ECLI:NL:RBMNE:2021:1257

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2069
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening WIA-uitkering na beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Rhodes, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door E.F. de Roy van Zuydewijn. Eiseres had een WIA-uitkering tot 30 november 2016, maar na een eerdere beëindiging van deze uitkering heeft zij verzocht om heropening. Dit verzoek werd door verweerder geweigerd, wat leidde tot een bestreden besluit op 25 mei 2020 waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 19 februari 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat haar schouderklachten, die de reden voor haar uitval in 2014 waren, binnen vijf jaar na de beëindiging van haar WIA-uitkering zijn toegenomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen objectieve medische gegevens zijn die deze toename van klachten onderbouwen. Verweerder heeft meerdere beoordelingen van eiseres uitgevoerd, waaruit geen toegenomen schouderbeperkingen zijn gebleken. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres niet gevolgd, omdat er geen medische onderbouwing was voor haar claims.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: E.F. de Roy van Zuydewijn).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd
om de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) binnen een periode van vijf jaar na de eerdere beëindiging te heropenen.
Bij besluit van 25 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres heeft een WIA-uitkering gekregen tot 30 november 2016. Haar bezwaar en beroep, geregistreerd onder nummer UTR 17/3650, tegen het besluit tot beëindiging van de uitkering zijn ongegrond verklaard. Eiseres dient een nieuwe WIA-aanvraag in op 26 april 2017 in verband met de gevolgen van een aanrijding op 24 januari 2017. De aanvraag wordt bij besluit van 21 maart 2019 afgewezen en het hiertegen gerichte bezwaar bij besluit van 14 oktober 2019 ongegrond verklaard. Op 16 oktober 2019 ontvangt verweerder opnieuw een WIA-aanvraag van eiseres. Zij geeft daarbij aan dat haar medische situatie per 5 februari 2018 is verslechterd. Ook deze aanvraag is afgewezen door verweerder en het bezwaar dat eiseres hiertegen heeft ingediend is ongegrond verklaard.
2. Het bestreden besluit gaat over de weigering van verweerder om de WIA-uitkering van eiseres binnen een periode van vijf jaar na de eerdere beëindiging te heropenen.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat de reden van haar uitval in 2014 vooral met haar schouderklachten te maken had. Aangezien haar schouderklachten binnen vijf jaar na beëindiging van haar WIA-uitkering zijn toegenomen, wil zij weer tot de WIA toegelaten worden. Het feit dat verweerder constateert dat er geen verklaring is voor de toename van de klachten wil niet automatisch zeggen dat de klachten niet-objectiveerbaar zijn.
4. Verweerder stelt dat er veel beoordelingen van eiseres zijn geweest in een relatief korte periode en daarbij zijn geen objectiveerbare toegenomen schouderbeperkingen vastgesteld. De informatie van de orthopedisch chirurg bevestigt dit oordeel.
5. De rechtbank heeft in de stukken en wat er op zitting is besproken geen aanwijzingen gezien die het standpunt van eiseres onderbouwen. De impliciete stelling dat wanneer objectiveerbaarheid niet uit te sluiten is en het bestaan ervan moet worden aangenomen volgt de rechtbank niet. Weliswaar zijn er gevallen bekend waarin de beoordeling zo is verlopen, maar dat betrof zeer uitzonderlijke situaties waarbij alle betrokken artsen tot dezelfde conclusie kwamen. In de situatie van eiseres is dit niet zo. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6 Eiseres heeft vervolgens aangevoerd dat de rechtspraak die gaat over de vraag of iemand die zich met dezelfde klachten of met nieuwe/andere klachten meldt het voordeel van de twijfel hoort te krijgen van verweerder.
7. De rechtbank kan deze redenering van eiseres niet volgen, omdat uit de medische gegevens van eiseres niet blijkt van twijfel. Zo is er bijvoorbeeld door geen van de artsen atrofie van de rechterschouder van eiseres geconstateerd. Dat eiseres inmiddels is verwezen naar een pijnkliniek, zoals ter zitting nog aangevoerd, kan hierbij geen gewicht in de schaal leggen omdat eiseres een toename van haar beperkingen per 5 februari 2018 heeft geclaimd en de verwijzing naar de pijnkliniek drie jaar later speelt en bovendien niet met stukken is onderbouwd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van B.A. Rietema, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze De rechter is verhinderd deze uitspraak te uitspraak te ondertekenen. ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.