Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“de opstelling dat het ten aanzien van het lichaam zal voeren”.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft [eiseres] verzet aangetekend tegen een dwangbevel van Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering, waarbij zij als voormalig bestuurder van [bedrijfsnaam 1] B.V. aansprakelijk werd gesteld voor een premieachterstand. De eiseres betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat zij slechts een papieren bestuurder was zonder zeggenschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] formeel als bestuurder was ingeschreven en dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij geen bestuurder was in de zin van de Wet Bpf 2000. De rechtbank heeft geoordeeld dat de melding van betalingsonmacht door [bedrijfsnaam 1] B.V. niet tijdig was gedaan, waardoor het wettelijk vermoeden van aansprakelijkheid voor de onbetaalde premies van toepassing was. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er geen sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode na de melding van betalingsonmacht. Het dwangbevel is gedeeltelijk vernietigd, waarbij de vordering voor de premies van augustus 2014 tot september 2015 werd toegewezen, maar de vordering voor de premies van februari 2014 tot en met juli 2014 werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd.