ECLI:NL:RBMNE:2021:132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
16/177189-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefkleindochters

Op 19 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige (stief)kleindochters. De verdachte, geboren in 1949, werd ervan beschuldigd in de periode van 2008 tot en met 11 december 2018 meerdere keren ontuchtige handelingen te hebben gepleegd bij zijn minderjarige stiefkleindochters, die aan zijn zorg waren toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, die op essentiële punten overeenkwamen, voldoende betrouwbaar waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank achtte de feiten bewezen, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het gebruik van de tong bij het kussen van een van de slachtoffers, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact die deze op de slachtoffers hadden gehad, waaronder de vaststelling van een posttraumatische stressstoornis bij beide slachtoffers. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële en materiële schadevergoeding vroegen. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding toe en legde de verdachte de verplichting op om deze schade te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/177189-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2021
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1949] in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op 5 januari 2021. Hierbij waren aanwezig:
- verdachte zelf (waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak);
- de advocaat van verdachte: mr. A.L. Rinsma (werkzaam in Maastricht);
- de officier van justitie: mr. T. Tanghe;
- de benadeelde partijen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) en hun ouders;
- de advocaat van de benadeelde partijen: mr. M. Kubatsch (werkzaam in Utrecht).

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte er - samengevat weergegeven - van dat hij:
1. in de periode van [2008] tot en met 11 december 2018 in [woonplaats] en [woonplaats] meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij zijn minderjarige (stief)kleindochter [slachtoffer 1] , die aan zijn zorg was toevertrouwd, door haar borsten/tepels te betasten en hierin te knijpen;
2. in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2017 in [woonplaats] meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij zijn minderjarige (stief)kleindochter [slachtoffer 2] , die aan zijn zorg was toevertrouwd, door haar borsten/tepels te betasten en door haar op haar mond te kussen en daarbij zijn tong te gebruiken.
Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging. De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of is voldaan aan de voorvragen die in de wet worden genoemd. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Hij vindt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar en wijst erop dat deze verklaringen (deels) worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , door de verklaring van verdachte zelf en door het feit dat bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een posttraumatische stressstoornis is vastgesteld. Ten aanzien van [slachtoffer 1] zou de bewezen verklaarde periode volgens de officier van justitie moeten beginnen op 1 januari 2017.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft betoogd dat het dossier onvoldoende concreet (steun)bewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer 1] . Er is daarnaast geen enkel bewijsmiddel dat de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteunt. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevatten bovendien tegenstrijdigheden en onduidelijkheden en zijn daarom volgens de advocaat onbetrouwbaar.
Volgens verdachte is slechts sprake geweest van een eenmalig voorval. Hij is één keer met zijn hand onder het topje van [slachtoffer 1] gegaan, maar hij had hier geen seksuele intentie bij. Ook voor dit incident moet volgens de advocaat daarom vrijspraak volgen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat dit wel een strafbaar feit oplevert, dan heeft de advocaat verzocht de bewezen verklaarde periode pas in te laten gaan op 1 januari 2017.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[aangever] heeft aangifte gedaan van aanranding/betasting van zijn dochters: [slachtoffer 1] (geboren op [2008] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [2005] ) door [verdachte] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 11 december 2018 zei: “Ja, opa zat weer onder mijn shirt en gaat dan weer met mijn knopje spelen.” Na doorvragen bleek dat opa dit vaker deed. [verdachte] had die middag zonder zijn vrouw bij hen opgepast. Toen zij het verhaal van [slachtoffer 1] hadden gehoord, keken zij naar [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] trok gelijk haar benen op en verschool zich achter een kussen. Zij hebben [slachtoffer 2] gevraagd of haar dit ook overkomen was. [slachtoffer 2] vertelde dat het haar ook was gebeurd in de woning van zijn schoonouders. [2] [slachtoffer 2] had hierbij volgens haar moeder, [A] , een bleek gezicht. [3]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar stiefopa [verdachte] met zijn hand onder haar shirt ging als haar oma er niet bij was, bijvoorbeeld als haar oma boodschappen ging doen of in de keuken stond. [4] Dit gebeurde bij haar thuis in [woonplaats] en bij hem thuis in [woonplaats] . Dit gebeurde heel vaak. Op dinsdag past oma altijd op en dan is hij er ook bij. [5] Een keer zat zij aan de eettafel en kwam hij naast haar zitten. Zij zat een soort van in zijn holletje en speelde een spelletje op de laptop. Hij zat met zijn hand in haar shirt en ging onder haar shirt naar haar linker borstje. [6] Hij wreef hier overheen en kneep in haar nippeltje [de rechtbank begrijpt: tepel]. Een andere keer zat zij in zijn holletje op de bank en deden ze een spelletje op de iPad. Hij deed het toen op dezelfde manier. [7] Ze weet niet precies wanneer het begonnen is, maar het begon al voor groep zeven. [8]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat stiefopa [verdachte] onder haar shirt en onder haar topje aan haar ging zitten als zij in zijn holletje zat. Hij deed dat altijd als haar oma en [slachtoffer 1] er niet bij waren. [slachtoffer 1] was dan bijvoorbeeld naar de wc en oma stond in de keuken. Hij heeft vier of vijf keer onder haar topje gezeten. Daarna is zij niet meer in zijn holletje gaan zitten. [9] Dit gebeurde op de bank bij hun thuis in [woonplaats] . Dit gebeurde ongeveer toen zij in groep zeven en acht zat. Een keer zat zij bijvoorbeeld met hem op de bank en speelde ze spelletjes op de iPad. Zij zat in zijn holletje. Hij wreef eerst over haar buik en ging haar daarna aanraken onder haar shirt. [10] Hij wreef over alle twee haar borsten. Het gebeurde altijd op deze manier. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn hand onder de kleding van [slachtoffer 1] heeft gevoeld toen zij een spelletje speelden op de tablet. [12]
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak ten aanzien van het gebruiken van de tong bij het kussen op de mond
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte zijn tong gebruikte wanneer hij haar een kus op de mond gaf. Deze verklaring wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen en kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Dit wil niet zeggen dat dit niet gebeurd is, maar wel dat voor een bewezenverklaring onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ten aanzien van het betasten van de borsten en tepels
De rechtbank acht op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere keren onder hun kleding heeft aangeraakt, terwijl hij op hen paste en zij dus aan zijn zorg waren toevertrouwd. Hij heeft de borsten van [slachtoffer 2] betast en een borst en tepel van [slachtoffer 1] betast en hierin geknepen. De rechtbank stelt vast dat deze gedragingen handelingen van seksuele aard betreffen, die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Hierdoor is sprake van strafbare ontuchtige handelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over de ontuchtige handelingen voldoende betrouwbaar zijn. Zij wijst erop dat de verklaringen op essentiële onderdelen overeenkomen. Zo verklaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allebei dat het gebeurde wanneer oma bijvoorbeeld in de keuken was, zij in het holletje van opa zaten en zij een spelletje speelden op de laptop of tablet. Ook verdachte zelf verklaart over een soortgelijke situatie. Dat de verklaringen daarnaast ook (onderlinge) tegenstrijdigheden bevatten, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank acht verder ook de reactie van [slachtoffer 2] op het moment dat [slachtoffer 1] spontaan begon te vertellen over hetgeen verdachte bij haar had gedaan redengevend voor het bewijs.
De rechtbank beschouwt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook redengevend voor het bewijs dat met de ander ontuchtige handelingen zijn gepleegd, ook al hebben zij daar niet over verklaard. Ten aanzien van beide zusjes komt de handelswijze van verdachte, gelet op hun verklaring, op essentiële punten overeen: verdachte heeft beide meisjes onder hun kleding aan hun borst betast, terwijl hij aan het oppassen was en zij in zijn ‘holletje’ zaten, terwijl hij dit alleen deed als het andere zusje (en oma) niet in dezelfde kamer waren.
De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen wanneer en hoe vaak de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, maar stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vast dat dit in ieder geval een aantal keer is gebeurd toen zij ongeveer 9 tot 12 jaar oud waren. [slachtoffer 1] verklaart namelijk dat het voor het eerst gebeurde voordat zij in groep zeven zat en [slachtoffer 2] verklaart dat het gebeurde toen zij in groep zeven en groep acht zat. Bij [slachtoffer 2] komt dit overeen met de ten laste gelegde periode. Bij [slachtoffer 1] zal de rechtbank de aanvang van de bewezen verklaarde periode aanpassen naar 1 januari 2017, zoals ook door de officier van justitie en de advocaat van verdachte is voorgesteld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
1in de periode van 1 januari 2017 tot en met 11 december 2018 te [woonplaats] en [woonplaats] , met zijn minderjarige (stief)kleindochter [slachtoffer 1] , geboren op [2008] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen,- het wrijven over en/of betasten/aanraken van de borst en tepel van die [slachtoffer 1] onder de kleding en- het knijpen in de tepel van die [slachtoffer 1] onder de kleding,terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg van verdachte was toevertrouwd;
2in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2017 te [woonplaats] , met zijn minderjarige (stief)kleindochter [slachtoffer 2] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, het wrijven over en/of betasten/aanraken van de buik en borsten van die [slachtoffer 2] onder de kleding,terwijl die [slachtoffer 2] aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer of anders in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit 1 en feit 2, telkens het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in deze zaak sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Hij heeft gevorderd daarbij als (dadelijk uitvoerbare) bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting op te leggen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft aangegeven dat hij de eis van de officier van justitie veel te hoog vindt. In het geval dat verdachte wordt veroordeeld, heeft hij verzocht een taakstraf op te leggen. Vanwege het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zou daarnaast bijvoorbeeld 1 dag gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. Hoewel verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden zal houden indien die worden opgelegd, heeft de advocaat verzocht geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte hiertoe niet intrinsiek gemotiveerd is en er geen sprake is van een hoog risico op herhaling. Indien er wel bijzondere voorwaarden worden opgelegd, is er geen aanleiding om deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De strafbare feiten
Verdachte heeft tijdens het oppassen de borsten van zijn minderjarige (stief)kleindochters meerdere keren betast. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en seksuele integriteit. Kinderen horen zich veilig te kunnen voelen bij hun grootouders. Verdachte heeft het vertrouwen dat de slachtoffers en hun ouders in hem hadden ernstig beschaamd. Uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt hoeveel impact het handelen van verdachte op de slachtoffers en hun ouders heeft gehad en tot op de dag van vandaag nog heeft. Zo zijn de familieverhoudingen ontwricht en is bij beide slachtoffers een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening gehouden met:
- het strafblad van verdachte van 25 november 2020;
- het reclasseringsadvies van 22 december 2020.
Uit deze stukken blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten. De kans op herhaling wordt door de reclassering ingeschat als laag tot gemiddeld. De reclassering ziet bij betrokkene problemen in het kennen, herkennen en erkennen van grenzen in de sociale omgang, in het vermogen tot zelfreflectie en in het bagatelliseren en goedpraten van het eigen gedrag. Zij zien hierin risico’s voor eventueel toekomstig delictgedrag, maar merken ook op dat verdachte een teruggetrokken leven leidt en dat er momenteel geen minderjarigen in zijn leven zijn. Om het risico op recidive te beperken, adviseert de reclassering een meldplicht en een behandelverplichting bij De Waag als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Gelet op de ontbrekende motivatie hiertoe bij verdachte, twijfelt de reclassering wel sterk aan de haalbaarheid van een behandeling.
Conclusie
De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie te hoog. Niet omdat wat er is gebeurd niet erg is, maar omdat dat soort hoge straffen doorgaans worden opgelegd in zaken waarbij de handelingen veel verder zijn gegaan dan het betasten van borsten. Daarnaast acht de rechtbank het zoenen met de tong niet bewezen, terwijl de officier van justitie dat wel bewezen acht.
Alle omstandigheden afwegend en kijkend naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een taakstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden. Omdat verdachte niet gemotiveerd is voor begeleiding en behandeling en een teruggetrokken leven leidt, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vragen vergoeding voor de volgende schadeposten:
- immateriële schade [slachtoffer 1] : € 1.000,00
- immateriële schade [slachtoffer 2] : € 1.500,00
- reis- en parkeerkosten: € 198,37
- verlofuren vader: € 830,78
- verlofuren moeder: € 476,96.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van verdachte heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair verzocht [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering. Ten aanzien van de reis- en parkeerkosten en de verlofuren heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de kosten die zien op afspraken met de politie en de advocaat niet als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt. Hij heeft daarnaast verzocht de verlofuren die betrekking hebben op de dag van de inhoudelijke behandeling te matigen, aangezien deze zitting niet de hele dag heeft geduurd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten gevolge van de strafbare feiten rechtstreeks schade hebben opgelopen. Zij waardeert deze schade als volgt.
Materiële schade (reis- en parkeerkosten en verlofuren)
Evenals de advocaat van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de kosten die zien op afspraken met de politie en de advocaat niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien deze kosten niet zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. De kosten gemaakt op 9 juli 2019, 5 september 2019, 8 oktober 2019 en 4 december 2020 zullen dan ook van het verzochte bedrag aan materiële schade worden afgetrokken. De kosten die zien op de inhoudelijke behandeling op 5 januari 2021 betreffen proceskosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen aangezien de benadeelde partijen op zitting gebruik hebben gemaakt van rechtsbijstand door een advocaat. Er zal daarom een bedrag van € 91,52 aan reiskosten, een bedrag van € 36,60 aan parkeerkosten, een bedrag van € 228 aan verlofuren van moeder en een bedrag van € 402,27 aan verlofuren van vader worden toegewezen. Het totaal aan materiële schade bedraagt derhalve € 758,39.
Immateriële schade
De rechtbank is, gelet op de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding en de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen, van oordeel dat voor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schadevergoeding passend is.
Conclusie
Namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is één gezamenlijke vordering ingediend. De rechtbank zal de immateriële schade van € 1.000,00 aan ieder van hen toekennen en zal de overige schadeposten (reis- en parkeerkosten en verlofuren) aan hen allebei voor de helft toekennen. Aan hen allebei zal daarom een bedrag van € 379,20 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade worden toegekend. De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het strafbare feit: 9, 22c, 22d, 36f, 57, 247 en 248.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 1.379,20, bestaande uit
€ 379,20 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.379,20 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 1.379,20, bestaande uit
€ 379,20 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.379,20 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter,
mrs. A.G. Bakker en I.G.C. Bij de Vaate, rechters,
bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [2008] tot en met 11 december 2018 te [woonplaats] en/of [woonplaats] , althans in Nederland, met zijn minderjarige (stief)kleindochter [slachtoffer 1] , geboren op [2008] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, in elk geval eenmaal,- het wrijven over en/of betasten/aanraken van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] (onder de kleding) en/of- het knijpen in de tepel(s) van die [slachtoffer 1] (onder de kleding),terwijl die [slachtoffer 1] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, met zijn minderjarige (stief)kleindochter [slachtoffer 2] , geboren op [2005] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten meermalen, in elk geval eenmaal,- het wrijven over en/of betasten/aanraken van de buik en/of borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] (onder de kleding) en/of- het kussen van die [slachtoffer 2] op haar mond en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, tong heen en weer bewegen op/over/tegen de lippen van die [slachtoffer 2] ,terwijl die [slachtoffer 2] aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;( art 247 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 juli 2020, genummerd PL0900-2019029377, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 57. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 5.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
12.Proces-verbaal ter terechtzitting van 5 januari 2021.