ECLI:NL:RBMNE:2021:1256
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van Wajong-uitkering in verband met exploitatie hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser ontving een Wajong-uitkering, maar kreeg te horen dat hij over de periode van 25 juli 2018 tot en met 4 februari 2019 geen recht had op uitbetaling van deze uitkering, omdat er in zijn woning een hennepkwekerij was aangetroffen. Verweerder vorderde een bedrag van € 8.190,45 aan te veel betaalde uitkering terug.
Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 1 februari 2021 heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betwistte dat hij de hennepkwekerij had geëxploiteerd en stelde dat hij onder druk zijn woning ter beschikking had gesteld. Verweerder stelde echter dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de woning van eiser de veronderstelling rechtvaardigde dat hij (mede-)eigenaar was en dat hij voordeel had genoten van de opbrengst.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij niet de (mede-)exploitant was van de kwekerij. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de politie als basis voor de terugvordering kon dienen. Eiser had geen overtuigende argumenten aangedragen om de hoogte van de terugvordering te betwisten. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.