ECLI:NL:RBMNE:2021:1280

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
517544 / HA RK 21-42
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak afgewezen wegens te late indiening en gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 2 februari 2021 een verzoek tot wraking ingediend van mr. I.J.B. Corbeij, politierechter bij de Rechtbank Midden-Nederland, in verband met een strafzaak met parketnummer 16-247589-19. Het wrakingsverzoek werd behandeld onder zaaknummer 516715 / HA RK 21-20. De behandeling van het verzoek was geagendeerd voor 16 februari 2021, maar verzoeker vroeg om uitstel, wat niet werd gehonoreerd. Verzoeker verscheen niet op de zitting en op 17 februari 2021 werd de voorzitter van de wrakingskamer, mr. R.C. Stijnen, gewraakt. De behandeling van dit verzoek werd verplaatst naar 16 maart 2021, maar ook toen verschenen verzoeker en de rechter niet.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, namelijk 9 dagen na de zitting, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het tijdsverloop rechtvaardigden. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing van de rechter om het uitstelverzoek van verzoeker af te wijzen een procesbeslissing was en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking vormt. Bovendien werd gesteld dat de vermelding van de rechter op een particuliere zwarte lijst geen objectieve grond voor vrees voor partijdigheid oplevert.

De wrakingskamer besloot dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel door herhaaldelijk wrakingsverzoeken in te dienen na afwijzing van zijn uitstelverzoeken. Daarom werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet meer in behandeling zal worden genomen. De zaak werd verwezen naar de eerste wrakingskamer voor verdere afdoening van het eerste wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 517544 / HA RK 21-42
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
30 maart 2021
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 2 februari 2021, een dag voorafgaand aan de terechtzitting, een verzoek tot wraking ingediend van mr. I.J.B. Corbeij, politierechter bij deze rechtbank, in de zaak met parketnummer 16-247589-19. Dit wrakingsverzoek is bij de wrakingskamer in behandeling genomen onder het zaaknummer 516715 / HA RK 21-20.
1.2.
De behandeling van dit wrakingsverzoek is geagendeerd op de eerstvolgende ingeroosterde zittingsdag van de wrakingskamer op 16 februari 2021. De uitnodiging voor deze zitting is op 8 februari 2021 naar verzoeker gestuurd.
1.3.
Op 15 februari 2021 heeft verzoeker de wrakingskamer per e-mail gevraagd de behandeling van het wrakingsverzoek te verplaatsen naar een latere datum, omdat hij andere verplichtingen heeft. Dit uitstelverzoek is door de wrakingskamer niet gehonoreerd.
1.4.
Verzoeker is niet verschenen op de zitting van de wrakingskamer van 16 februari 2021. Op 17 februari 2021 heeft verzoeker de voorzitter van de wrakingskamer, mr. R.C. Stijnen (hierna: de rechter), gewraakt omdat zij geen rekening heeft gehouden met de verhinderdata van verzoeker en omdat zij op een zwarte lijst staat vanwege onheuse bejegening en/of mogelijk gepleegde ambtsmisdrijven.
1.5.
De behandeling van dit laatste wrakingsverzoek (zaaknummer 517544 / HA RK 21-42) was in eerste instantie geagendeerd op de zitting van de wrakingskamer van 5 maart 2021 en is in verband met ziekte van een van de leden van de wrakingskamer verplaatst naar de zitting van 16 maart 2021. Zowel verzoeker als de rechter zijn niet verschenen bij de mondelinge behandeling op 16 maart 2021.
1.6.
Daarna is uitspraak bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft de rechter gewraakt, omdat zij geen rekening heeft gehouden met de verhinderdata van verzoeker en omdat zij op een zwarte lijst staat vanwege onheuse bejegening en/of mogelijk gepleegde ambtsmisdrijven.
2.2.
De rechter heeft niet berust in het wrakingsverzoek. De beslissing om het door verzoeker gedane uitstelverzoek af te wijzen betreft een procesbeslissing. Het verzoek om uitstel is afgewezen vanwege het late tijdstip waarop het is gedaan. Hieruit blijkt geen vooringenomenheid. Ook de omstandigheid dat de naam van de rechter op een lijst op internet voorkomt is geen reden om vooringenomenheid aan te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn wanneer uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke
vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de
indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier
van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor
partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd
vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De
wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven
beoordelen.
3.3.
De beslissing van de rechter om het uitstelverzoek van verzoeker af te wijzen, is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als de motivering van die beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daar is bij de beslissing tot afwijzing van het door verzoeker gedane uitstelverzoek geen sprake van.
3.4.
Voor wat betreft de omstandigheid dat de rechter op een op internet circulerende particuliere zwarte lijst voorkomt, overweegt de wrakingskamer dat het bestaan van een dergelijke lijst en de vermelding hierop geen aanleiding geeft voor het aannemen van vooringenomenheid jegens een procespartij, dus ook niet jegens verzoeker. Verzoeker heeft voor het overige geen omstandigheden aangevoerd waaruit de vooringenomenheid van de rechter zou blijken. Van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid is naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook geen sprake.
3.5.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.6.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 515 lid 4 Sv en te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen. Verzoeker heeft in de onderhavige strafprocedure nu twee keer een wrakingsverzoek ingediend, waarvan één gericht tegen de voorzitter van de wrakingskamer.
Beide wrakingsverzoeken zijn ingediend nadat een door verzoeker gedaan verzoek om uitstel werd afgewezen. Daaruit leidt de wrakingskamer af dat verzoeker het wrakingsmiddel inzet om de procedure te vertragen. Naar het oordeel van de wrakingskamer levert dit misbruik van recht op. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedures met het zaaknummer 516715 / HA RK 21-20 en het parketnummer 16-247589-19 zal dan ook niet in behandeling worden genomen.
3.7.
De zaak zal worden verwezen naar de eerste wrakingskamer ter verdere afdoening van het eerste wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 516715 / HA RK 21-20 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met zaaknummer 516715 / HA RK 21-20 of in de zaak met parketnummer 16-247589-19 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr A.C. van den Boogaard en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2021.
de griffier is buiten staat de voorzitter
deze beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.