ECLI:NL:RBMNE:2021:1327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
UTR 21/551
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen de bouw van een kabelbaan voor de Floriade 2022

Op 12 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in verband met de bouw van een kabelbaan voor de Floriade 2022. De Floriade heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van de kabelbaan, maar deze vergunning was nog niet verleend. De Floriade had een gedoogbeschikking gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Almere om met de bouw te beginnen, ondanks het ontbreken van de definitieve vergunning. Verzoeker, die zich niet kon verenigen met deze gedoogbeschikking, heeft een handhavingsverzoek ingediend, dat door het college buiten behandeling is gesteld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om de bouw van de kabelbaan te stoppen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. Hij heeft geoordeeld dat het aan het college is om de bezwaren van verzoeker te beoordelen en dat de belangenafweging in deze spoedprocedure in het voordeel van de Floriade uitvalt. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van de Floriade om de bouw voort te zetten zwaarder weegt dan de bezwaren van verzoeker, die op behoorlijke afstand van de kabelbaan woont. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de Floriade de bouwwerkzaamheden kan voortzetten tijdens de bezwaarprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/551
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: F. Soebratie).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[Floriade]., houder van de gedoogbeschikking (hierna: de Floriade).

Inleiding

In 2022 wordt in [woonplaats] de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade georganiseerd. Onderdeel daarvan is het realiseren van een tijdelijke kabelbaan over de A6 en het Floriadeterrein. Op 18 juni 2020 heeft de Floriade een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van de kabelbaan, het uitvoeren van werkzaamheden en voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
De ingebruikname van de kabelbaan is voorzien per 1 mei 2021. Om dit te realiseren moest de Floriade in augustus 2020 al starten met de bouwwerkzaamheden. Op dat moment was de gevraagde omgevingsvergunning nog niet verleend. Het traject tot het verlenen van de omgevingsvergunning neemt meer tijd in beslag. De Floriade heeft daarom bij het college een verzoek ingediend om vooruitlopend op de definitieve vergunningverlening te mogen starten met de bouw van de kabelbaan. Het college heeft hier met de gedoogbeschikking van 25 augustus 2020 mee ingestemd.
Verzoeker is het niet eens met de door het college verleende gedoogbeschikking. Verzoeker heeft (mede) namens Burgercollectief FloriadeAnders daarom op 25 september 2020 bij het college een verzoek om handhaving ingediend. Met het besluit van 22 december 2020 heeft het college het verzoek om handhaving buiten behandeling gesteld. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat het verzoek om handhaving uitsluitend is ingediend namens het Burgercollectief FloriadeAnders en dat het niet heeft kunnen vaststellen of dit Burgercollectief belanghebbende is.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 22 december 2020 bezwaar bij het college gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker wil hiermee bereiken dat de bouw van de kabelbaan wordt gestaakt en dat de gerealiseerde werkzaamheden worden afgebroken.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan in een aantal gevallen uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. [1] De voorzieningenrechter vindt in deze zaak een zitting niet nodig, omdat het verzoek kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter zal dit hieronder verder uitleggen.
Beoordelingskader
2. Het uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het instellen van beroep de werking van een besluit niet opschort. [2] Dat uitgangspunt kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [3] Een voorlopige voorziening is een tussenmaatregel die geldt tot, in dit geval, het college een beslissing heeft genomen op de bezwaren van verzoeker.
3. Het was voor de voorzieningenrechter eerst niet duidelijk over welk besluit het verzoeker ging. Daarover is contact geweest met de griffier. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorziening te treffen tijdens de lopende bezwaarprocedure tegen het besluit van het college van 22 december 2020. Dat besluit zit bij de stukken die verzoeker heeft opgestuurd, net als het bezwaarschrift en de ontvangstbevestiging daarvan. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze zaak daarom of het, gelet op de spoedeisendheid en de belangen van partijen, nodig is om tot de beslissing op bezwaar van het college een voorziening te treffen.
Spoedeisend belang
5. De gevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van de kabelbaan is nog steeds niet verleend. De werkzaamheden die al zijn verricht hebben dus plaatsgevonden zonder dat daaraan een omgevingsvergunning ten grondslag ligt. Daarmee is een spoedeisend belang aanwezig bij het verkrijgen van een beslissing van de voorzieningenrechter.
Beoordeling in de bezwaarprocedure
6. Verzoeker voert aan dat hij het handhavingsverzoek van 25 september 2020 ook op persoonlijke titel heeft ingediend zodat het besluit van verweerder om het verzoek niet inhoudelijk te behandelen niet in stand kan blijven. Ten aanzien van die inhoudelijke behandeling heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat een bouwproject van deze omvang niet mag worden gerealiseerd zonder dat de vereiste omgevingsvergunningen zijn verleend. Verzoeker heeft daarbij toegelicht dat hij direct zicht heeft op de kabelbaan, zodat de realisatie daarvan een grote impact heeft op zijn woon- en leefgenot. Daarnaast heeft verzoeker er onder andere op gewezen dat het realiseren van de kabelbaan een negatieve invloed heeft op het woon- en leefgebied van beschermde dieren in de omgeving, op de veiligheid van het verkeer op de A6 en dat de toelaatbare uitstoot van stikstof door de bouw van de kabelbaan wordt overschreden.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat het in de eerste plaats aan het college is om de bezwaren van verzoeker tegen het besluit van 22 december 2020 te beoordelen. Het college moet daarbij beoordelen of verzoeker het handhavingsverzoek ook op persoonlijke titel heeft ingediend. Als dat volgens het college het geval is, dan moet het college beoordelen of verzoeker belanghebbende is. In dat geval moet het college ook inhoudelijk op het handhavingsverzoek beslissen. Bij die beoordeling moet het college betrekken of afzien van handhaving redelijk is in verhouding tot de te dienen belangen. Het is de voorzieningenrechter niet op voorhand duidelijk dat verzoeker het handhavingsverzoek niet ook op persoonlijke titel heeft ingediend. Ook is het hem niet op voorhand duidelijk dat verzoeker geen belanghebbende is. De voorzieningenrechter blijft buiten deze discussie over de rechtmatigheid van het besluit. Deze vragen zullen door het college in de bezwaarprocedure moeten worden beantwoord.
Belangenafweging
8. De voorzieningenrechter zal daarom zijn oordeel beperken tot het wegen van de belangen van partijen in deze spoedprocedure. Daarbij wordt het belang van verzoeker afgewogen tegen de belangen van de Floriade. Het belang van verzoeker is erin gelegen dat hij tot de beslissing op zijn bezwaren wordt geconfronteerd met de bouw van de kabelbaan zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. Het belang van de Floriade ligt in het voortzetten van de bouw en het in gebruik nemen van de kabelbaan in afwachting van de gevraagde omgevingsvergunning.
9. De conclusie van deze belangenafweging is dat het belang van de Floriade om de bouw voort te zetten op dit moment zwaarder weegt. De bouw van de kabelbaan is al voor een groot deel gerealiseerd. Bovendien woont verzoeker op behoorlijke afstand van het bouwwerk. Hij wordt uitsluitend tot de beslissing op bezwaar van het college geconfronteerd met mogelijk enig zicht op de (gedeeltelijk) gerealiseerde kabelbaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt onder deze omstandigheden het belang van de Floriade zwaarder.
Conclusie
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Dit betekent dat de Floriade de bouwwerkzaamheden aan de kabelbaan voort kan zetten tijdens de lopende bezwaarprocedure tegen het handhavingsverzoek van verzoeker. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.
(
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.)
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:16, van de Awb.
3.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.