ECLI:NL:RBMNE:2021:1282

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
16/652151-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van hennep en medeplichtigheid aan diefstal van stroom

Op 31 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte is veroordeeld voor het aanwezig hebben van 6 kilo gedroogde hennep en medeplichtigheid aan diefstal van stroom voor een hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte haar woning en elektriciteitsvoorziening ter beschikking heeft gesteld voor de hennepkwekerij. Gezien het tijdsverloop sinds het aantreffen van de hennep, volstond de rechtbank met een taakstraf van 80 uren en werd er geen (on)voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De zaak kwam aan het licht na een melding van een fraudeinspecteur van Liander, die een illegale aftapping van elektriciteit ontdekte. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad een aanzienlijke hoeveelheid hennep en dat zij haar partner in de gelegenheid heeft gesteld om deze hennep te telen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het zelf telen van hennep en het zelf stelen van elektriciteit, maar oordeelde dat zij wel medeplichtig was aan deze feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652151-18 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2021

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , aan [adres] ,
hierna: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
in de periode van 26 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , met anderen, in een pand aan [adres] , opzettelijk 6036 gram hennep en/of 209 hennepplanten heeft geteeld en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 1 subsidiair:
in de periode van 26 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 medeplichtig is geweest aan het opzettelijk telen en/of opzettelijk aanwezig hebben van 6036 gram hennep en/of 209 hennepplanten, door hiervoor aan (een) ander(en) het pand aan [adres] ter beschikking te stellen
feit 2 primair:
in de periode van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , al dan niet samen met anderen, een hoeveelheid elektriciteit heeft gestolen, door middel van braak en/of verbreking;
feit 2 subsidiair:
in de periode van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 medeplichtig is geweest aan het stelen van een hoeveelheid elektriciteit door middel van braak en/of verbreking, door anderen, door hiervoor een pand aan de [adres] te [woonplaats] en de aanwezige elektriciteitsvoorziening ter beschikking te stellen.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Daarnaast acht de officier van justitie het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van februari 2017 tot en met 7 augustus 2017.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende gerelateerd, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 23 september 2017: [2]
Op 7 augustus 2017 belde een fraudeinspecteur van Liander naar de regionale meldkamer. Hij deelde mee dat hij zojuist op de [adres] te [woonplaats] een illegale aftapping in de meterkast had aangetroffen.
Hierop ben ik naar de voordeur van de woning gelopen. Ik zag dat daar een man in de deuropening stond. Deze man bleek te zijn, een van de bewoners, namelijk
*** [medeverdachte] , geboortedatum [1988] ***
Ik vroeg [medeverdachte] vervolgens of hij alleen thuis is. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen: mijn vriendin is er niet’.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben het volgende gerelateerd, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen: [3]
Het was ons tijdens het onderzoek duidelijk geworden dat verdachte [medeverdachte] eigenaar was van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Vervolgens bleek dat [verdachte] het andere deel in eigendom heeft van de woning.
Verbalisant [verbalisant 1] is op 7 augustus 2017 binnengetreden in de woning aan de [adres] te [woonplaats] en heeft daarover het volgende gerelateerd in het op 18 september 2017 opgemaakte
proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij: [4]
In de woning op het adres [adres] werd op 7 augustus 2017 binnengetreden.
Kweekruimte A
Aan touwen hingen vele henneptakken te drogen. Door collega’s zijn van deze takken de henneptoppen geknipt. Nadat de henneptoppen zijn gewogen, kwam daar het netto gewicht uit van 3800 gram.
Kweekruimte B
Ik zag dat er twee doorzichtige zakken lagen met daarin gedroogde hennep. De ene zak bevatte netto 738 gram hennep en de andere zak bevatte netto 500 gram hennep.
In totaal stonden er 209 hennepplanten.
De zolder
In de ene zak zat netto 580 gram gedroogde hennep en in de andere strijkzak zaten twee doorzichtige zakken met daarin 390 gram respectievelijk 28 gram gedroogde hennep.
Vaststelling hennep
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben het volgende gerelateerd, zoals blijkt ui het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 8 januari 2018 [5]
Op 7 augustus 2017 werd de hennepkwekerij aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Bij een kweekcyclus van 10 weken, zouden deze hennepplanten dus op of rond 22 mei 2017 geplant zijn.
Op 9 augustus 2017 heeft [aangever] namens Liander N.V. aangifte gedaan van onder meer diefstal en blijkens het daarvan opgestelde schriftelijk bescheid medegedeeld: [6]
Liander N.V. transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de contractant van perceel [adres] te [woonplaats] . Liander N.V. heeft vanaf 27 februari 2016 met een persoon/bedrijf genaamd [verdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel.
Op verzoek van de politie te Naarden is op 7 augustus 2017 door fraudespecialist M08 van Liander N.V. een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in bovengenoemd perceel.
De fraudespecialist M08 constateerde op 7 augustus 2017 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en na het verwijderen van de deksel van de aansluitkast zag hij dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit ervaring weet hij dat door een illegale aansluiting onder de zekeringhouders te maken, het mogelijk is meer vermogen af te nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Hij weet dat daardoor schade en hinder werd veroorzaakt aan Liander N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie.

Bewijsoverweging

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de wetenschap gehad van en heeft zij de beschikkingsmacht gehad over de op 7 augustus 2017 door de politie aangetroffen hoeveelheid hennep in de woning. De hennep bevond zich gedurende de ten laste gelegde periode feitelijk in de machtssfeer van verdachte. Bij de politie heeft verdachte zich op haar zwijgrecht beroepen. Daarnaast is zij niet ter terechtzitting verschenen om daar een verklaring af te leggen. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de in haar woning aanwezige hennepkwekerij, gaat de rechtbank er daarom van uit dat sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte] , en kan het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zelf hennep heeft geteeld en – in het verlengde daarvan – evenmin dat zij zelf elektriciteit heeft gestolen. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zij haar medeverdachte en partner [medeverdachte] in de gelegenheid heeft gesteld hennep te telen en aldus ook elektriciteit te stelen via de zichtbaar illegale elektriciteitsaansluiting.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
in de periode van 26 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] )een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 6036 gram (gedroogde) hennep en ongeveer 209, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 subsidiair
[medeverdachte] in de periode van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres] , uit een meterkast heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, geheel toebehorende aan Liander N.V., waarbij die [medeverdachte] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die [medeverdachte] een gedeelte van die woning en de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 subsidiair
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 80 uren indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de gevorderde straf.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennep in haar woning. Softdrugs zoals hennep veroorzaken overlast en schade voor de maatschappij. Softdrugs kunnen immers bij langdurig gebruik leiden tot schade voor de gezondheid en houden bovendien drugsgerelateerde criminaliteit in stand. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze niet zelden hand in hand gaan met geweld, bedreigingen en ripdeals. Ten behoeve van de hennepkwekerij heeft verdachte haar partner gebruik laten maken van een illegale stroomvoorziening, hetgeen naast het duperen van de energieleverancier ook grote veiligheidsrisico’s met zich brengt. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld vanuit haar eigen financiële belangen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 februari 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf onder meer gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van 5.000-10.000 gram gaat uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. In verband met het tijdsverloop sinds het aantreffen van de hennepkwekerij en de daardoor geschonden redelijke termijn zal de rechtbank volstaan met een taakstraf.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c, 22d, 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsididiar bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 (tachtig)uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
40 (veertig)dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. A.M. Loots en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Doorman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij in of omstreeks de periode van 26 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 6036 gram (gedroogde) hennep en/of ongeveer 209, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode
van 26 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise meren, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk
heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 6036 gram (gedroogde) hennep en/of ongeveer 209, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks van 26 juni 2017 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [verdachte] en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
zij in of omstreeks de periode van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een meterkast een hoeveelheid stroom/elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen hoeveelheid stroom/elektrische energie onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte] en/of één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met hem oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand/woning, (gelegen op/aan de [adres] ) uit een meterkast heeft weggenomen
een hoeveelheid stroom/elektrische energie, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte] en/of aan verdachte,
waarbij die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of haar mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen
onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of
omstreeks de periode van van 20 maart 2016 tot en met 7 augustus 2017 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland,
opettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door aan die [verdachte] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) (een gedeelte van) dat/die pand/woning en/of de aldaar aanwezige elektriciteitsvoorziening(en) (voor de teelt/het kweken en/of het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennepplanten) ter beschikking te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 februari 2018, genummerd PL0900-2017241834, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 201. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 8 e.v.
3.Pagina 5.
4.Pagina 10 e.v.
5.Pagina 118 e.v.
6.Pagina 172 e.v.