ECLI:NL:RBMNE:2021:131

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
16-254005-20; 16-122559-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld door meerderjarige verdachte en medeverdachte

Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 oktober 2020 samen met een ander met geweld heeft geprobeerd om een aangever te dwingen zijn geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever hebben bedreigd met een mes en hem hebben geslagen, maar spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde diefstal met geweld. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft 76 dagen in voorarrest doorgebracht en de rechtbank legt een jeugddetentie op van gelijke duur. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de feiten schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al eerder was toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de verklaringen van de aangever en getuigen hebben gewogen tegen de verklaring van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-254005-20; 16-122559-18 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 8 oktober 2020 te Soest samen met een ander [slachtoffer] met geweld heeft beroofd van zijn jas, horloge, telefoon en/of Airpods.
feit 2: op 8 oktober 2020 te Soest samen met een ander heeft geprobeerd om met geweld en dreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot het afgeven van zijn geld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, omdat verdachte de goederen niet heeft weggenomen. Zij vraagt verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat verdachte niet het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de spullen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben immers geen spullen meegenomen, terwijl zij daartoe wel de mogelijkheid hadden.
De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De standpunten van de raadsman worden hierna, onder het oordeel van de rechtbank, verder besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 (medeplegen diefstal met geweld tegen [slachtoffer] )
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal met geweld, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte enig goed met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen.
Bewijsmiddelen feit 2 (medeplegen poging afpersing [slachtoffer] ) [1]
Het proces-verbaal van verhoor aangever van 9 oktober 2020, inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Gisteren 8 oktober 2020 heb je aangifte gedaan van poging diefstal met geweld gepleegd in Soest.
V: Kan je aangeven waar je precies naartoe bent gegaan om te chillen met een vriend?A: achter het ING gebouw van Soest. [2]
V: Wie was dat maatje die al achter de ING was voordat jij zou komen?A: Dat was [getuige] .Ik heb [getuige] gevraagd om een jointje te regelen. Er werd afgesproken achter het ING gebouw.V: Wie waren daar?A: [getuige] en twee jongens die ik niet kende. [3]
V: Wat werd er tegen je gezegd?A: De jongen op de passagiersstoel zei tegen mij en [getuige] : " Stap in". Die jongen was uit de auto gekomen. [getuige] stapte in de auto aan de passagierszijde. De passagier deed zijn stoel naar voren en ik zag dat [getuige] in de auto stapte. Ik wilde eigenlijk niet in de auto stappen.V: Wat heb je gezegd?A: Ik zei eerst " Nee" maar stapte toch in toen ik een duw van hem kreeg.V: Waar werd je geduwd?A: In mijn rug. En toen ben ik toch maar ingestapt.
V: Wat gebeurde er toen jullie in de auto waren gestapt?A: Er werd best wel had weggereden. De passagier zei: " We gaan de wiet ophalen".
V: Wat vond je daarvan?A: Ik zei: "Waar?" en die passagier zei:" In Amersfoort". Maar ze reden richting Soesterberg en toen wist ik dat het niet goed zat.
A: We stopten nadat we rechtsaf een soort inrit in waren gereden. Ik weet nog dat ik iets van een huisnummer heb gezien [nummer] of [nummer] .
V: Wat gebeurde er?A: De bestuurder draaide zich om en hij zei: "Geld, geld!" De bestuurder pakte mij daarbij bij mijn kraag onder mijn kin, bij mijn keel. Het gaf mij een beetje benauwd gevoel.
Ik zei: "Ik heb geen geld". Ik kreeg vervolgens een klap op mijn linker oog van de passagier. [4]
Er werd achteruit terug de weg, Soesterbergsestraat, op gereden.
Als ik nu met u naar Google maps kijk, zijn we daarna gestopt bij een soort picknickplaats.
O: Aangever wijst De Bergjes aan.A: De bestuurder stapte uit en liep om de auto heen naar mijn kant. De passagier stapte ook uit, deed zijn stoel naar voren en toen kreeg ik klappen van allebei. Ik kreeg een flinke klap op mijn linker wang/oog en ik kreeg ook een flinke klap op mijn rechter oog. Ze sloegen allebei.
V: Wat gebeurde er toen je uit de auto was?
A: Ik heb de bestuurder op zijn hoofd geraakt met mijn vuist. Ik kreeg toen van de passagier een klap op mijn linker slaap waardoor ik op de grond viel. Toen ik op de grond lag kreeg ik nog een trap van de passagier op mijn linker kaak.
Het deed behoorlijk veel pijn. Ik ben ook een klein moment buiten bewustzijn geweest.V: Wat werd er gezegd tijden het uitdelen van die klappen?A: Er werd gezegd: "Broer maak geen grapjes met mij!!". [5]
Toen ik opstond na die trap werd ik bij mijn capuchon gepakt door de bestuurder.
De bestuurder hield een mes met zijn rechterhand op mijn keel en hij zei dat ik rustig moest doen.De passagier zei: "Trek je jas uit!". Ik zag dat hij ging kijken wat er in mijn zakken zat.
Toen werd ik zelf gefouilleerd door de passagier. De passagier zag dat ik een pinpas had en hij zei: “Mobiel bankieren open maken!". Ik heb toen drie maal de verkeerde code ingetypt. Hierdoor werd het mobiel bankieren geblokkeerd. De bestuurder stond al die tijd met het mes klaar om te steken.Ze waren op dat moment [getuige] aan het fouilleren.
A: Nadat ze [getuige] hadden gefouilleerd kwamen ze nog een keer naar mij en de bestuurder stond met het mes en zei "Geef je telefoon!". Toen gaf hij mijn gsm terug en zei: "Zet 'm uit!". Ik zette mijn gsm uit waarna de bestuurder deze weer uit mijn handen pakte en in de bosjes gooide.
Er is ook een moment geweest dat ze mijn Air pods case uit mijn jas hebben gehaald en open hebben gemaakt. De passagier deed dat. Voordat mijn telefoon en jas waren afgepakt werd mijn horloge van mijn linker pols gehaald door de bestuurder.V: Hebben ze nog iets tegen jullie gezegd?A: Nee, maar ik kreeg nog een sigaretje van de passagier.
Ik rookte het sigaretje en toen tikte de bestuurder nog even met het mes tegen de knokkels van mijn linkerhand. [6]
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 9 oktober 2020 inhoudende, voor zover van belang, het volgende.
Op donderdag 8 oktober 2020 tussen ongeveer 19:00 uur en 19:30 uur had ik samen met [slachtoffer] afgesproken bij de oude ING-bank aan de Van Weedestraat te Soest. We hadden daar afgesproken met [verdachte] . Omstreeks 19:00 uur kwam er een zwarte Seat aanrijden. Ik zag dat [verdachte] als bestuurder uitstapte. Ik zag dat er nog een jongen aan de passagierszijde van de auto uitstapte.Zij stapten dus uit de auto en wij moesten instappen van hun. Ik zag dat [slachtoffer] een duw kreeg bij het instappen.
We reden verder richting Soesterberg en stopten ergens op die lange weg tussen Soest en Soesterberg op een parkeerplaats. Een van de jongens zei tegen [slachtoffer] dat hij het geld moest geven. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij dat niet ging doen.
Ik zag dat zowel [verdachte] als de passagier uit de auto stapten. Ik zag dat de passagier de passagiersstoel naar voren klapte en [slachtoffer] begon te slaan op zijn hoofd. Ik zag dat ook [verdachte] [slachtoffer] begon te slaan op zijn hoofd. Ik zag dat de beide jongens [slachtoffer] sloegen met hun vuisten en hun vlakke hand. Ik denk dat ze ongeveer 15 klappen per persoon aan [slachtoffer] gaven.Ik zag vervolgens dat ze [slachtoffer] uit de auto trokken en ze hierdoor half uit de auto vielen. Ik zag dat [slachtoffer] door [verdachte] geslagen en geschopt werd. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] tegen zijn hoofd aan trapte terwijl [slachtoffer] op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer] hierdoor knock out ging. Dat duurde denk ik ongeveer 5 seconden. Ik zag dat de beide jongens gewoon verder gingen met slaan terwijl [slachtoffer] knock out was.Ik zag dat er een mes werd getrokken. Ik zag dat [verdachte] dit mes uit één van zijn kontzakken vandaan haalde.
Ik zag dat [verdachte] dit mes op de keel van [slachtoffer] zette. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat [slachtoffer] zijn geld moest geven. Ik hoorde dat de passagier tegen [slachtoffer] zei dat hij de bankierenapp op zijn telefoon moest openen. Ik zag dat [slachtoffer] zijn telefoon pakte. Het lukte [slachtoffer] niet om in te loggen. [slachtoffer] typte namelijk drie keer de verkeerde code in. Ik hoorde dat de passagier zei dat [slachtoffer] zijn telefoon uit moest zetten.
Ik zag dat [verdachte] de telefoon van [slachtoffer] afpakte en in de bosjes daar gooide. [7]
Tijdens het gevecht hadden [verdachte] en de passagier de jas van [slachtoffer] uitgetrokken. Ik zag dat de jas door de passagier werd doorzocht.Ik hoorde dat [verdachte] tegen [slachtoffer] zei dat hij zijn horloge af moest doen. [8]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 13 oktober 2020, inhoudende, voor zover van belang, het volgende:
Op vrijdag 9 oktober 2020 heb ik verbalisant [verbalisant 1] op aanwijzing van aangever [slachtoffer] de route gereden waarover hij verklaarde in zijn aangifte en aanvullende verklaring. Dit om duidelijk te krijgen waar de eerste stop en de laatste stop was geweest waarover de aangever in zijn aangifte had verklaard. Terwijl ik met de aangever over de Soesterbergsestraat reed hoorde ik de aangever roepen: "Daar, daar was het!! Bij nummer [nummer] !!! Dus niet bij [nummer] of [nummer] zoals ik eerder zei". Ik vroeg de aangever hoe hij dat wist en hij zei: "Ik herken het nu gelijk. De inrit en de grote cijfers [nummer] !!". [9]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van
12 oktober 2020, inhoudende, voor zover van belang, het volgende:
Op maandag 12 oktober 2020 zijn wij gegaan naar perceel [adres] te [woonplaats] om aldaar de bewakingsbeelden te bekijken. Ter plaatse bekeken wij de camerabeelden van donderdag 8 oktober 2020 tussen 19.20 uur en 19.30 uur. Het betrof de camera welke de weg recht tegenover perceel [adres] te [woonplaats] in beeld bracht.
Tussen genoemde tijdstippen zagen wij een zwarte personenauto, gelijkend op een ouder model Seat Ibiza, vanuit de richting Soest aan komen rijden. Wij zagen dat dit voertuig bij perceel [adres] te [woonplaats] rechtsaf de oprit opreed. Wij zagen dat het voertuig al snel stopte en voor een periode van iets meer dan een minuut stil stond. Vervolgens zagen wij dat deze auto achteruit de oprit afreed en wegreed in de richting vliegbasis Soesterberg. Vervolgens verdween het voertuig uit beeld. [10]
Bewijsoverwegingen
Door verdachte en zijn raadsman is betoogd dat niet verdachte, maar juist aangever de agressor was, die verdachte heeft proberen af te persen. Het ging niet om een jointje; de afspraak was dat aangever 40 gram wiet van verdachte zou kopen. Aangever bleek het geld niet bij zich te hebben. Toen ze uit de auto waren gestapt zei aangever tegen hem dat hij de wiet moest geven, waarna aangever direct begon te vechten en verdachte sloeg. Verdachte heeft zichzelf verdedigd en werd hierbij geholpen door zijn vriend. Op enig moment stopte het gevecht en wilde verdachte vertrekken. Aangever viel hem vervolgens opnieuw aan. Ter verdediging heeft verdachte vervolgens zijn zakmes gepakt. Hij heeft hiermee alleen in de richting van aangever gewezen, om aangever op afstand te houden. De vriend van verdachte besloot toen om de rollen om te draaien. Hij pakte aangever beet en pakte spullen uit de jas van aangever. Verdachte heeft gezorgd dat zijn vriend hiermee ophield. Hij heeft zijn vriend gemaand om het er bij te laten en om weg te gaan. Verdachte wilde de spullen van aangever niet; het ging om de wietdeal. De spullen zijn toen teruggegeven aan aangever, waarna verdachte en zijn vriend zijn vertrokken,
De rechtbank constateert dat de verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier. Daarentegen wordt de verklaring van aangever op vrijwel alle onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Dat de verklaringen op enkele punten verschillen doet naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen, omdat de verklaringen in essentie gelijkluidend zijn. Bovendien wordt een deel van de verklaring van aangever ook ondersteund door de camerabeelden van de Soesterbergseweg. Op die beelden is te zien dat op de bewuste avond inderdaad een auto op de door aangever aangewezen plek heeft stilgestaan. Gelet op het tijdstip daarvan, de kleur en het type van de auto, de richting waaruit de auto kwam en de richting waarin de auto even later verder reed, gaat de rechtbank ervan uit dat dit de auto van verdachte is geweest. Nu verdachte in weerwil van de camerabeelden ontkent dat hij daar heeft stilgestaan met de auto en nu de door verdachte aangewezen zak wiet bij weging geen 40 gram maar slechts 26,39 gram bleek te bevatten, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk en gaat hieraan voorbij.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank volgt de raadsman daarin niet.
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn vriend geweld hebben toegepast en hebben gedreigd met geweld, en dat daarbij is gevraagd om geld en is gezegd dat aangever zijn mobiel bankieren app moest openen, is evident dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening.
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 oktober 2020, samen met een ander, met geweld en door bedreiging met geweld aangever heeft getracht te dwingen tot het afgeven van zijn geld. Nu aangever geen geld heeft afgegeven, is sprake van een poging tot afpersing.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op
of omstreeks8 oktober 2020, te Soest,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
- met die [slachtoffer] en [getuige]
heeft/hebben afgesproken en
/of
- tegen die [slachtoffer] en/of [getuige] hebben gezegd dat zij in moeten stappen en
/of
- vervolgens tegen die [slachtoffer] en
/of[getuige]
heeft/hebben gezegd "We gaan de wiet ophalen",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- vervolgens in die auto
die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen geld af te staan en/oftegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd: "Geld, geld" en
/ofdaarbij die [slachtoffer] bij zijn kraag en
/ofkeel
heeft/hebben gepakt
/gegrepenen
/of
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen
, althans heeft/hebben geslagen
op/tegen zijn oog en wang
van die [slachtoffer]en
- nadat zij waren uitgestapt en
/ofterwijl die [slachtoffer] op de grond lag die [slachtoffer] tegen het lichaam
heeft/hebben getrapt en
/ofgeschopt en
/of
- tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd: "Broer maak geen grapjes met mij!",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- vervolgens die [slachtoffer] bij zijn capuchon
heeft/hebben vastgepakt en
/of (vervolgens)een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en
/ofdaarbij tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , rustig moet doen en
/of
- tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , zijn jas moet uittrekken en
/ofvervolgens die [slachtoffer] en
/of[getuige]
heeft/hebben gefouilleerd en
/of
- onder bedreiging van een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp)vervolgens tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd: "Mobiel bankieren open maken!",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- vervolgens tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd: "Geef je telefoon" en
/of"Zet 'm uit",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/ofvervolgens die telefoon in de bosjes
heeft/hebben gegooid en
/of
- de AirPods case en
/ofhet horloge en
/ofde jas van die [slachtoffer]
heeft/hebben gepakt en
/of
- vervolgens met het mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerptegen de
handen en/ofknokkels van die [slachtoffer]
heeft/hebben getikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders onder feit 2 ten laste is gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
-
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsman heeft subsidiair betoogd dat sprake was van vrijwillige terugtred. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zonder van buiten komende factoren, tijdig tot inkeer was gekomen en verdachte de situatie uit eigen beweging heeft verlaten voordat er sprake was van een voltooid misdrijf.
De rechtbank overweegt dat er gesproken kan worden van vrijwillige terugtred indien aannemelijk is dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van de wil van verdachte afhankelijk zijn. Die omstandigheden moeten min of meer controleerbaar zijn en zijn voorzien van enige materiële ondersteuning. Verdachte heeft in zijn verklaringen in het geheel niet verklaard dat hij op enig moment tot inkeer was gekomen. Daarentegen blijkt uit het dossier dat de afpersing is mislukt doordat aangever en zijn vriend geen geld bij zich hadden en doordat de mobiel bankieren app van aangever werd geblokkeerd doordat hij te vaak de verkeerde code intoetste. Dat verdachte en zijn vriend zijn vertrokken zonder geld is daardoor niet van de wil van verdachte afhankelijk geweest.
Ook verder is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het jeugdstrafrecht en verdachte te veroordelen tot:
  • een jeugddetentie voor de duur van 76 dagen, met aftrek van het voorarrest;
  • een werkstraf voor de duur van 60 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie,
met opheffing van het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij het advies van de reclassering van 21 december 2020. Daarin adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen. Verder acht de reclassering het nogmaals opleggen van interventie en toezicht niet noodzakelijk, omdat bij vonnis van 10 december 2020 aan verdachte al een voorwaardelijke PIJ-maatregel is opgelegd. Om zo snel mogelijk te kunnen beginnen aan zijn behandeling, acht de verdediging het opleggen van een langere jeugddetentie dan de duur die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet passend. De verdediging acht oplegging van een taakstraf niet opportuun, nu hierdoor het risico bestaat dat verdachte overprikkeld raakt door alles wat hij al moet doen en hij zich dan juist gaat verzetten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op 8 oktober 2020 samen met een ander geprobeerd om van [slachtoffer] op verschillende momenten af te persen. Verdachte en zijn vriend hebben daarbij grof geweld gebruikt en een mes getoond met geen ander doel dan [slachtoffer] te dwingen zijn geld af te geven. De klappen en schoppen hebben er zelfs toe geleid dat [slachtoffer] een paar seconden het bewustzijn heeft verloren. Uit de foto’s in het dossier en de letselverklaring blijkt dat [slachtoffer] door dit geweld letsel heeft opgelopen. Dit alles zal een enorme impact hebben gehad op [slachtoffer] en [getuige] . De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2020 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ambtshalve kennis genomen van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 10 december 2020, waarbij de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte zich op 26 mei 2019 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld in Amersfoort.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het Reclasseringsadvies van 21 december 2020, opgesteld door mw. L.S.M. Bijkerk, reclasseringswerker bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering. Daarin wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit advies is gebaseerd op het cognitief functioneren van verdachte en de noodzaak van een pedagogische inslag. Daarnaast luidt het advies om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht wordt niet nodig geacht, gezien het huidige kader bij de jeugdreclassering alsmede de wetenschap dat er hoogstwaarschijnlijk nog een voorwaardelijke PIJ-maatregel volgt. De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van nóg een jeugdreclasseringskader. Er worden geen contra indicaties gezien voor het opleggen van een gevangenisstraf (aansluitend op de huidige preventieve hechtenis van verdachte) of voor het opleggen van een taakstraf of financiële sanctie.
Toepassing Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde feit 18 jaar oud. De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van verdachte en het advies van de reclassering van 21 december 2020.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de strafoplegging heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Daarbij wordt bij een voltooide afpersing een taakstraf van 60 uren, dan wel 1 maand jeugddetentie, tot uitgangspunt genomen, met dien verstande dat iedere strafverzwarende omstandigheid in beginsel telt voor 60 uur taakstraf dan wel 1 maand jeugddetentie. In dit geval weegt strafverzwarend dat sprake is van recidive en dat verdachte geweld heeft toegepast waarbij hij tevens een wapen (mes) heeft gebruikt en op de keel van aangever heeft gezet. Bij een poging is verder het strafmaximum een derde lager, zodat het ook in de rede ligt de oriëntatiepunten in geval van een poging met een derde te verlagen. Gelet op de oriëntatiepunten zou een straf van 120 uur taakstraf dan wel 60 dagen jeugddetentie dus passend zijn.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf verder rekening met het volgende. Op 10 december 2020 heeft de rechtbank in een andere zaak tegen verdachte vonnis gewezen. Dit vonnis is onherroepelijk. Als de rechtbank gelijktijdig ook deze zaak van verdachte zou hebben behandeld, zou in dat geval voor alle feiten één straf zijn opgelegd. De rechtbank heeft in die zaak verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 28 dagen, met aftrek, en voorwaardelijk opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie jaar, waarbij onder meer als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich laat behandelen. In deze zaak dient de rechtbank op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening te houden met deze eerdere veroordeling.
Verdachte heeft 76 dagen in voorarrest doorgebracht. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen wordt op dit moment onvoldoende aanleiding gezien om een nog langere jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast acht de rechtbank het zowel in het belang van verdachte als in het belang van de samenleving dat wordt begonnen met de behandeling van verdachte. Dit traject zal worden doorkruist als verdachte weer opnieuw de gevangenis in moet. Om verdachte de kans en de mogelijkheid te bieden zijn aandacht volledig te richten op zijn behandeling en om te voorkomen dat verdachte overprikkeld raakt, zal de rechtbank geen taakstraf opleggen zoals wel door de officier van justitie was gevorderd.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, volstaan met het opleggen van een jeugddetentie voor de duur van 76 dagen, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank geeft aan verdachte mee dat hij er, als hij zich opnieuw schuldig zou maken aan een feit als dit, ernstig rekening mee dient te houden dat toepassing zal worden gegeven aan het volwassenstrafrecht, waar veel zwaarder wordt gestraft dan in het jeugdstrafrecht.

9.BENADEELDE PARTIJ

Namens [slachtoffer] hebben zijn wettelijke vertegenwoordigers zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag van € 752,97 aan schadevergoeding gevorderd.
Dit bedrag bestaat uit € 438,97 aan materiële schade en € 314,00 aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot vergoeding van materiële schade van € 438,96 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de vordering benadeelde partij niet- ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdediging heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast, dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De vordering tot vergoeding van de schade aan jas van € 297,79 is met stukken onderbouwd en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van de schade bestaande uit de Air Pods van € 159,00 af, nu onvoldoende is gebleken dat de Air Pods als gevolg van het handelen van verdachte zijn kwijtgeraakt.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade bestaat uit een vergoeding voor het drie dagen niet kunnen werken van € 278,00, een vergoeding voor de kosten van de sportschool bij geen gebruik van € 36,00 en een vergoeding voor het twee keer bezoeken van de huisarts en een bezoek aan de EHBO. Ook heeft de benadeelde partij aangevoerd dat hij slecht kon slapen en niet kon sporten door een hersenschudding en gekneusde ribben.
De rechtbank zal de benadeelde partij, voor wat betreft de vordering tot vergoeding van de schade voor het drie dagen niet kunnen werken, kosten sportschool bij niet gebruik en een vergoeding voor het twee keer bezoeken van de huisarts en een bezoek aan de EHBO niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij heeft nagelaten om deze kosten deugdelijk met stukken te onderbouwen.
De rechtbank stelt op basis van de geneeskundige verklaring en de foto’s in het dossier vast, dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft overgehouden aan de klappen en schoppen die hij van verdachte en zijn vriend heeft gekregen, bestaande uit een hersenschudding en gekneusde ribben. De rechtbank acht het voorstelbaar dat de benadeelde partij door dit letsel en hetgeen hij heeft meegemaakt slecht heeft geslapen en een tijd niet heeft kunnen sporten. De rechtbank acht onder deze omstandigheden een vergoeding van € 250,00 aan immateriële schadevergoeding billijk.
De slotsom is dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 547,79, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de benadeelde partij niet- ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank zal geen vervangende gijzeling opleggen, omdat het jeugdstrafrecht van toepassing is.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, opgelegd door de kinderrechter van deze rechtbank op 11 september 2018, niet-ontvankelijk is. De vordering tot tenuitvoerlegging is namelijk al toegewezen bij onherroepelijk vonnis van 10 december 2020.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet- ontvankelijk verklaard dient te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie, tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 16-122559-18 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, niet-ontvankelijk verklaren. Uit het vonnis van deze rechtbank van 10 december 2020 met parketnummer 16-129509-19 blijkt, dat de rechtbank reeds de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf heeft bevolen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
76 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 547,79, bestaande uit materiële en immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 547,79 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 oktober 2020 tot de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat geen gijzeling zal worden toegepast indien niet wordt voldaan aan deze verplichting;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-122559-18
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-122559-18.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. M.E. Falkmann en
K. Duker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2021.
Mr. Duker is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 8 oktober 2020, te Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een jas en/of een horloge en/of een telefoon en/of een AirPods (case), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of
[getuige] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren
- met die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben afgesproken en/of
- die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gedwongen mee te gaan in de auto, althans tegen die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gezegd dat zij in moeten stappen en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gezegd "We gaan de wiet ophalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) in die auto die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen geld af te staan en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld" en/of daarbij die [slachtoffer] bij zijn kraag en/of keel heeft/hebben gepakt/gegrepen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen op/tegen zijn oog en/of wang, althans het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- ( nadat zij waren uitgestapt en/of (terwijl) die [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Broer maak geen grapjes met mij!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] bij zijn capuchon heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , rustig moet doen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , zijn jas moet uittrekken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- ( onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp) vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Mobiel bankieren open maken!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geef je telefoon" en/of "Zet 'm uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die telefoon in de bosjes heeft/hebben gegooid en/of
- de AirPods (case) en/of het horloge en/of de jas van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) met het mes, althand met een scherp en/of puntig voorwerp tegen de handen en/of knokkels van die [slachtoffer] heeft/hebben getikt;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 8 oktober 2020, te Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
- met die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben afgesproken en/of
- die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gedwongen mee te gaan in de auto, althans tegen die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gezegd dat zij in moeten stappen en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gezegd "We gaan de wiet ophalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) in die auto die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen geld af te staan en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld" en/of daarbij die [slachtoffer] bij zijn kraag en/of keel heeft/hebben gepakt/gegrepen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben geslagen op/tegen zijn oog en/of wang, althans het gezicht van die [slachtoffer] en/of
- ( nadat zij waren uitgestapt en/of (terwijl) die [slachtoffer] op de grond lag) die [slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Broer maak geen grapjes met mij!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] bij zijn capuchon heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , rustig moet doen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer] , zijn jas moet uittrekken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] en/of [getuige] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- ( onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp) vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Mobiel bankieren open maken!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geef je telefoon" en/of "Zet 'm uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die telefoon in de bosjes heeft/hebben gegooid en/of
- de AirPods (case) en/of het horloge en/of de jas van die [slachtoffer] heeft/hebben gepakt en/of
- ( vervolgens) met het mes, althand met een scherp en/of puntig voorwerp tegen de handen en/of knokkels van die [slachtoffer] heeft/hebben getikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 11 oktober 2020 en 15 oktober 2020, genummerd 2020327887(A), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 64 (voorgeleiding) en 65 tot en met 87 (raadkamer). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor aangever, van 9 oktober 2020, pagina 44.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever, van 9 oktober 2020, pagina 45.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever, van 9 oktober 2020, pagina 46.
5.Het proces-verbaal van verhoor aangever, van 9 oktober 2020, pagina 47.
6.Het proces-verbaal van verhoor aangever, van 9 oktober 2020, pagina 48.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, van 9 oktober 2020, pagina 51.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige, van 9 oktober 2020, pagina 52.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.