In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V. [vestigingsplaats 1] [eiseres] een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V. [vestigingsplaats 2] [gedaagde] wegens huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 oktober 2018 ingegaan en had een looptijd van één jaar met een opzegtermijn van drie maanden. [gedaagde] heeft sinds maart 2019 geen huur betaald, wat heeft geleid tot een achterstand van € 16.482,92. [eiseres] vordert betaling van deze achterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en schadevergoeding voor gederfde huurinkomsten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2020 heeft [gedaagde] verweer gevoerd, stellende dat zij de huurovereenkomst per 1 oktober 2019 heeft opgezegd. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de opzeggingsbrief niet op de juiste wijze is verzonden en dat de huurovereenkomst dus niet is geëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de huur tot 1 oktober 2020 verschuldigd is en dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt. De vordering van [eiseres] is toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 17 februari 2021 door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.