4.6.In paragraaf 5.3.3. van de Aanbestedingsleidraad wordt over dit subgunningscriterium het volgende vermeld:
“De provincie Utrecht erkent dat de steeds veranderende context (klimaat, maatschappelijk en technologisch) in de samenleving vraagt om aanpassingsvermogen bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. De provincie streeft daarom naar een duurzaam partnerschap met de winnende inschrijver, op basis van transparantie en gelijkwaardige samenwerking en effectieve communicatie over risico's, alternatieven en rolverdeling.
Graag ontvangt de provincie een beschrijving van de aanpak van de inschrijver op het gebied van partnerschap waarin aandacht wordt besteed aan de volgende vragen:
Welke rollen ziet de inschrijver voor zichzelf weggelegd, welke verantwoordelijkheid hoort daarbij en welke randvoorwaarden moeten daarbij door de provincie worden ingevuld?
Hoe groot is het innovatievermogen van de inschrijver en waar blijkt dat uit? En hoe profiteert de provincie van nieuwe technologieën en inzichten?
Welke externe onzekerheden ziet de inschrijver die niet in de aanbieding kunnen worden meegenomen? Waarom is dit een belangrijk risico? Wat voor beheersmaatregelen stelt u daarbij voor? En waarom is dat een effectieve beheersmaatregel? En hoe ziet u de risicoverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer als deze zich materialiseren? Graag zien we dit punt uitgewerkt in een risicodossier met de bovengenoemde antwoorden per risico. (…)”
4.6.1.[eiseres] maakt bezwaar tegen de beoordeling op aspect 1, waar als minder positief punt wordt genoemd:
“De rol van de provincie ontbreekt in dit verhaal.”
[eiseres] stelt dat zij in haar plan wel degelijk aandacht heeft besteed aan de rol van de Provincie.
4.6.2.De Provincie stelt dat in het plan een voldoende heldere en specifieke beschrijving van de rol van de Provincie ontbreekt. [eiseres] maakt niet concreet wat zij precies van de Provincie verwacht en hoe partijen bij de uitvoering precies samen gaan optrekken. Het blijft bij heel algemene bewoordingen.
4.6.3.De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] in haar plan inderdaad niet concreet maakt wat zij precies van de Provincie verwacht en dat haar beschrijving van de beoogde samenwerking met de Provincie een vrij algemeen karakter heeft. De opmerking van de beoordelingscommissie is daarom niet onbegrijpelijk.
4.6.4.[eiseres] maakt bezwaar tegen de beoordeling op aspect 2, waar als minder positief punt wordt genoemd:
“Wij missen uw visie op toekomstige ontwikkelingen of hoe die (samen) te ontwikkelen.”
4.6.5.[eiseres] stelt dat de EpoAdapt een volledig nieuwe toepassing is die bij de Provincie als eerste wordt ingezet bij gunning van de aanbesteding en dat de Mixus strooischotel en de applicatie EpoSat innovaties zijn die zich in de markt aantoonbaar onderscheiden. [eiseres] stelt dat zij hiermee een aanzienlijke meerwaarde biedt.
4.6.6.De Provincie stelt dat de beoordelingscommissie wel degelijk heeft gezien en als positief heeft erkend dat [eiseres] diverse innovaties heeft gerealiseerd. [eiseres] had echter meerwaarde kunnen toevoegen door in haar plan bijvoorbeeld in te gaan op wat volgens haar de belangrijkste (maatschappelijke) thema’s in de nabije toekomst zijn, hoe zij daarop anticipeert of heeft geacteerd, maar ook waar het in technisch opzicht in de komende 5 tot 10 jaar naartoe gaat, wat dit concreet betekent voor de duurzaamheidsambities van de Provincie en hoe zij daar samen met de Provincie op wil gaan inspelen, zodat de Provincie daarvan kan profiteren. In de inleiding bij paragraaf 5.3.3. wordt immers gerefereerd aan de steeds veranderende context (klimaat, maatschappelijk en technologisch), hetgeen om aanpassingsvermogen vraagt van zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer.
4.6.7.De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] in haar plan inderdaad niet is ingegaan op toekomstige ontwikkelingen en hoe zij daarop wil gaan inspelen. De opmerking van de beoordelingscommissie is daarom niet onbegrijpelijk.
4.6.8.[eiseres] maakt bezwaar tegen de beoordeling van aspect 3, waar als minder positief punt wordt genoemd:
“U noemt vooral risico’s binnen uw eigen invloedssfeer, die zijn voor de provincie minder interessant.”
4.6.9.[eiseres] stelt dat zij zes risico’s heeft genoemd waarvan er vijf buiten haar eigen invloedsfeer liggen en juist impact kunnen hebben op de Provincie. Bovendien is het enige risico binnen de eigen invloedsfeer wel degelijk van invloed op de Provincie.
4.6.10.De Provincie stelt dat [eiseres] in haar plan weliswaar enkele risico’s noemt die van buiten komen, maar waarbij het tegelijkertijd gaat om onzekerheden die vooral impact hebben op de eigen dienstverlening en die dus wel degelijk in de aanbieding kunnen worden meegenomen.
4.6.11.De voorzieningenrechter deelt het standpunt van de Provincie dat [eiseres] in haar plan inderdaad vooral risico’s heeft genoemd die, hoewel zij van buiten komen, voor wat betreft de hiervoor te treffen maatregelen binnen haar eigen invloedsfeer liggen en in de aanbieding kunnen worden meegenomen. Dit terwijl de Provincie bij aspect 3 om een beschrijving heeft gevraagd van de externe onzekerheden die niet in de aanbieding kunnen worden meegenomen. De opmerking die de beoordelingscommissie hierover heeft gemaakt is daarom niet onbegrijpelijk.
4.6.12.[eiseres] maakt ten slotte bezwaar tegen de beoordeling van aspect 3, waar als minder positief punt wordt genoemd:
“U geeft geen invulling van het begrip ‘binnen afzienbare tijd’ bij schade.”
De beoordelingscommissie doelt daarmee op de verklaring van [eiseres] in haar risico-analyse:
“In geval van extreme schades die niet binnen afzienbare tijd kunnen worden opgelost, heeft [eiseres] een oplossing door een leenmachine in te zetten.”
4.6.13.[eiseres] stelt dat, door leenmachines op twee steunpunten ter beschikking te stellen, op alle vlakken wordt voldaan aan het ‘binnen afzienbare tijd’ oplossen van acute problemen als schade en onoverkomelijke storingen en dat daarmee elke responstijd haalbaar en ingevuld is.
4.6.14.De Provincie wijst erop dat deze toelichting van [eiseres] niet zo is opgenomen in haar plan en dat hetgeen [eiseres] in haar inschrijving wél heeft aangeboden, onvoldoende helder en specifiek is.
4.6.15.De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] in haar plan inderdaad niet concreet beschrijft binnen hoeveel tijd een leenmachine kan worden ingezet en op welke termijn grote reparaties kunnen plaatsvinden. De opmerking die de beoordelingscommissie heeft gemaakt is daarom niet onbegrijpelijk