ECLI:NL:RBMNE:2021:1331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
16/174408-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige zoon door ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige zoon. De verdachte, geboren in 1954, heeft in de periode van 20 juli 2005 tot 20 juli 2010 ontuchtige handelingen gepleegd met zijn zoon, die op dat moment tussen de drie en zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn gezag als ouder en dat de handelingen zeer ernstig zijn, met een grote impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, in lijn met de richtlijnen voor strafvordering bij seksueel misbruik van minderjarigen. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 46.310,14 vorderde, volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel na te komen. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar heeft beoordeeld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/174408-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1954] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, alsmede de benadeelde partij [benadeelde] en zijn advocaat mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
feit 1
in of omstreeks de periode van 20 juli 2005 tot 20 juli 2006 in de gemeente Hilversum, met [slachtoffer] (geboren op [1994] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ;
feit 2
in of omstreeks de periode van 20 juli 2006 tot 20 juli 2010 te Hilversum, met [slachtoffer] (geboren op [1994] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 3
in of omstreeks de periode van 20 juli 1997 tot 20 juli 2010 te Hilversum ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind te weten [slachtoffer] , geboren op [1994] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (integraal) vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daarnaast heeft zij verzocht verdachte vrij te spreken van de twee laatste gedachtestreepjes van het onder 3 tenlastegelegde. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van de overige gedachtestreepjes van het onder 3 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 tot en met 3 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Het misbruik heeft plaats gevonden in de ouderlijke woning in [woonplaats] . [2]
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Tegen wie wil jij aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] . [3]
V: Kan jij vertellen wat er gebeurd is? Begin maar vanaf dat het de eerste keer gebeurde. Als je het weet, vertel daarbij dan wanneer die eerste keer was en waar.
A: Ik was nog heel jong, ik denk drie of vier en ik merkte dat hij me een keer ging
afdrogen. Ik voelde toen wat warms tussen mijn billen. Op dat moment likte hij dus aan mijn anus. Ik weet dit omdat ik het voelde en omdat hij het later ook weer deed en dat het toen hetzelfde voelde. Ik voelde dan echt een lik aan mijn anus. Er waren ook andere momenten. Hij gebruikte het excuus om mijn billen te poederen. Hij ging dan eerst afdrogen, likken en poederen. Het gebeurde zeer frequent: meerdere keren in de week en weken achter elkaar. Het was eigenlijk wel dagelijks. Het was dus rond die leeftijd likken aan anus en betasten van billen. Het orale gedeelte kwam rond mijn vijfde en ook het betasten van mijn penis. Vanaf mijn vijfde heeft hij me oraal bevredigd. Hij heeft op een gegeven moment mijn penis in zijn mond genomen. Van vijf tot en met 11/12 jaar kwam hij dan naar mijn kamer. Hij kwam dan per week maar soms ook dagelijks. Dan ging hij me oraal bevredigen. [4] Ik bedoel hiermee mijn penis in zijn mond. Hij bewoog zijn hoofd dan heen en weer. En af en toe aan de anus likken. Elke week gebeurde het wel een keer. Vanaf 11 jaar moest ik het ook bij hem doen, het oraal bevredigen, zijn penis in mijn mond. Ik wist wat ik moest doen, omdat hij het ook bij mij deed – zo heen en weer. Soms had mijn vader ook een ejaculatie. Soms kwam het in mijn mond en dan spuugde ik het uit.
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 11 maart 2019 stelde ik een onderzoek in naar het geluidsfragment “confession.h d.d. 17 sep 2018”. Volgens de eigenschappen is deze opname op 17 september 2018 gemaakt. Tijdens het beluisteren van het gesprek kon ik opmaken dat het kennelijk ging om [slachtoffer] en zijn vader. [5]
[slachtoffer] = [slachtoffer]
[verdachte] = Papa
[slachtoffer] : Papa, ik wil het gewoon weten waarom je het gedaan hebt.
[verdachte] : Ik heb het gedaan toen je heel erg jong was. [6]
[slachtoffer] : Het is gewoon zo... al sinds ik zeg maar al toen je me vroeger ging afdrogen toen deed je al. Toen ik heel klein was.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer] : Het is gewoon niet eerlijk.
[verdachte] : Ja.
[slachtoffer] : Daarna ben je ermee doorgegaan.
[verdachte] : Ja, sorry [slachtoffer] daar heb ik heel veel spijt van.
[slachtoffer] : Je hebt me misbruikt, papa
[verdachte] : Ja, dat weet ik. Daar heb ik ook erg veel spijt van.
[slachtoffer] : Jij hebt mij er gewoon ingeprat (fon).
[verdachte] : Nee.
[slachtoffer] : Jawel, waarom zeg jij nou nee? Ik kan niet kiezen als kind van drie (3).
[verdachte] : Nee, dat is waar. [7]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Door mij werd geluidsopname 181001 _1333 beluisterd en woordelijk uitgewerkt. De geluidsopname werd door aangever aan de politie overhandigd.
Bestand 181001 1333
NN1: Vermoedelijk man, wordt papa genoemd.
NN3: Vermoedelijk man wordt [slachtoffer] genoemd [8]
NN3: Je bent bewust.... Elke keer heb je een keuze gemaakt. Bewust heb jij elke keer heb je een keuze gemaakt om bij mij naar boven te gaan, om bij mij... bij het afdrogen heb je het ook gedaan... en ik wil uit jouw mond horen dat jij aan mama vertelt wat jij allemaal bij mij hebt gedaan.
NN1: Ik heb ehh aan hem gezeten
NN3: Nee ik wil dat je vertelt wat je bij mij hebt gedaan
NN1: Ik heb je afgetrokken.
NN1: Ik heb aan jou gezeten
NN1: Ik heb ontzettend aan je gezeten
NN1: En ik heb je afgezogen
NN1: Vanaf je elfde
NN3: Nee, wil je nu zeggen dat het vanaf mijn elfde is...ga je dat nu zeggen
NN1: Dat ik aan je heb gezeten met aftrekken
NN3: dat is vanaf mijn elfde.. [9]
NN3: En jij hebt heel veel bij mij als kind gedaan en dat is niet alleen vanaf elf jaar. Vanaf dat ik drie was begon je al aan mijn kont te likken. Ga je dat nu ontkennen?
NN1: Nee dat ga ik niet ontkennen
[benadeelde]is als getuige gehoord. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat weet u van de inhoud van de aangifte van [slachtoffer] ?
A: Dat hij seksueel misbruikt is.
V: En wat heeft hij over dat seksueel misbruik verteld?
A: [verdachte] heeft aan hem gezeten, omdat [verdachte] een dwang had en daarom aan hem moest zitten, dat zei [verdachte] dan, en toen is het steeds van kwaad tot erger geworden. Dan ging [verdachte] steeds naar boven toe om welterusten te zeggen en een verhaaltje voor te lezen en ondertussen ging hij aan [slachtoffer] zitten.
V: En verder?
A: Dat hij op latere leeftijd afgezogen heeft. [11]
V: En heeft [verdachte] ook gezegd wat [slachtoffer] dan bij [verdachte] wilde doen?
A: Ja, volgens mij zei hij dat [slachtoffer] hem afgezogen heeft. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij de buik, billen en penis van aangever heeft gestreeld en betast. Verdachte heeft de overige ten laste gelegde handelingen ontkend. Volgens de verdediging is de verklaring van aangever op dit punt dan ook onbetrouwbaar.
De rechtbank acht de verklaring van aangever in zijn geheel betrouwbaar en overweegt daartoe als volgt. Aangever heeft gedetailleerd en specifiek verklaard over het misbruik door verdachte. Dit ziet zowel op de momenten waarop het misbruik is begonnen en verder is gegaan, als op de seksuele handelingen zelf. Zo heeft aangever over het oraal bevredigen door verdachte uitgebreid verklaard over waar en wanneer het plaatsvond, hoe het plaatsvond en of hij een erectie of ejaculatie kreeg. Vooral het lopen naar de wasbak acht de rechtbank in dit verband een specifiek en relevant detail. Ook over het oraal bevredigen van verdachte door aangever heeft aangever specifiek verklaard. Hij heeft verklaard wanneer hij dat moest doen en hoe hij dat moest doen. Specifieke details die hij hierbij noemt zijn het uitspugen als verdachte in zijn mond klaarkwam en dat verdachte tegen hem had gezegd “kom op, ik heb het ook bij jou gedaan”. Voorts weegt de rechtbank hierbij mee dat de verklaring van aangever steun vindt in de door aangever opgenomen gesprekken met verdachte, waarin hij verdachte onder andere heeft geconfronteerd met de vraag waarom hij dit heeft gedaan. Daarnaast wordt de verklaring van aangever ondersteund door hetgeen zijn moeder, getuige [benadeelde] heeft verklaard. Zo heeft zij van verdachte vernomen dat hij een dwang had waardoor hij aan aangever moest zitten en dat ook aangever verdachte heeft ‘afgezogen’.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de verklaring van aangever betrouwbaar acht en deze ook gebruikt voor het bewijs. Op grond van deze verklaring, in samenhang bezien met de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel misbruiken van aangever zoals ten laste is gelegd onder 1, 2, en 3 (zoals hierna in rubriek 5 omschreven).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2005 tot 20 juli
2006 in de gemeente Hilversum, met [slachtoffer] (geboren op [1994]
), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht en
- is vervolgens klaargekomen in de mond van die [slachtoffer] ;
feit 2
op één of meer tijdstippen in de periode van 20 juli 2006 tot 20 juli 2010 te Hilversum, met [slachtoffer] (geboren op [1994] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
- is vervolgens klaargekomen in de mond van die [slachtoffer] ;
feit 3
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 1997 tot 20 juli 2010 te Hilversum ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [1994] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen
- de anus van [slachtoffer] heeft gelikt en
- de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld/geaaid en/of gekust en
- de penis van [slachtoffer] heeft betast en
- [slachtoffer] heeft afgetrokken en
- de penis van [slachtoffer] in zijn mond heeft genomen (totdat er een
zaadlozing had plaatsgevonden).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3
ontucht plegen met zijn minderjarig kind.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – mede gelet op hetgeen volgens haar bewezen kan worden verklaard – verzocht aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 240 uren op te leggen. Daarbij heeft zij de rechtbank verzocht in aanmerking te nemen dat inmiddels bijna elf jaren zijn verstreken na het plegen van het tenlastegelegde, waardoor het strafdoel van (speciale) preventie inmiddels is verbleekt. Ook is het strafdoel van normstelling met de strafvervolging en openbare berechting van verdachte al gediend, waardoor een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer nodig is. Ook is verdachte door de strafzaak alles kwijtgeraakt wat hem lief is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn zoon in de periode van 1997 tot en met 2010. In die periode was het slachtoffer drie tot zestien jaar oud. Verdachte is begonnen met het betasten van de billen van het slachtoffer, heeft vervolgens aan zijn anus gelikt en heeft het slachtoffer later ook afgetrokken en gepijpt. Een aantal jaar later moest het slachtoffer verdachte ook pijpen. Sommige voornoemde ontuchtige handelingen heeft verdachte wekelijks, andere dagelijks gepleegd. Door zich aldus te gedragen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Ook heeft hij misbruik gemaakt van het gezag dat hij als ouder over hem had. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering benadeelde partij blijkt dat dit alles een grote impact heeft gehad op het leven van het slachtoffer. Het misbruik heeft zijn hele ontwikkeling verstoord, waardoor hij onder andere toevlucht heeft gezocht in drugs en gokken. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven daarvan nog lange tijd psychische hinder kunnen ondervinden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Uit een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 11 februari 2021 betreffende verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland, opgemaakt op 26 februari 2021 door C.P.M. Cruijen, reclasseringswerker. Uit dit rapport blijkt onder meer dat verdachte ontkent seksuele intenties te hebben gehad met zijn handelen en zegt geen pedofiele gevoelens te hebben. Verdachte heeft aangegeven dat hij na de aangifte in een emotionele achtbaan terechtkwam. Zijn gezin heeft afstand van hem genomen en hij is naar een andere woning verhuisd. Daarnaast hebben enkele familieleden afstand van hem genomen. Verdachte vertoont wroeging, maar lijkt de ernst van het tenlastegelegde maar deels in te zien. Hij voelt zich naast dader ook slachtoffer van zijn omgeving. Hij ervaart veel onrecht en boosheid en lijkt niet te begrijpen waarom dierbaren bepaalde, voor de reclasseringsmedewerker begrijpelijke, keuzes maakten. Verdachte verwijt hen deze keuzes, hetgeen naar mening van de reclasseringswerker ongepast is. Verdachte heeft zich naar aanleiding van onderhavige zaak vrijwillig aangemeld voor een behandeling bij De Waag. Deze behandeling is inmiddels afgerond. Geconcludeerd werd dat het recidiverisico laag is, wat in overeenstemming is met de bevindingen van de reclassering. Bijzondere voorwaarden acht de reclassering dan ook niet geïndiceerd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Nu er voor de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten geen oriëntatiepunten voor de straftoemeting door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld, heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Zij heeft ook gekeken naar de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen van het Openbaar Ministerie. De genoemde richtlijn stelt de feitelijke ontuchtige gedragingen centraal bij het bepalen van het uitgangspunt voor de strafmaat, waarbij de ontuchtige gedragingen zijn onderverdeeld in vier categorieën op basis van ernstgradatie. De rechtbank overweegt dat de handelingen in onderhavige zaak deels vallen in categorie 3 (het ontuchtig aanraken van de naakte geslachtsdelen), waarvoor 12 tot 36 maanden gevangenisstraf als richtlijn wordt gegeven en deels in categorie 4 (het oraal binnendringen met een geslachtsdeel), waarvoor 15 tot 48 maanden gevangenisstraf als richtlijn wordt gegeven. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat sprake is van een lange pleegperiode (meer dan 10 jaar), dat de feiten zijn gepleegd in de woning van het slachtoffer, een plaats waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen en dat verdachte door het plegen van het tenlastegelegde misbruik heeft gemaakt van het gezag dat hij over aangever had. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn rol in de bewezen verklaarde feiten heeft gebagatelliseerd en daarmee geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. Hoewel hij zijn spijt heeft betuigd, heeft verdachte het voornamelijk gehad over de dingen die hij zelf is verloren door deze strafzaak.
Conclusie
Gelet op het voorgaande en vanuit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal zij een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 46.310,14. Dit bedrag bestaat uit € 1.311,40 materiële schade en € 45.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de gevorderde schadevergoeding door de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte bereid is de gevorderde schadevergoeding te voldoen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.311,40 en zal het materiële deel van de vordering tot dat bedrag toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juli 2010 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van de immateriële schade
De benadeelde partij is tussen zijn derde en zestiende levensjaar misbruikt door zijn vader. Op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing en gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde zodanig duidelijk zijn dat aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW kan worden aangenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op onder meer schadevergoedingen zoals die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van € 46.000,- voor de immateriële schade billijk. De rechtbank zal het immateriële deel van de vordering tot dat bedrag toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 juli 2010 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel en proceskosten
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van het gehele toegewezen bedrag opleggen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 244, 245, 249, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1 tot en met 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 46.310,14;
  • veroordeelt verdachte tot betaling [benadeelde] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2010 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 46.310,14 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2010 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 266 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. H.J. Bos en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 april 2021.
Mrs. H. den Haan en V.C. Kool zijn buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2005 tot 20 juli
2006 in de gemeente Hilversum, met [slachtoffer] (geboren op [1994]
), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte één of meermalen
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht en/of
- ( vervolgens) klaargekomen in de mond van die [slachtoffer] ;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2006 tot 20 juli 2010 te Hilversum, met [slachtoffer] (geboren op [1994] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende en/of is verdachte één of meermalen
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- ( vervolgens) klaargekomen in de mond van die [slachtoffer] ;
feit 3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 1997 tot 20 juli 2010 te Hilversum ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, dan wel een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [1994] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, één of meermalen
- de anus van [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- de buik en/of billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld/geaaid en/of gekust en/of
- de penis van [slachtoffer] heeft betast en/of
- [slachtoffer] heeft afgetrokken en/of
- de penis van [slachtoffer] in zijn mond heeft genomen (totdat er een
zaadlozing had plaatsgevonden);

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 juli 2020, genummerd 2018286322, opgemaakt door Dienst Regionale Recherche, afdeling Zeden, doorgenummerd 1 tot en met 106. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 10.
3.Pagina 14.
4.Pagina 20.
5.Pagina 81.
6.Pagina 82.
7.Pagina 83.
8.Pagina 66.
9.Pagina 67.
10.Pagina 68.
11.Pagina 35.
12.Pagina 36.