ECLI:NL:RBMNE:2021:1312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 1257
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van wapenverlof op basis van geringe twijfel en stressvolle omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een wapenverlof had aangevraagd, en de Minister van Justitie en Veiligheid, die dit verzoek had geweigerd. Eiseres had eerder een wapenverlof dat in 2016 was ingetrokken, en in haar nieuwe aanvraag werd door de korpschef van de politie aangegeven dat er twijfels bestonden over haar geschiktheid om wapens te bezitten. De rechtbank oordeelde dat de korpschef op goede gronden had besloten het wapenverlof te weigeren, omdat er aanwijzingen waren dat eiseres niet te vertrouwen was met wapens of munitie. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere incidenten, waaronder inconsistenties in haar verklaringen en het onjuist opbergen van munitie. Eiseres voerde aan dat de korpschef ten onrechte had geoordeeld dat zij in stressvolle omstandigheden verkeerde, maar de rechtbank oordeelde dat de korpschef deze omstandigheden terecht had meegewogen in zijn besluit. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke belangen van eiseres niet konden prevaleren boven de wettelijke vereisten voor het verlenen van een wapenverlof. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank benadrukte dat de wet dwingend voorschrijft dat een wapenverlof moet worden geweigerd als er reden is om te vrezen dat de aanvrager niet te vertrouwen is met wapens.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1257

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T. van der Weijde),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Ibrahim).

Procesverloop

In het besluit van 9 juli 2019 (primair besluit) heeft de korpschef van de politie het door eiseres gevraagde wapenverlof geweigerd. Hiertegen heeft eiseres administratief beroep ingesteld.
In het besluit van 18 februari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres had verlof voor het voorhanden hebben van twee vuurwapens met daarbij behorende munitie. Het wapenverlof van eiseres is bij besluit van 4 juli 2016 ingetrokken. Eiseres heeft hiertegen administratief beroep ingesteld, wat bij besluit van 30 januari 2017 ongegrond is verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank van 23 januari 2018 is het door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Op 13 augustus 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verlof tot het voorhanden hebben van een wapen en munitie ten behoeve van de schietsport.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er aanwijzingen zijn dat aan eiseres het onder zich hebben van wapens of munitie niet kan worden toevertrouwd. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de omstandigheden betrokken die hebben geleid tot de intrekking van het wapenverlof van eiseres op 4 juli 2016. Het wapenverlof werd ingetrokken, omdat eiseres onder een valse naam tegen een wapenhandelaar heeft gezegd dat zij geïnteresseerd was in bivakmutsen, tie-rips, kogel- of steekwerende vesten en body-videocamera’s en eiseres hierover inconsistente verklaringen heeft afgelegd. Een andere omstandigheid die heeft geleid tot intrekking van het wapenverlof is dat eiseres haar munitie niet deugdelijk afgesloten had opgeborgen. Verder heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiseres in de periode van november 2016 tot en met juni 2017 meerdere malen heeft geprobeerd om aangifte te doen van huisvredebreuk en stalking, terwijl de feitelijke situatie daar geen aanleiding voor gaf. De aanhoudende pogingen tot het doen van aangifte deed vermoeden dat eiseres verkeerde in stressvolle omstandigheden.
3. Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de korpschef haar aanvraag om een wapenverlof mocht weigeren. Allereest had verweerder niet mogen stellen dat geen wapens en munitie aan haar kunnen worden toevertrouwd, omdat zij niet onder haar eigen naam een offerte heeft aangevraagd. Eiseres heeft dat niet gedaan, omdat de wapenhandelaar weigerde een offerte op te stellen toen zij onder haar eigen naam een verzoek daartoe deed. Eiseres voert in dat verband ook aan dat zij geen wisselende verklaringen heeft afgelegd over de reden waarom zij een offerte heeft aangevraagd. Zij wilde een offerte aanvragen ten behoeve van haar eigen webshop. Eiseres heeft e-mails overgelegd, waaruit moet blijken dat zij onder haar eigen naam voor haar webshop offertes bij verschillende bedrijven heeft aangevraagd. Daarnaast voert eiseres aan dat het onjuist opbergen van de munitie haar niet kan worden tegengeworpen. Volgens eiseres is door [A] van de politie aan haar medegedeeld dat plaatsing achter een schot van de gesloten kluis, waarin de munitie lag, voldoende was. Eiseres stelt dat zij hier het gerechtvaardigd vertrouwen aan mocht ontlenen dat de munitie juist was opgeborgen. Daarnaast voert eiseres aan dat een wapenverlof dat is ingetrokken wegens het onjuist opbergen van munitie na één à twee jaar weer wordt verleend. Verder is verweerder er onterecht van uitgegaan dat zij in stressvolle omstandigheden verkeerde. Volgens eiseres gaf de feitelijke situatie wel voldoende aanleiding om aangifte van stalking en/of huisvredebreuk te doen. Eiseres heeft een verklaring van haar zoon overgelegd, waaruit moet blijken dat het niet vreemd is dat eiseres in de gegeven omstandigheden aangifte wilde doen. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder van zijn afwijkingsbevoegdheid gebruik had moeten maken of had moeten motiveren waarom hij hier geen gebruik van maakt. Volgens eiseres is het disproportioneel dat haar geen wapenverlof wordt verleend omdat zij hier al vier jaar lang niet over beschikt terwijl mensen die veroordeeld zijn voor een misdrijf na vier jaar weer in aanmerking komen voor een wapenverlof op grond van de Circulaire Wapens en Munitie 2019 (Cwm).
4. De rechtbank stelt vast dat de Cwm als uitgangspunt hanteert dat degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie in een bijzondere positie komt te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde. Geringe twijfel aan het kunnen toevertrouwen van het onder zich hebben van wapens of munitie is voldoende reden om het verlof in te trekken. [2] Dit uitgangspunt is niet onredelijk.
5. De rechtbank stelt vast dat uit de uitspraak van 23 januari 2018 volgt dat verweerder tot de conclusie heeft kunnen komen dat in het geval van eiseres, doordat zij haar munitie niet juist had opgeborgen, geringe twijfel gerechtvaardigd was over het verantwoord voorhanden hebben van wapens en munitie. Op basis van die twijfel heeft verweerder mogen besluiten dat de korpschef tot intrekking van het verlof heeft kunnen overgaan. Gelet op het voorgaande kan de beroepsgrond van eiseres waarmee zij betwist dat de opbergvoorschriften destijds zijn overtreden niet slagen. De rechtbank beschouwt dit feit immers als vaststaand. Verder volgt uit de uitspraak van 23 januari 2018 dat eiseres niet eenduidig heeft verklaard over de reden waarom zij bivakmutsen, tie-rips, kogel- of steekwerende vesten en body-videocamera’s zou willen aanschaffen en dat zij onder een valse identiteit heeft geprobeerd om deze producten aan te schaffen. De rechtbank heeft toen geoordeeld dat verweerder op grond hiervan tot de conclusie heeft kunnen komen dat het vertrouwen in eiseres niet langer aanwezig was en dat het wapenverlof mocht worden ingetrokken. Hoewel eiseres met het overleggen van de e-mails aannemelijk heeft willen maken met welk doel zij de producten wilde aanschaffen, namelijk voor haar eigen webshop, neemt dat niet weg dat eiseres onder een valse naam een offerte heeft aangevraagd en wisselende verklaringen heeft afgelegd over de reden van de aankoop van de producten. Hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht over de omstandigheden die hebben geleid tot de intrekking van het wapenverlof, is nu enkel van belang bij het beantwoorden van de vraag hoe lang deze omstandigheden een rol kunnen spelen bij de beoordeling van de aanvraag om een wapenverlof.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de korpschef het wapenverlof van eiseres op goede gronden heeft geweigerd, omdat er reden was om te vrezen dat aan eiseres het onder zich hebben van wapens of munitie niet kon worden toevertrouwd. De omstandigheden die hebben geleid tot het besluit van 4 juli 2016 waarbij het wapenverlof van eiseres is ingetrokken, mochten door verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres geen nieuwe omstandigheden heeft aangedragen op grond waarvan de korpschef niet tot weigering van het wapenverlof had mogen overgaan. Het tijdsverloop sinds de intrekking van het wapenverlof van eiseres is daardoor nog onvoldoende om een wapenverlof aan eiseres toe te kennen. Verder is er een omstandigheid bij gekomen op grond waarvan verweerder heeft mogen beslissen dat de korpschef het wapenverlof aan eiseres heeft kunnen weigeren. Gelet op de mutatierapporten van 25 november 2016 en 29 juni 2017 mocht verweerder ervan uitgaan dat eiseres in stressvolle omstandigheden verkeerde, waardoor wapens en munitie niet aan eiseres kunnen worden toevertrouwd. In de Cwm staat dat als risicofactor betreffende de psychische gesteldheid van aanvragers van een wapenverlof met het oog op potentieel gebruik van een vuurwapen stressvolle omstandigheden worden genoemd. [3] Hoewel de feitelijke situatie geen aanleiding gaf voor het doen van aangifte, en wat uitgaande van de mutatierapporten ook aan eiseres is medegedeeld, bleef zij daarin volharden. Verweerder heeft derhalve de pogingen van eiseres om aangifte te doen als stressvolle omstandigheden kunnen aanmerken. Het lag op de weg van eiseres om middels een schriftelijke verklaring van een arts of psychiater aan te tonen dat haar wel wapens en munitie konden worden toevertrouwd. Nu eiseres een dergelijke verklaring niet heeft overgelegd, mocht verweerder er gezien de genoemde omstandigheden van uitgaan dat eiseres in stressvolle omstandigheden verkeerde. Tot slot volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn afwijkingsbevoegdheid, omdat er sprake is van geringe twijfel dat aan eiseres wapens en munitie kunnen worden toevertrouwd. Dat eiseres niet veroordeeld is voor het plegen van een strafbaar feit, maakt, zoals verweerder stelt, niet dat aan eiseres een wapenverlof verleend had moeten worden.
7. Verder voert eiseres aan dat het bestreden besluit onevenredig is en dat haar belangen onevenredig worden geschaad. Daarbij merkt eiseres op dat zij haar lidmaatschap bij de schietvereniging niet ten volle kan benutten, omdat zij met een verenigingswapen deel moeten nemen aan de activiteiten. Een verenigingswapen kan niet goed op de persoon worden afgesteld, waardoor haar schietprestaties daaronder leiden. Verder voert eiseres aan dat zij al drie jaar lang in onzekerheid leeft over of zij haar wapenverlof terugkrijgt.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de persoonlijke belangen van eiseres terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Verweerder moet op grond van de Wet wapens en munitie het gevraagde verlof weigeren als er reden is om te vrezen dat aan de aanvrager het onder zich hebben van wapens of munitie niet kan worden toevertrouwd of als er reden is om te vrezen dat van het verlof misbruik zal worden gemaakt. [4] Gelet op het dwingende karakter van deze bepaling heeft verweerder bij de weigering het verlof te verlenen geen ruimte om rekening te houden met de persoonlijke belangen van een aanvrager. Daarom kan de rechtbank evenmin rekening houden met de persoonlijke belangen van eiseres.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Praamstra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen. uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 januari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:264.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2965.
3.Onderdeel B, paragraaf 1.2, van de Cwm.
4.Zie artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Wet wapens en munitie.