voldaan door schuldovername doordat [verzoekster] het 50% aandeel van [derden-gerechtigde sub 1] in de hypothecaire schuld aan SNS overneemt. Het verschil tussen de koopprijs en 50% van de uitstaande schuld bij SNS wordt door [derden-gerechtigde sub 1] aan [verzoekster] schuldig gebleven en omgezet in een geldlening met een looptijd van twee jaar en een rente van 6,25%.
2.10.1.
Het aandeel in het pand is bij akte van 16 september 2013 aan [verzoekster] geleverd.
2.10.2.
Volgens die akte van levering is [derden-gerechtigde sub 1] nog € 1.207.304,20 aan [verzoekster] verschuldigd.
2.11.
[verzoekster] heeft het pand in 2016 verkocht voor € 6.100.000.
2.12.
[verzoekster] heeft op 20 februari 2020 beslag gelegd op:
- de aandelen van [derden-gerechtigde sub 1] in [verweerster sub 1] ;
- de aandelen van [A] in [verweerster sub 2] ;
- de aandelen van [A] in [verweerster sub 3] ;
- de certificaten van [A] in de [verweerster sub 4] ,
Volgens de betekeningsexploten is het beslag steeds gelegd uit kracht van de notariële akte van 4 augustus 2011.
2.13.
Bij akte van 1 december 2020 hebben [derden-gerechtigde sub 1] en de [verweerster sub 4] een pandrecht gevestigd ten gunste van [onderneming 1] B.V. op de aandelen in [derden-gerechtigde sub 1] en [verweerster sub 1] , als zekerheid voor betaling van de schuld van [derden-gerechtigde sub 1] en [verweerster sub 1] aan [onderneming 1] B.V.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zal worden overgegaan en onder welke voorwaarden deze verkoop dient plaats te vinden.
3.2.
Verweersters stellen dat de akte van 4 augustus 2011 hen niet bekend is en niet is meebetekend met het beslag op 20 februari 2020. Verweersters hebben de rechtbank verzocht om de beslagen nietig te verklaren en het verzoek van [verzoekster] af te wijzen.
3.3.
[derden-gerechtigde sub 1] en [A] , in hun hoedanigheid van derden-gerechtigden, hebben in hun verzetschrift ex artikel 474g Rv het volgende aangevoerd. [verzoekster] stelt dat zij uit hoofde van het vonnis een vordering heeft op [A] . [A] stelt dat [verzoekster] geen vordering (meer) op hem heeft. Het vonnis berust op een misslag en [verzoekster] heeft evenmin uit hoofde van de akte een vordering op [A] . [derden-gerechtigde sub 1] en [A] hebben de rechtbank verzocht om de beslagen nietig te verklaren en een verklaring voor recht te geven die inhoudt dat [verzoekster] het vonnis van 14 november 2012 niet mag executeren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, waar nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek van [verzoekster] en het verweer daartegen

4.1.
[verzoekster] stelt dat zij vanwege het vonnis, waarin [derden-gerechtigde sub 1] is veroordeeld tot betaling, een vordering heeft op [A] . [verzoekster] wil die vordering te gelde maken door beslag op de aandelen/certificaten die [derden-gerechtigde sub 1] houdt in [verweerster sub 1] en [A] in houdt in [verweerster sub 2] , [verweerster sub 3] en de [verweerster sub 4] . Een verzoek tot verkoop van in beslag genomen aandelen kan in beginsel worden toegewezen zolang er sprake is van een executoriale titel op grond waarvan beslag is gelegd.
Het beslag op de aandelen van [derden-gerechtigde sub 1] in [verweerster sub 1]
4.2.
[verzoekster] heeft per exploot van 20 februari 2020 dat is betekend aan [verweerster sub 1] , beslag gelegd op alle aandelen van [derden-gerechtigde sub 1] in [verweerster sub 1] uit krachte van de akte van 4 augustus 2011. De rechtbank kan uit de akte niet opmaken dat [verzoekster] een (opeisbare) vordering op [derden-gerechtigde sub 1] heeft, dan wel wat de omvang van die vordering is. De rechtbank maakt uit de akte alleen op dat [derden-gerechtigde sub 1] zekerheid heeft verstrekt voor alle vorderingen die [verzoekster] op haar heeft of zal krijgen vanwege de exploitatie van het pand aan de [straatnaam] . Een geldige executoriale titel voor het beslag ontbreekt daardoor.
Het beslag op de certificaten van [A] in de [verweerster sub 4]
4.3.
[verzoekster] heeft per exploot van 20 februari 2020 dat is betekend aan de [verweerster sub 4] , beslag gelegd op alle certificaten van aandelen op naam van [A] in [derden-gerechtigde sub 1] uit krachte van de akte van 4 augustus 2011. De rechtbank kan niet volgen waarom [verzoekster] het beslag op certificaten van aandelen van [A] in [derden-gerechtigde sub 1] heeft laten betekenen aan de [verweerster sub 4] . Voor zover [verzoekster] heeft bedoeld beslag te leggen op de certificaten van [A] in de [verweerster sub 4] , is dat met dit exploot niet gelukt. Een geldige executoriale titel voor het beslag ontbreekt daardoor.
Het beslag op de aandelen in van [A] in [verweerster sub 2] en [verweerster sub 3]
4.4.
[verzoekster] heeft per exploot van 20 februari 2020 dat is betekend aan [verweerster sub 2] respectievelijk [verweerster sub 3] , beslag gelegd op de aandelen van [A] in [verweerster sub 2] respectievelijk [verweerster sub 3] uit krachte van de akte van 4 augustus 2011.
4.5.
De rechtbank kan uit de akte niet opmaken dat [verzoekster] een (opeisbare) vordering op [A] heeft, dan wel wat de omvang van die vordering is. De rechtbank maakt uit de akte alleen op dat [A] zich tot een bedrag van € 500.000 persoonlijk borg heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van [derden-gerechtigde sub 1] als genoemd in de akte. Na de datum van de akte zijn er nog nadere afspraken gemaakt over de borgstelling van [A] (zie 2.9). De borgstelling van [A] is toen beperkt tot een bedrag van € 150.000. Een borgstelling kan in beginsel een geldige titel zijn, maar een borg is pas gehouden tot nakoming als de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten, zoals volgt uit artikel 7:855 BW. Dat heeft [verzoekster] in en bij haar beslagexploot niet onderbouwd. Een geldige titel voor het beslag ontbreekt daardoor.
Conclusie
4.6.
De rechtbank stelt vast dat er geen geldige executoriale titel ten grondslag ligt aan de beslagen. Daarom wijst zij het verzoek van [verzoekster] af.
4.7.
[verzoekster] heeft ongelijk gekregen. Daarom moet zij de proceskosten van verweersters betalen. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten worden berekend aan de hand van het liquidatietarief.
De proceskosten van verweersters zijn totaal € 1.793 en bestaan uit:
  • griffierecht € 667
  • salaris gemachtigde € 1.126 (2 punten x tarief II)
Het verzoek tot verzet in de procedure ex artikel 474g Rv
Nietigheid beslagen
4.8.
De rechtbank heeft al geoordeeld dat er geen geldige executoriale titel ten grondslag ligt aan de beslagen. [A] en [derden-gerechtigde sub 1] hebben ook verzocht om de beslagen nietig te verklaren omdat er geen afschrift van de titel is gelaten bij de betekening. Er zou volgens [A] steeds slechts een deurwaardersexploot zijn betekend, zonder een afschrift van de titel. [verzoekster] heeft dat niet betwist.
4.9.
De rechtbank overweegt dat voor het leggen van een geldig beslag is vereist dat een afschrift van de titel (in dit geval dus volgens [verzoekster] de akte van 4 augustus 2011) wordt meebetekend. Als de titel niet is meebetekend, is dat een vormfout op grond waarvan het beslag nietig kan worden verklaard. Dit volgt uit artikel 474c lid 1 jo lid 3 Rv. De beslagenen hebben een zwaarwegend belang bij de ontvangst van een afschrift van de titel; zij moeten immers kunnen nagaan met welk doel en op welke grond de deurwaarder met het exploot van 20 februari 2020 beslag op een deel van hun aandelen heeft gelegd. [verzoekster] heeft nog aangevoerd dat zij op 21 december 2020 een herstelexploot heeft uitgebracht. Het is voor de rechtbank niet duidelijk of zij daarmee de vormfouten van deze beslaglegging heeft hersteld. [verzoekster] heeft namelijk geen kopie van het herstelexploot in het geding gebracht. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat de beslagen die zijn gelegd op 20 februari 2021 nietig zijn.
Verklaring voor recht
4.10.
[A] en [derden-gerechtigde sub 1] hebben ook verzocht om een verklaring voor recht over de executie van het vonnis. De rechtbank ziet niet in op welke grond zij in het kader van het verzet ex artikel 474g Rv tegen de verkoop van de aandelen, een (inhoudelijk) oordeel kan geven over het vonnis. Het vonnis is weliswaar een voor partijen een relevant onderdeel voor het geschil, maar is niet als titel voor de beslagen in het geding gebracht. De beslagen zijn bovendien al op andere gronden nietig verklaard. [A] heeft nog aangevoerd dat die beoordeling dient plaats te vinden in het kader van een executiegeschil; maar niet is gesteld of gebleken dat het vonnis op dit moment wordt geëxecuteerd. Het belang van [A] bij zijn verzoek om een verklaring voor recht ontbreekt daardoor.
Conclusie4.11. De rechtbank zal bepalen dat de beslagen die zijn gelegd op 20 februari 2021 nietig zijn. Het verzoek om een verklaring voor recht over het vonnis wijst de rechtbank af.
[A] en [derden-gerechtigde sub 1] hebben ook in het kader van het verzet verzocht om een proceskostenveroordeling. Omdat hun verzet gezamenlijk met het verweer is behandeld tijdens de zitting, beperkt de rechtbank die kostenveroordeling tot 1 punt van tarief II aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De rechtbank
in het verzoek van [verzoekster]
5.1.
wijst het verzoek van [verzoekster] af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van verweersters, begroot op € 1.793,-- waarvan € 1.126,-- aan salaris gemachtigde;
in het verzet van [A] en [derden-gerechtigde sub 1]
5.3.
bepaalt dat de beslagen genoemd onder 2.12 nietig zijn;
5.4.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van [A] en [derden-gerechtigde sub 1] , begroot op € 563,-- aan salaris gemachtigde;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.H. Bokx - Boom en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: RvdH/4142