ECLI:NL:RBMNE:2021:1344

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/1245
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2021 uitspraak gedaan over de afwijzing van een WIA-aanvraag door eiseres, die voorheen als cateringmedewerkster werkte en een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Eiseres meldde zich ziek op 24 juli 2017 en vroeg na de wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering aan per 22 juli 2019. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres slechts 5,94% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. Eiseres maakte bezwaar, maar ook na heronderzoek bleef de conclusie dat zij voor 0% arbeidsongeschikt was. Eiseres ging in beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet correct waren vastgelegd in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperking voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken ten onrechte niet in de FML had opgenomen. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was, omdat de functies die aan eiseres waren toegewezen, ook met de nieuwe beperking nog steeds geschikt waren. De rechtbank oordeelde dat het motiveringsgebrek van de FML niet leidde tot benadeling van eiseres, en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1245
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2021 op het beroep in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. W.A. Postma).

Inleiding

1.1
Eiseres werkte voorheen als cateringmedewerkster bij [bedrijf]. en ontving daarnaast een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 24 juli 2017 heeft zij zich voor haar werk en vanuit de WW, ziekgemeld. Na het verstrijken van de wachttijd van 104 weken, heeft zij per 22 juli 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Om hiervoor in aanmerking te komen moet vast komen staan dat eiseres per die datum voor 35% of meer, arbeidsongeschikt is.
1.2
Een verzekeringsarts heeft medisch onderzoek gedaan en beperkingen voor eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 28 juni 2019. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige het maatmaninkomen van eiseres (het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd) vastgesteld en drie functies geselecteerd die zij volgens hem, ondanks haar beperkingen, nog kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanloon heeft hij berekend dat eiseres voor 5,94% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Omdat dit minder is dan 35% heeft verweerder de WIA-aanvraag van eiseres afgewezen.
1.3
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. In bezwaar hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heronderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML bevestigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmaninkomen van eiseres gecorrigeerd vastgesteld en drie nieuwe functies voor eiseres geselecteerd. Hij heeft berekend dat eiseres voor 0% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. In het besluit van 14 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de afwijzing van de WIAaanvraag van eiseres daarom in stand gelaten.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 28 januari 2021 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres heeft telefonisch (zonder beeldverbinding) aan de zitting deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Overwegingen

2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij vindt dat zij helemaal niet kan werken. Verweerder blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres voor 0% arbeidsongeschikt is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 22 juli 2019 (de datum per einde wachttijd).
De verzekeringsgeneeskundige beoordeling
3. Eiseres voert allereerst aan dat haar beperking voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken, ten onrechte niet in de FML is opgenomen.
4.1
De rechtbank kan eiseres hierin volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, zo blijkt uit haar rapport, geconcludeerd dat eiseres, gelet op de medische informatie van de praktijkbegeleider is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en productiepieken. Zij neemt deze beperking vervolgens echter niet op in de FML, omdat veelvuldige deadlines en productiepieken volgens haar niet voorkomen in de functies die de eerste arbeidsdeskundige heeft geselecteerd. In haar aanvullende rapporten in beroep persisteert zij in deze redenering.
4.2
De rechtbank oordeelt dat de redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet verenigbaar met de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Het is aan een verzekeringsarts om de functionele mogelijkheden van een verzekerde vast te stellen, niet om zich een oordeel te vormen over arbeidsmogelijkheden. Het vaststellen van arbeidsmogelijkheden is de taak van een arbeidsdeskundige. Door deze beperking van eiseres niet in de FML op te nemen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bovendien nieuwe functies geselecteerd zónder daarbij rekening te kunnen houden met deze beperking. Voor de rol van de verzekeringsarts binnen de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling verwijst de rechtbank naar de basisinformatie van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem. De beroepsgrond slaagt.
4.3
Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit onder meer gebaseerd op deze redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de (incomplete) FML van 28 juni 2019. Op de zitting heeft verweerder zich op het gewijzigde standpunt gesteld dat de beperking wél in de FML had moeten worden opgenomen. Volgens verweerder is de redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist, en moet de FML worden gelezen in samenhang met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor zover daarin de beperking van eiseres voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken is vastgesteld. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting overleg gevoerd met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, die geconcludeerd heeft dat de nieuwe functies de belastbaarheid van eiseres op dit punt niet overschrijden. Volgens verweerder kan het bestreden besluit daarom in stand blijven.
4.4
Of de rechtbank verweerder in dit gewijzigde standpunt volgt, en wat de juridische consequentie moet zijn van het feit dat verweerder de (incomplete) FML van 28 juni 2019 aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, zal de rechtbank verderop in deze uitspraak bespreken. Dat oordeel zal immers mede afhankelijk zijn van het antwoord op de vraag of de beoordeling van verweerder voor het overige in stand kan blijven.
5. Eiseres voert verder aan dat zij helemaal niet kan werken. Zij heeft meer lichamelijke en psychische beperkingen dan waar verweerder vanuit gaat. De pijnklachten en zware medicijnen die eiseres gebruikt maken eiseres continue moe. Zij heeft een verminderd concentratie- en reactievermogen en kan geen overzicht bewaren. Eiseres kan niet zonder tramadol en gebruikt dit medicijn wel 3 tot 4 keer per dag. Omdat eiseres overdag veel moet rusten had er bovendien een urenbeperking moeten worden aangenomen. De huisarts vindt een volledige werkdag voor eiseres ook niet haalbaar. De behandeling die eiseres volgt vanwege haar psychische klachten, is bovendien gericht op stabilisatie, balans, het verkennen van eigen grenzen en het verbeteren van de assertiviteit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had hierin aanleiding moeten zien om eiseres in de FML te beperken voor samenwerken, het uiten van eigen gevoelens en voor het omgaan met conflicten en met emoties van anderen. De verzekeringsartsen zijn er tot slot ten onrechte vanuit gegaan dat eiseres diabetes mellitus type 1 heeft, terwijl zij is gediagnosticeerd met type 2. Ter onderbouwing heeft eiseres nieuwe medische informatie van haar huisarts meegestuurd.
6.1
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. In reactie op het beroepschrift heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gerapporteerd. Zij ziet geen aanleiding om haar beoordeling te wijzigen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan niet worden gezegd dat eiseres helemaal niet kan werken, omdat eiseres per 22 juli 2019 niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet. Eiseres is per die datum niet opgenomen in een ziekenhuis of AWBZinstelling, niet bedlegerig (voor het grootste deel van de dag en langdurig) en niet afhankelijk van anderen in de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Er is per 22 juli 2019 tot slot ook geen sprake van persoonlijk en sociaal disfunctioneren bij eiseres als gevolg van een zeer ernstige psychische stoornis. Voor de pijnklachten van eiseres zijn diverse beperkingen in het dynamisch handelen en aanpassingen aan de fysieke werkomgeving in de FML opgenomen. Eiseres is gediagnosticeerd met discopathie van de tussenwervelschijven C4C5 en C5C6, een slijmbeursontsteking in haar rechterschouder, en een vergroeiing van het bindweefsel (ringvinger) en carpaletunnelsyndroom in haar rechterhand. De fysieke beperkingen in de FML zorgen ervoor dat een zware fysieke belasting in werk voor eiseres zoveel mogelijk worden vermeden.
6.2
Wat betreft de medicijnen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verwezen naar de beoordeling van de eerste verzekeringsarts. De rechtbank ziet dat de eerste verzekeringsarts het medicatiegebruik van eiseres correct heeft onderkend. Dat geldt ook voor zover eiseres heeft gewezen op haar gebruik van tramadol. In het rapport staat: Tramadol 2 dd 200 mg & 3-4 dd 50 mg (…). De rechtbank ziet dat deze hoeveelheid overeenkomt met wat de huisarts op 10 juli 2019 – dichtbij de datum waar het in deze zaak om gaat – in het huisartsenjournaal vermeldt: (…) S kan niet zonder tramadol 50, neemt structureel 3-4 dd (…) P tramadol retard van 2 dd 200 naar 2 dd 100 met tramadol 50 er 3 dd bij. Eiseres is in de FML vervolgens aangewezen voor werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Daarbij is geen toelichting opgenomen. Op de zitting heeft verweerder uitgelegd dat het ontbreken van een toelichting, betekent dat eiseres vanwege haar medicijngebruik beperkt wordt geacht voor alle mogelijk verhoogde risico’s in werk. Daarbij moet worden gedacht aan het werken op hoogtes, het hanteren van zeer zware lasten, beroepsmatig chauffeuren en het werken met gevaarlijke machines en gereedschappen zoals hout- en metaalbewerkingsmachines en snijdmachines.
6.3
Voor de psychische klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres beperkt geacht voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken. Hierbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich gebaseerd op de behandeling die eiseres krijgt van de praktijkbegeleider. Eiseres is tot slot beperkt geacht voor ’s nachts werken in de FML, zodat zij een regelmatig dag- en nachtritme kan behouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien voor een urenbeperking overdag, omdat bij eiseres geen sprake is van een aandoening waarvan bekend is dat die met energieverlies gepaard gaat, zoals een hart- of longaandoening of een zeer ernstige depressie.
6.4
De rechtbank kan de medische beoordeling op deze punten volgen. De bijwerkingen die eiseres heeft van haar medicatiegebruik worden ondervangen door de uitgebreide beperking voor werk met een verhoogd persoonlijk risico. Dat eiseres aanvullend beperkt had moeten worden geacht voor het vasthouden en verdelen van de aandacht, volgt de rechtbank niet. Zowel de eerste verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben eiseres gezien en daarbij geen bijzonderheden waargenomen in de cognitieve functies van eiseres. De pijnklachten van eiseres worden ondervangen in de fysieke beperkingen die in de FML zijn opgenomen. De psychische klachten van eiseres zijn verdisconteerd in de beperking voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken. Dat de behandeling van eiseres is gericht op het verbeteren van een aantal aspecten in haar sociaal en persoonlijk functioneren, betekent nog niet dat voor die aspecten ook beperkingen in de FML moeten worden opgenomen. De normaalwaarden in de FML vertegenwoordigen al een niveau van functioneren waar gezonde personen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar
minimaaltoe in staat zijn, dus een vrij laag niveau. De rechtbank ziet verder dat eiseres inderdaad is gediagnosticeerd met diabetes mellitus type 2, maar eiseres heeft niet concreet gemaakt welke beperkingen de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemist door uit te gaan van type 1. Tot slot geldt dat er pas plaats is voor een urenbeperking als met het stellen van beperkingen voor andere onderdelen in de FML onvoldoende aan de medisch geobjectiveerde klachten van eiseres tegemoet kan worden gekomen. De rechtbank begrijpt uit de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de vermoeidheid van eiseres is gerelateerd aan haar pijnklachten, en dat haar hoge rustbehoefte overdag niet medisch kan worden geobjectiveerd. Dat eiseres vindt dat zij verdergaand beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen, maakt nog niet dat de medische beoordeling onzorgvuldig is of ‘haaks’ staat op de medische informatie. Het is de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar arbeidsbeperkingen. Dat de huisarts een volledige werkdag voor eiseres niet haalbaar vindt, doet de rechtbank tot slot ook niet twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat punt. Het ligt niet binnen de expertise van een huisarts om arbeidsbeperkingen vast te stellen. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
7. Voor de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft verweerder zich gebaseerd op de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. In het arbeidskundige rapport zijn, rekening houdend met de (incomplete) FML van 28 juni 2019, de volgende drie functies voor eiseres geselecteerd:
 Medewerker bibliotheek (SBCcode 315131);
 Medewerker tuinbouw (bloemen planten en vruchten) (SBCcode 242030);
 Medewerker tuinbouw (bloemen planten en vruchten) (SBCcode 111010).
8.1
Zoals gezegd heeft verweerder in beroep overleg gevoerd met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep over de vraag of deze functies ook nog geschikt zijn voor eiseres, gelet op haar beperking voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken. Volgens verweerder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat bevestigd. De rechtbank kan dit volgen, want uit de resultaat functiebeoordeling blijkt dat inderdaad in geen van de functies een belasting op dit punt voorkomt.
8.2
Eiseres voert aan dat zij de functies om medische redenen niet kan doen. Uit wat hiervoor is overwogen volgt echter dat ervan moet worden uitgegaan dat eiseres beperkt is zoals opgenomen in de FML van 28 juni 2019, aangevuld met de beperking voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres er op gewezen dat de functie Medewerker tuinbouw (SBCcode 242030) niet geschikt is, omdat eiseres daarin een mesje moet hanteren. De rechtbank ziet dat deze functie een signalering geeft op de beperking van eiseres voor werk met een verhoogd persoonlijk risico. Er bestaat een snijdrisico bij het gebruik van een mesje. Uit het arbeidskundige rapport blijkt echter dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hierover overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep strekt de beperking van eiseres voor werk met een verhoogd persoonlijk risico niet zo ver, dat eiseres niet in staat zou zijn om met een mesje te werken. Dat betekent dat de functie de belastbaarheid van eiseres op dit punt niet overschrijdt. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom zij de functie desondanks niet kan doen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

9. Uit het arbeidskundig onderzoek in bezwaar blijkt dat eiseres per 22 juli 2019 met de middelste functie méér kan verdienen dan haar maatmaninkomen. Dat betekent dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op 0%. Dit is minder dan 35%. Verweerder heeft de afwijzing van de WIAaanvraag van eiseres in het bestreden besluit dan ook terecht in stand gelaten.
10. Zoals gezegd heeft verweerder het bestreden besluit onderbouwd met een incomplete FML, nu daarin de beperking van eiseres voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken niet is opgenomen. Het bestreden besluit heeft daarom een motiveringsgebrek. Gelet op de beoordeling van de rechtbank slagen de overige beroepsgronden van eiseres niet. De functies zijn, ook gelet op de beperking van eiseres voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken, nog steeds geschikt en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is correct vastgesteld op 0%. Omdat de uitkomst van de zaak met een juiste FML dus niet anders zou zijn geweest, vindt de rechtbank het aannemelijk dat eiseres door het motiveringsgebrek niet is benadeeld. De rechtbank zal het motiveringsgebrek daarom passeren. Dat doet de rechtbank wel met dien verstande dat de FML van 28 juni 2018, moet worden gelezen in samenhang met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarin de beperking van eiseres voor werk met veelvuldige deadlines en productiepieken is vastgesteld.
11. Het motiveringsgebrek leidt er wel toe dat de rechtbank verweerder zal veroordelen in de proceskosten van eiseres. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, stelt de rechtbank de kosten die eiseres heeft gemaakt voor de beroepsmatige rechtsbijstand van haar gemachtigde, vast op € 1.068,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,-- en een wegingsfactor 1).
12. De rechtbank bepaalt tot slot dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,-- aan haar moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,--;
 draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,-- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is op 2 april 2021 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.