ECLI:NL:RBMNE:2021:1290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/4077
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag aangepast schoolvervoer op basis van afstandscriterium en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had een aanvraag ingediend voor aangepast schoolvervoer voor haar zoon, die naar speciaal basisonderwijs gaat. De aanvraag werd afgewezen omdat de afstand tussen het vervoersadres en de school minder dan 2 kilometer bedraagt, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Tijdens de zitting op 15 maart 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft eiseres haar situatie toegelicht. Zij stelde dat haar zoon kwetsbaar en getraumatiseerd is, en dat het voor hem niet wenselijk is om met een vreemde te reizen. Eiseres werkt onregelmatige diensten in de zorg en heeft daarnaast de zorg voor een ander jong kind, waardoor zij niet altijd in staat is om haar zoon zelf naar school te brengen. Verweerder heeft echter gesteld dat er geen sprake is van een uitzonderlijk geval dat toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.

De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen. De rechtbank erkende de lastige situatie van eiseres, maar concludeerde dat deze niet zodanig bijzonder was dat het besluit van verweerder onterecht was. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat het voor haar onmogelijk was om haar zoon naar school te begeleiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4077

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: P.J.M. Verbunt),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. S.K. Rijvers en L. Verhagen).

Procesverloop

In het besluit van 2 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om aangepast schoolvervoer voor haar zoon [zoon] afgewezen.
In het besluit van 17 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype-verbinding plaatsgevonden op 15 maart 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

De zoon van eiseres, [zoon], is 5 jaar oud en hij gaat naar speciaal basisonderwijs op [school] aan de [adres] in [woonplaats].
De rechtbank ziet zich ambtshalve allereerst voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Uit een brief van 7 januari 2021 blijkt dat aan eiseres ten behoeve van [zoon], voor een periode van 6 maanden een vervoersvoorziening is toegekend. Ter zitting is door partijen toegelicht dat deze voorziening door het Buurtteam is toegekend en dat de periode waarvoor deze vervoersvoorziening is toegekend, korter is dan de periode waarvoor de gevraagde vervoersvoorziening door verweerder toegekend kan worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep.
3. Vereerder heeft de aanvraag van eiseres om aangepast vervoer afgewezen, omdat de afstand tussen het vervoersadres vanaf de gastouder en de school minder dan 2 kilometer bedraagt. Verweerder ziet verder geen reden om de hardheidsclausule toe te passen, omdat geen sprake is van een uitzonderlijk geval.
4. Op grond van artikel 12 van de Verordening Leerlingenvervoer Utrecht 2015 (de Verordening) verstrekt verweerder onder bepaalde voorwaarden een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld in artikel 9, bezoekt. De relevante voorwaarde houdt in dit geval in dat door de ouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.
5. Op grond van artikel 23 van de Verordening kan verweerder de Verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van het naar school gaan van de leerling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
6. In de Beleidsregel Leerlingenvervoer 2014 (de Beleidsregel) is nader uitgewerkt wanneer sprake kan zijn van ernstige benadeling van het gezin in de zin van artikel 12 van de Verordening. Daarvoor is onder meer vereist dat de reisafstand tussen het vervoersadres en de school minimaal 2 kilometer bedraagt.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat niet voldaan wordt aan het van toepassing zijnde afstandscriterium van 2 km op grond van artikel 12 van de Verordening, in samenhang met de Beleidsregel. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of verweerder in dit geval de hardheidsclausule toe had moeten passen.
8. Eiseres vindt dat daar in haar geval reden voor is. Zij voert daartoe aan dat [zoon] een groot belang heeft om naar school te kunnen gaan. [zoon] is kwetsbaar, onzeker en getraumatiseerd. Reizen naar school met een vreemde is allerminst wenselijk, gezien zijn angsten en trauma’s naar aanleiding van gebeurtenissen die hij op zeer jonge leeftijd heeft meegemaakt. Eiseres werkt wisselende dag-, avond-, en weekenddiensten in de zorg en zij heeft de zorg voor nog een kind van 2 jaar en er is geen contact met de vader van [zoon]. Zij is daardoor niet (altijd) in staat [zoon] zelf naar school te (laten) brengen.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een uitzonderlijk geval waarin de hardheidsclausule toegepast moet worden. De omstandigheden waarin eiseres zich bevindt zijn niet in voldoende mate onderscheidend van de situaties waarin veel andere (eenouder)gezinnen zich bevinden met betrekking tot het vervoer van hun kinderen naar school.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat eiseres met toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking komt voor aangepast leerlingenvervoer. De rechtbank stelt voorop begrip te hebben voor de lastige situatie waarin eiseres zich met betrekking tot het brengen en halen van [zoon] naar school bevindt. Dat eiseres hierbij als alleenstaande ouder problemen ondervindt, maakt de situatie echter niet dusdanig bijzonder dat verweerder in redelijkheid had moeten besluiten de hardheidsclausule toe te passen. Het is in principe de eigen verantwoordelijkheid van ouders om hun kinderen van en naar school te begeleiden. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat het voor haar onmogelijk is om [zoon] naar school te (laten) begeleiden. De door haar overgelegde werkgeversverklaring is hiervoor onvoldoende. Deze verklaring is algemeen geformuleerd, in die zin dat alle zorgmedewerkers onregelmatige diensten werken. Hieruit blijkt dus niet dat eiseres haar situatie met haar werkgever heeft besproken en dat deze niet bereid is haar tegemoet te komen. Ook de overgelegde overige verklaringen zijn onvoldoende. Voor wat betreft de door eiseres overgelegde verklaring van [school] van 13 oktober 2020 geldt bovendien het volgende. [school] verzoekt in deze verklaring om terug te komen op het bestreden besluit en [zoon] met leerlingenvervoer naar school te laten gaan. Indien [school] met deze verklaring heeft bedoeld haar aan verweerder uitgebrachte advies van 10 maart 2020 (waarin zij heeft geadviseerd dat [zoon] onder begeleiding met het openbaar vervoer of de fiets naar school kan gaan) te wijzigen, kan deze verklaring in deze procedure geen rol spelen. De rechtbank dient bij haar beoordeling de ex tunc toetsing (de toetsing aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die ten tijde van het bestreden besluit van toepassing zijn) toe te passen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.