ECLI:NL:RBMNE:2021:1335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
16/126210-20 en 16/046419-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor afpersing, mishandeling en bedreiging

Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft twee incidenten: op 5 februari 2020 heeft de verdachte samen met anderen een slachtoffer in Almere bedreigd en beroofd van zijn kleding en telefoon, waarbij geweld is gebruikt. Op 17 februari 2021 heeft de verdachte een supermarktmedewerker en een klant bedreigd en mishandeld nadat hij was aangesproken op het niet dragen van een mondkapje. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft eerder een transactie voor diefstal gehad en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jonge leeftijd en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €300,-- toegewezen aan een benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/126210-20 en 16/046419-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 23 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam, alsmede [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/126210-20:
(hierna:
feit 1)
op 5 februari 2020 in Almere samen met een of meer anderen goederen van [slachtoffer 2] heeft weggenomen waarbij die [slachtoffer 2] is bedreigd met geweld en waarbij geweld is gebruikt tegen die [slachtoffer 2] ;
en/of
op 5 februari 2020 in Almere samen met een of meer anderen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het afgeven van goederen door bedreiging met geweld en gebruik van geweld;
parketnummer 16/046419-21:
feit 1(hierna:
feit 2)
op 17 februari 2021 in Almere [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2(hierna:
feit 3)
op 17 februari 2021 in Almere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/126210-20 en 16/046419-21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1 en de feiten 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tweede alternatief, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige] op bepaalde details zodanige discrepanties bevat met de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat deze verklaring de aangifte onvoldoende ondersteunt. De verklaring is bovendien een dag later afgelegd wat maakt dat er een risico is dat de getuige niet uit eigen waarneming heeft verklaard. Dit maakt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het onder 3 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 tweede alternatief [1]
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 5 februari 2020 ben ik in Almere onder bedreiging beroofd van mijn kleren, schoenen en mijn telefoon. [2] Ik zag toen persoon 1 staan bij de parkeerplaats tegenover de Albert Heijn aan de kant van het busstation. Ik ben naar hem toe gelopen en hij zei tegen mij, wil je mee lopen, ik ga hasj kopen. Ik ben met hem meegelopen. We zijn via een omweg naar de Eilandbuurt gelopen en toen aanbeland in de Hebridenstraat en daar zijn we ergens een steeg in gelopen, Ik zag toen we bij de steeg aan kwam de jongens staan die ik bij persoon 2 en 3 omschreven heb. Ik hoorde persoon 3 tegen mij zeggen dat ik de steeg in moest komen. Toen we in de steeg stonden kreeg ik direct een klap van persoon 3 tegen mijn linker wang. Ik zag dat hij mij met zijn rechter vuist heeft geslagen. Het deed heel erg pijn. Toen hoorde ik persoon 2 en 3 tegen mij zeggen dat ik mijn kleren uit moest doen. Ik was erg bang, maar zei eerst dat ik dat niet zou doen, maar toen zag ik dat persoon 2 een mes uit zijn zak haalden en zei dat hij mij zou steken als ik dat niet zo doen. Ik voelde mij hierdoor erg bedreigd en was bang dat hij het mes ook daadwerkelijk zou gebruiken tegen mij. Vervolgens ben ik dus mijn kleren uit gaan doen, maar dat ging hun niet snel genoeg. Ik ben toen door zowel persoon 2, 3 en 1 in mijn gezicht geslagen. [3] Ik ben in totaal ongeveer 5 keer geslagen tegen mijn linker wang. Ik heb op dit moment nog steeds erg last van mijn wang. Ik heb dus mijn kleren uit gedaan, mijn schoenen en jas en deze heb ik aan hun gegeven. Ik had in mijn jaszak een telefoon zitten van het merk WIKO. Mijn schoenen zijn van het merk “Filling Pieces”. Ik had de volgende kleren aan:
- Ik had Puma vest aan
- jas van de Zara
- spijkerbroek en een joggingsbroek [4]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 23 maart 2021 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn aandeel is dat ik op 5 februari 2020 daar aanwezig was in de steeg en dat ik [slachtoffer 2] heb geslagen.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 17 februari 2021, genummerd PL0900-2021051815-2, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2021052030;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2021, genummerd PL0900-2021051815, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier.
Bewijsmiddelen feit 3 [5]
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik begon woensdag 17 februari 2021 aan mijn werk als kassa medewerkster bij de [supermarkt] supermarkt aan het [straat] te [woonplaats] . Ik vertelde meneer toen dat ik hoopte dat hij geen corona zou krijgen, waarop meneer antwoordde met: “U moet uw bek houden en mag doodvallen. Anders sla ik je dood”. [6]
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 17 februari 2021 was ik in mijn supermarkt, de [supermarkt] aan het [straat] te [woonplaats]
. [7] Ik hoorde de man zeggen: “Ik maak je dood, kankerklootzak”. De man stond op dat moment recht tegen over mij en we keken elkaar recht in de ogen aan. [8]
[getuige]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag op dat moment dat de man en [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1] )naar buiten gingen al vechtend. Ik hoorde dat de man meermaals het volgende schreeuwde: “Ik ga je doodslaan ik ga je doodslaan”. [9]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik hoorde dat deze man aan het schreeuwen was tegen de medewerker van de supermarkt. [10]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 23 maart 2021 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb tegen de caissière gezegd: “Ik hoop dat je doodvalt.”

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 tweede alternatief
op 5 februari 2020 te Almere op de openbare weg nabij de Hebridenstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Wiko), een paar schoenen (merk Filling Pieces), een vest (merk Puma), een jas (merk Zara), een broek en een joggingsbroek, die geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 2] , door
- voornoemde [slachtoffer 2] mee te lokken naar een afgelegen plek en
- om die [slachtoffer 2] heen te staan en zodoende door het getalsmatig overwicht een bedreigende situatie te doen ontstaan en
- die [slachtoffer 2] meermalen in zijn gezicht te slaan en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn kleren uit moet doen en
- een mes aan die [slachtoffer 2] te tonen en
- daarbij die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Trek je kleren uit anders
steek ik je";
feit 2
op 17 februari 2021 te Almere, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen,
- tegen de borst te duwen en
- op het gezicht te slaan;
feit 3
op 17 februari 2021 te Almere [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- die [slachtoffer 1] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen: “Ik maak je dood kankerklootzak” en
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: “U moet uw bek houden en mag doodvallen, anders sla ik u dood.”
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 tweede alternatief
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
mishandeling;
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
* meldplicht bij reclassering;
* gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
* ambulante behandeling bij ForFACT;
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers;
* meewerken aan schuldhulpverlening;
* dagbesteding,
waarbij de reclassering opdracht zal worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht, indien er een gevangenisstraf dient te volgen, deze op te leggen voor de duur die gelijk is aan de tijd die verdachte ten tijde van de uitspraak reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdediging heeft voorts verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheden waaronder het onder 2 tenlastegelegde is begaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 5 februari 2020 schuldig gemaakt aan een straatroof. Hierbij hebben de daders het slachtoffer naar een steeg gelokt waar zij het slachtoffer meermalen in het gezicht hebben geslagen en hebben bedreigd met een mes. Vervolgens heeft het slachtoffer zich tot op zijn onderbroek moeten uitkleden en zijn kleding, met daarin zijn telefoon, moeten afgeven. Enkel gekleed in zijn onderbroek heeft het slachtoffer naar huis moeten lopen. De kleding hebben de daders achtergelaten in een steeg. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer laffe daad. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door uitsluitend zijn eigen belang en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast zorgt dit soort feiten, gepleegd op klaarlichte dag, voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich vervolgens op 17 februari 2021, terwijl hij in een schorsing liep, schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van de eigenaar van een supermarkt en bedreiging van een medewerkster van die supermarkt nadat hij was aangesproken op het niet dragen van een mondkapje. Verdachte heeft ook hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, terwijl zij enkel hun werk aan het doen waren en hem terecht hebben aangesproken op het niet dragen van een mondkapje.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 maart 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder op 27 september 2016 een transactie heeft gekregen voor diefstal.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een rapport van Reclassering Nederland van 10 februari 2021, opgemaakt door
R.T.M. Holthuijsen, reclasseringswerker;
- een rapport van Reclassering Nederland van 3 maart 2021, opgemaakt door
S.E. Wisseborn, reclasseringswerker.
Uit de rapporten van de reclassering volgt dat verdachte in enige mate ongrijpbaar is voor de reclassering. Verdachte geeft enerzijds aan hulp te behoeven bij het op orde krijgen van zijn leven en open te staan voor bemoeienis vanuit de reclassering. Anderzijds heeft hij binnen het schorsingstoezicht niet het achterste van zijn tong laten zien en is hij terughoudend in het delen van informatie.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet meerdere risicofactoren. Hij verblijft bij zijn moeder, maar de onderlinge spanningen lopen op, waardoor er gekeken moet worden naar vervangende huisvesting. Verdachte is in staat om op eigen kracht werk te vinden, maar het lukt hem vervolgens niet om zijn werk voor langere tijd vast te houden. Ondanks meerdere verzoeken, heeft verdachte geen overzicht van zijn CJIB-betalingen overgedragen aan de reclassering, waardoor er onvoldoende inzicht is verkregen in zijn financiële situatie. Continuering van het toezicht, met meewerken aan toeleiding naar het beschermd wonen en het hebben van een zinvolle dagbesteding, wordt noodzakelijk geacht. De reclassering vindt het van meerwaarde om ook een behandelverplichting te adviseren zodat verdachte beter leert om te gaan met, onder andere, emotieregulatie. De reclassering acht voorts het noodzakelijk dat verdachte ook meer openheid geeft omtrent zijn financiën, om zo meer inzicht te krijgen in de risicofactoren en mogelijke recidive te kunnen voorkomen.
De reclassering adviseert om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • ambulante behandeling bij ForFACT;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • dagbesteding.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank weegt als strafverhogende factoren mee het georganiseerde karakter van de straatroof, dat de straatroof in vereniging gepleegd is, dat daarbij een mes getoond is, dat daarbij geweld is gebruik en het vernederende karakter van de straatroof. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf rekening houden met de jonge leeftijd van verdachte en de problematiek die bij verdachte speelt.
Voor een mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, gaan de oriëntatiepunten uit van een geldboete van € 750,-- en voor bedreiging van een geldboete van € 250,--.
Nu verdachte zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan een straatroof, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van dit feit, enkel een gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. De deels voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd omdat zij het van belang acht dat verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaren hulp en behandeling krijgt om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten gaat plegen. Ten aanzien van het contactverbod met de slachtoffers zal de rechtbank bepalen dat verdachte de mogelijkheid heeft om via een objectieve buitenstaander de slachtoffers excuses aan te bieden. De rechtbank zal de reclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd op te leggen die langer is dan 2 jaren. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 450,--. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet te worden gematigd nu verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd omdat aangever verdachte niet had moeten aanraken nadat hij herhaaldelijk had aangegeven dat hij niet aangeraakt wilde worden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 en 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend acht de rechtbank een vergoeding van in totaal € 300,-- voor de immateriële schade billijk. De rechtbank ziet in het handelen van de benadeelde partij geen aanleiding om dit bedrag te matigen. De benadeelde partij stond volledig in zijn recht om verdachte de toegang tot zijn supermarkt te weigeren. Verdachte heeft de supermarkt vervolgens niet verlaten. Dan heeft verdachte te accepteren dat hij door de eigenaar van de supermarkt wordt aangeraakt om te voorkomen dat hij de supermarkt betreedt, en hem naar buiten te bewegen. Van eigen schuld aan kant van de benadeelde partij is dan ook geen sprake. De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van € 300,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293, 8233 GT Lelystad zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa, of een andere gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer dan wel begeleider;
* zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek door een door de reclassering te bepalen instelling en, indien geïndiceerd, zich zal laten behandelen door ForFACT, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de reclassering dan wel de behandelinstelling zullen worden gegeven;
* zal verblijven bij Kwintes of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten S.K. Kewaldar, geboren op 12 december 2003 te Blaricum en J.G. Geerman, geboren op 14 november 2003 te Almere, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 2] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] , [slachtoffer 1] , geboren op [1966] te [geboorteplaats] en [slachtoffer 3] , geboren op [1960] te [geboorteplaats] , met uitzondering van het via een objectieve buitenstaander aanbieden van excuses aan de slachtoffers, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* inzicht zal geven in zijn financiën en schulden, waarbij verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, indien dit noodzakelijk wordt geacht door de reclassering;
* zich actief zal inzetten voor het vinden en behouden van dagbesteding dan wel het volgen van een opleiding, zulks ter beoordeling van de reclassering;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 300,--;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 300,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 april 2021.
Mrs. Eigeman en Kool zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/126210-20:
Faringdon
hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Almere, althans in Nederland, op de openbare weg (aan/nabij) de Hebridenstraat, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (Wiko) en/of een paar schoenen (merk Filling Pieces) en/of een vest (merk Puma) en/of een jas (merk Zara) en/of een broek en/of een joggingsbroek, althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer 2] mee te lokken naar een afgelegen plek en/of
- ( vervolgens) om die [slachtoffer 2] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] meermalen in/op/tegen zijn gezicht, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn kleren uit moet doen en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Trek je kleren uit anders steek ik je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Almere, althans in Nederland, op de openbare weg (aan/nabij) de Hebridenstraat, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon (Wiko) en/of een paar schoenen (merk Filling Pieces) en/of een vest (merk Puma) en/of een jas (merk Zara) en/of een broek en/of een joggingsbroek, althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , door
- voornoemde [slachtoffer 2] mee te lokken naar een afgelegen plek en/of
- ( vervolgens) om die [slachtoffer 2] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] meermalen in/op/tegen zijn gezicht, althans het lichaam, te slaan/stompen en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij zijn kleren uit moet doen en/of
- ( vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "Trek je kleren uit anders steek ik je", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
parketnummer 16/046419-21:
1
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te Almere, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- op/tegen de borst, althans het lichaam, te duwen en/of
- in/tegen/op het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen;
2
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 17 februari 2021 te Almere, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 1] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood kankerklootzak" en/of
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "U moet uw bek houden en mag doodvallen, anders sla ik u dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 juli 2020, genummerd MD2R020047, opgemaakt door Politie Midden-Nederland, districtsrecherche Flevoland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 178. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 88.
3.Pagina 89.
4.Pagina 90.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 februari 2021, genummerd PL0900-2021052030, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 54. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 3.
7.Pagina 10.
8.Pagina 11.
9.Pagina 19.
10.Pagina 21.