ECLI:NL:RBMNE:2021:1251

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
16/994014-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen met opbrengsten uit beleggingsfraude en witwasconstructies

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1966 in Marokko, was eerder veroordeeld voor beleggingsfraude in Duitsland. Het onderzoek naar de verdachte, dat begon in 2011, leidde tot de ontdekking van grote geldbedragen die afkomstig waren van zijn eerdere misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 1 januari 2004 tot en met 18 november 2015, samen met anderen en via verschillende rechtspersonen, grote uitgaven en investeringen heeft gedaan met deze opbrengsten. De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van zijn vermogen, maar kon geen concrete en verifieerbare verklaring geven voor de grote geldbedragen die hij op buitenlandse rekeningen had staan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij hij de criminele herkomst van zijn vermogen heeft verhuld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van €200.000. Daarnaast zijn verschillende goederen verbeurd verklaard, waaronder contant geld en banktegoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/994014-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 en 9 november 2020, 1 en 3 februari 2021 en 17 maart 2021 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.J.M. van Dis-Setz en van hetgeen verdachte, zijn raadsvrouw mr. M.M. Mokveld en zijn raadsman mr. F.F.H. Sijbers, beiden advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

2.AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK EN TENLASTELEGGING

2.1
Aanleiding van het onderzoek
Verdachte is op 14 mei 2003 door het Landgericht Aken (Duitsland) veroordeeld voor zes gevallen van beleggingsfraude in de jaren 1994 tot en met 1996. De beleggingsfraude vond volgens het vonnis plaats via de bedrijven [bedrijf 1] GmbH (hierna: [bedrijf 1] ), [bedrijf 2] GmbH (hierna: [bedrijf 2] ) en [bedrijf 3] GmbH (hierna: [bedrijf 3] ). De voor belegging bestemde gelden van de in totaal 296 klanten, werden geïnd door [bedrijf 3] . [bedrijf 3] heeft een deel van de ontvangen gelden overgemaakt naar [bedrijf 4] S.A. (hierna: [bedrijf 4] ), [bedrijf 5] S.A. (hierna: [bedrijf 5] ) en [bedrijf 6] GmbH (hierna: [bedrijf 6] ). Via [bedrijf 6] ontving verdachte een honorarium voor adviseurswerkzaamheden. In het Duitse vonnis kon niet worden vastgesteld aan wie de gelden van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] ten goede zijn gekomen. Tijdens een FIOD-onderzoek in 2011 is bij verdachte een overzicht van de bankrekeningen van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] aangetroffen. Ook zijn stukken van een Zwitserse bankrekening op naam van [bedrijf 7] Ltd (hierna: [bedrijf 7] ) aangetroffen. Verder ontdekte de Belastingdienst tijdens een vastgoedonderzoek dat het bedrijf [bedrijf 8] N.V. (hierna: [bedrijf 8] ), gevestigd op Curaçao, (hypothecaire) leningen verstrekte aan leden van slechts één gezin, te weten verdachte en zijn drie broers, en aan een bedrijf waarbij verdachte en een van zijn broers betrokken waren.
Bovenstaande heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen onder de naam Carnivoor. Dit onderzoek heeft vervolgens geresulteerd in onder andere de onderhavige strafzaak.
2.2
Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich (al dan niet h.o.d.n.v. [bedrijf 8] en/of [bedrijf 7] ), samen met andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen, in de periode van 1 januari 2004 tot en met 18 november 2015 te Alkmaar, Almere, Hoofddorp, Groningen, Maarssen , Utrecht , Curaçao, Zwitserland en de Britse Maagdeneilanden schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen met betrekking tot:
  • onroerend goed in Duitsland;
  • ontvangen betalingen van [bedrijf 9] B.V. (hierna: [bedrijf 9] );
  • ontvangen betalingen van [bedrijf 4] / [bedrijf 5] ;
  • aandelen van [bedrijf 9] en betalingen aan [bedrijf 9] ;
  • een bedrijfspand te [vestigingsplaats] ;
  • diverse woningen en/of leningen in verband met de aankoop van die woningen;
  • een banktegoed te Curaçao;
  • geldbedragen van en betalingen door [bedrijf 7] ;
  • een geldbedrag.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de verdediging een aantal standpunten naar voren gebracht. Deze zullen hierna, voor zover relevant, worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid heeft de rechtbank de bewijsmiddelen in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
Bewijsoverweging
Van witwassen is – kort gezegd – sprake als verdachte zogenoemde witwasgedragingen heeft verricht met een voorwerp terwijl hij weet dat dat voorwerp van misdrijf afkomstig is. De verdediging heeft gesteld dat niet kan worden bewezenverklaard dat de voorwerpen op de tenlastelegging van misdrijf afkomstig zijn.
4.3.2.1
Van misdrijf afkomstig
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen in art. 420bis, eerste lid, onder a en b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van misdrijf afkomstig
Gelet op het bovenstaande kader zal de rechtbank eerst beoordelen of er een redelijk vermoeden is dat de voorwerpen afkomstig zijn van misdrijf. Daarvoor acht de rechtbank het volgende van belang.
Veroordeling voor beleggingsfraude in Duitsland
Verdachte is op 14 mei 2003 in Duitsland veroordeeld voor zes gevallen van beleggingsfraude, gepleegd in de periode van 1994 tot en met 1996. Uit het vonnis blijkt het volgende.
296 klanten stelden in totaal DEM 30.523.736,46 ter beschikking aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] voor beleggingen. Van deze middelen vloeiden gelden af naar verschillende bedrijven, waaronder:
[bedrijf 4] DEM 7.278.667,56
[bedrijf 6] DEM 1.107.504,40
[bedrijf 5] DEM 364.431,96
[bedrijf 4] en [bedrijf 5] ontvingen de gelden op grond van schijncontracten: er werd door die bedrijven geen enkele tegenprestatie geleverd.
De beleggers hebben gemiddeld 89% van de in totaal door hen ter beschikking gestelde som verloren. Deze verliezen van de beleggers berustten op een door de bedrijfsgroep [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] gevolgde strategie om het ter beschikking gestelde kapitaal te gebruiken voor het uitvoeren van in principe economisch onzinnige transacties om ten gunste van het bedrijf [bedrijf 3] provisies te behalen (provisie-uitzuigerij). Hierdoor werd het belegde kapitaal van de klanten in ruime mate opgebruikt. Door dit bedrijfsbeleid werden de beleggers misleid. Uit verschillende getuigenverklaringen volgt dat verdachte dit beleid binnen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] heeft bepaald. De overheersende positie van verdachte wordt in het bijzonder duidelijk doordat aanzienlijke bedragen op grond van zijn adviseursovereenkomsten naar het bedrijf [bedrijf 6] , dat later onder de naam [bedrijf 10] optrad, zijn gestroomd. In het vonnis wordt in meer detail ingegaan op zes specifieke gevallen. Geoordeeld wordt dat verdachte zich in die gevallen schuldig heeft gemaakt aan bedrog.
Op 4 maart 2018 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad geoordeeld dat het Duitse vonnis, waarvan de tenuitvoerlegging werd verzocht, gewezen is ter zake van een feit dat naar Nederlands recht strafbaar is als oplichting.
Anders dan de verdediging in onderhavige zaak, is de rechtbank van oordeel dat de in het Duitse vonnis vastgestelde feiten, waaronder de gevolgde strategie en het bedrijfsbeleid van de betrokken entiteiten alsook het percentage van verloren inleggelden, het vermoeden rechtvaardigen dat niet alleen met betrekking tot de zes nader onderzochte beleggers bedrog is gepleegd, maar dat dit het geval was voor alle bij het onderzoek betrokken klanten van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] . Vermoed kan daarom worden dat de miljoenen die vanuit [bedrijf 3] naar [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zijn afgevloeid van misdrijf afkomstig zijn.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte ook kon beschikken over die gelden. Verdachte heeft immers verklaard dat hij de enig gerechtigde was van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] . Verder heeft verdachte verklaard dat [bedrijf 6] zijn persoonlijke entiteit was en dat hij het vermogen van [bedrijf 6] onder meer heeft gebruikt voor levensonderhoud.
Grote uitgaven en investeringen via (buitenlandse) rechtspersonen
In de periode van de door verdachte gepleegde beleggingsfraude (1994-1996) en kort daarna (vanaf 1997) heeft verdachte grote uitgaven en investeringen gedaan, zoals blijkt uit het volgende.
In de periode van 1994 tot en met 1996 heeft verdachte de onder A.I. van de tenlastelegging genoemde onroerende goederen in Duitsland gekocht. Hij beschikte hiervoor naar eigen zeggen over voldoende financiële middelen. Drie van de vier panden zijn desondanks gefinancierd door Baco Securities te Zwitserland. Verdachte heeft ter zitting met betrekking tot deze onroerende goederen verklaard dat als hij een pand had gekocht dat hij dit doorgaf aan [A] , die vervolgens zorgde dat het geld uit een van de potjes op Guernsey werd overgemaakt. De panden zijn vervolgens op naam van de echtgenote van verdachte gezet.
In 1997 heeft verdachte op Curaçao [bedrijf 8] laten oprichten met als bestuurder [bestuurder] N.V., eveneens gevestigd op Curaçao. Verdachte was de economisch eigenaar (‘ultimate beneficial owner’) van [bedrijf 8] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [bedrijf 8] heeft opgericht met de bedoeling om daarmee te handelen.
In 1998 heeft [bedrijf 8] voor een bedrag van fl. 1.900.000,-- de aandelen van [bedrijf 9] gekocht, waarna de broer van verdachte, [B] , als (statutair) directeur is benoemd. Vervolgens zijn er door [bedrijf 8] diverse geldleningen voor aanzienlijke bedragen aan [bedrijf 9] verstrekt, waarbij niets werd vastgelegd omtrent een onderpand of andere zekerheidsstelling. Pas op 30 juni 2005 is vastgelegd dat als onderpand van twee geldleningsovereenkomsten van 7 december 2004 een hypotheekrecht op het bedrijfspand van [bedrijf 9] in [vestigingsplaats] wordt gevestigd. Op 7 december 2006 heeft [bedrijf 8] het bedrijfspand van [bedrijf 9] gekocht. In 2008 heeft [bedrijf 8] een bedrag overgemaakt aan de curator in het faillissement van [bedrijf 9] om een conservatoir beslag op dit pand op te heffen dat gelegd was in verband met gesteld Paulianeus handelen in verband met de overdracht van het pand aan [bedrijf 8] .
Verder heeft [bedrijf 8] (hypothecaire) geldleningen aan verdachte en zijn broers ( [B] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) verstrekt voor de aanschaf van onroerend goed in Nederland. In de administratie van [bedrijf 8] is niet gebleken dat iets is vastgelegd over onderzoek naar de financiële draagkracht van de broers. Aan in ieder geval [B] is een (hypothecaire) geldlening verstrekt op basis van een verhoudingsgewijs te laag inkomen. De in de (hypothecaire) aktes/overeenkomsten vermelde voorwaarden ten aanzien van wanneer en tot welk bedrag er rentebetalingen zouden moeten worden gedaan, werden bovendien in alle gevallen niet nageleefd. Dit heeft slechts in één geval (te weten inzake [medeverdachte 1] ) geleid tot een reactie van de zijde van [bedrijf 8] .
Geld op buitenlandse bankrekeningen
Verdachte had de beschikking over gelden op buitenlandse bankrekeningen.
Uit het Duitse vonnis volgt dat een bedrag van ongeveer DEM 7,6 miljoen is gevloeid naar [bedrijf 4] en [bedrijf 5] , gevestigd op Guernsey. Uit een fax van 17 februari 2006, gericht aan de broer van verdachte, [medeverdachte 2] , blijkt dat het saldo op de bankrekening van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] op dat moment € 1.319.295,57 bedroeg. Aan [medeverdachte 2] wordt gevraagd of hij kan instemmen met de overboeking van het saldo naar een nieuwe rekening op zijn naam bij de EFG Bank in Zwitserland, waarna [medeverdachte 2] heeft getekend voor akkoord. Verdachte heeft verklaard dat hij de enig gerechtigde was van (de middelen van) [bedrijf 4] en [bedrijf 5] .
Verder is bij een doorzoeking van de woning van verdachte een overzicht van een bankrekening in Zwitserland ten name van [bedrijf 7] aangetroffen. [bedrijf 7] is een entiteit die op 19 oktober 2006 is opgericht op de Britse Maagdeneilanden en waarvan de broer van verdachte, [medeverdachte 2] , de enig aandeelhouder is. Het saldo op deze Zwitserse bankrekening bedroeg op 11 februari 2011 € 895,334.93. Verdachte heeft verklaard dat het vermogen op deze bankrekening van hem is.
Ook het geld van [bedrijf 8] , waarvan verdachte de ultimate beneficial owner is, stond op een buitenlandse bankrekening, te weten bij de First Caribbean International Bank (hierna: FCIB) te Curaçao.
Vermogensbestanddelen niet opgegeven bij de Belastingdienst
Pas nadat verdachte is aangehouden op verdenking van witwassen, heeft hij van het vermogen dat hij aanhield via [bedrijf 8] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 7] melding gemaakt bij de Belastingdienst.
Contant geld
Tot slot is er een bedrag van in totaal ongeveer € 72.000,- aan contant geld in de woning van verdachte aangetroffen. Het voorhanden hebben van een groot contant geldbedrag levert een aanzienlijk veiligheidsrisico op en is daarom ongebruikelijk in het legale economische verkeer.
Conclusie
Op grond van deze feiten en omstandigheden, acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de voorwerpen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat hij legaal vermogen had, omdat hij in de periode van 1987 tot en met 1993 substantiële inkomsten – ongeveer DEM 3,4 miljoen – heeft verworven in de financiële wereld en dat hij daarmee het onroerend goed in Duitsland, [bedrijf 8] en [bedrijf 9] heeft gefinancierd. Verdachte heeft over zijn inkomsten de volgende verklaringen afgelegd.
Verdachte heeft in zijn brief van 15 november 2017, bij het gebruikmaken van de inkeerregeling, verklaard dat zijn inkomen uit de periode van 1987 tot 1993 werd uitgekeerd aan een vennootschap in Duitsland en deels aan een door hem opgerichte vennootschap op Guernsey, genaamd [bedrijf 5] Ltd (de rechtbank begrijpt: [bedrijf 5] ). De vennootschap op Guernsey had enkel inkomen vanaf 1987 tot en met 1993 en het vermogen heeft nadien gerendeerd. In 2005 is de Guernsey vennootschap volgens de verklaring van verdachte materieel verplaatst naar Zwitserland ( [bedrijf 7] Ltd).
Vervolgens heeft verdachte in zijn schriftelijke verklaring van 10 april 2018 verklaard dat hij met de inkomsten in 1987 tot en met 1993 naar inschatting ruim DEM 3,4 miljoen heeft verdiend. Deze inkomsten werden deels uitbetaald in de Duitse vennootschap [bedrijf 6] en het andere deel van zijn inkomen werd uitgekeerd op een bankrekening van op Guernsey gevestigde entiteiten. De namen van deze entiteiten heeft verdachte niet genoemd. Verder heeft hij verklaard dat hij in de jaren 1994 tot en met 1996 werkzaamheden verrichtte voor [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . Zijn salaris bedroeg totaal ongeveer DEM 200.000,--. Daarnaast ontving hij via de entiteit [bedrijf 4] een bedrag van ongeveer EUR 1,3 miljoen aan commissiebetalingen op een in Zwitserland aangehouden bankrekening door de entiteit [bedrijf 7] .
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode 1987-1993 en de periode 1994-1996 werkzaam is geweest in de financiële sector en dat de verdiensten daaruit vloeiden naar het buitenland en zijn eigen entiteit. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode van 1994-1996 inkomsten heeft genoten die aan hem zijn uitgekeerd via [bedrijf 6] , [bedrijf 5] en [bedrijf 4] . De bedragen die naar [bedrijf 6] en [bedrijf 10] (de opvolger van [bedrijf 6] ) zijn gegaan, zijn volgens verdachte naar de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 6] gegaan en zijn gebruikt voor levensonderhoud. De inkomsten die naar [bedrijf 5] en [bedrijf 4] zijn gegaan, zijn al die tijd bij die entiteiten gebleven. De inkomsten van [bedrijf 5] en [bedrijf 4] zijn in 2005 naar [bedrijf 7] gegaan. Verdachte heeft verder verklaard dat het onroerend goed in Duitsland is gekocht met middelen uit Guernsey. Hij weet niet vanuit welke entiteiten dat is gebeurd, maar dit is volgens hem zeker niet gebeurd vanuit de entiteiten [bedrijf 4] en [bedrijf 5] .
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, ook als wordt meegewogen dat het tijdsverloop het afleggen van een concrete verklaring bemoeilijkt, met deze verklaringen geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd. Pas voor het eerst ter zitting heeft verdachte verklaard dat er naast de entiteiten [bedrijf 5] en [bedrijf 4] nog andere entiteiten op Guernsey zouden zijn waarmee uitgaven voor onroerend goed zijn gedaan. De namen van deze entiteiten heeft verdachte niet genoemd. Dit is dan ook niet concreet en verifieerbaar. De verklaringen zijn verder wisselend. Bij de inkeerregeling zou het inkomen uit de periode 1987-1993 nog overgemaakt zijn naar één entiteit op Guernsey, te weten [bedrijf 5] . In de verklaring van 10 april 2018 spreekt de verdachte vervolgens over meerdere entiteiten op Guernsey, zonder daarbij namen te noemen. Verder heeft verdachte geenszins concreet gemaakt waar hij het bedrag van DEM 3,4 miljoen op heeft gebaseerd en welk deel daarvan zou zijn terecht gekomen bij [bedrijf 6] en welk deel bij de entiteiten op Guernsey. Aanknopingspunten, zoals financiële administratie of bankafschriften van de betreffende entiteiten, die de verklaringen van verdachte ondersteunen, zijn er niet. De rechtbank constateert verder dat verdachte bij de inkeerregeling heeft verklaard dat de entiteit [bedrijf 5] enkel inkomsten had in de periode van 1987-1993. Dit is aantoonbaar onjuist, omdat uit het Duitse vonnis blijkt dat ook de inleg van de beleggers via [bedrijf 3] , hetgeen plaatsvond in de periode 1994-1996 voor een bedrag van DEM 364.431,96 is weggevloeid naar [bedrijf 5] . Verder heeft verdachte verklaard dat er niets is gebeurd met de gelden op de bankrekeningen van [bedrijf 5] en [bedrijf 4] . Dit is hoogst onwaarschijnlijk. Uit het Duitse vonnis volgt namelijk dat alleen al in de periode van 1994-1996 een bedrag van ruim DEM 7,5 miljoen naar de rekeningen van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] is overgemaakt. Verdachte heeft zelf verklaard dat [bedrijf 5] en [bedrijf 4] uiteindelijk zijn overgegaan in [bedrijf 7] . Op een fax van 17 februari 2006 aan de broer van verdachte, [medeverdachte 2] , die aandeelhouder was van [bedrijf 7] , staat een bedrag van € 1.319.295,57 genoemd met de mededeling “balance transmitted tot new account” met als onderwerp “ [onderwerp] ”. Het saldo op de bankrekening van [bedrijf 7] bedroeg op 16 januari 2007 € 1.330.000,--. Verdachte heeft geen verklaring gegeven waar de rest van de DEM 7,5 miljoen is gebleven.
Conclusie
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen is derhalve niet zodanig dat het Openbaar Ministerie daar nader onderzoek naar had behoeven te doen. Er is daarom, behoudens voor zover hieronder anders wordt overwogen, geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
4.3.2.2 Specifieke onderdelen van de tenlastelegging
De rechtbank zal hieronder naar aanleiding van de gevoerde verweren meer specifiek op enkele onderdelen van de tenlastelegging ingaan.
Onroerend goed in Duitsland
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de woningen in Duitsland niet aan verdachte toebehoren, maar aan zijn echtgenote. Zij zijn onder Duits recht gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, waardoor sprake is van gescheiden vermogens. Daarnaast is de grond waarop de woning aan de [adres] te [woonplaats] is gebouwd, door verdachte al in 1993 gekocht voor een bedrag van
€ 51.282,05 (en dus niet het bedrag van € 180.000,- zoals genoemd op de tenlastelegging). De raadsman heeft daarom verzocht verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de woningen in Duitsland in 1996 op naam zijn gezet van de echtgenote van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de woningen in Duitsland heeft gefinancierd en verhuurd, waarbij de huurpenningen ook aan hem toekwamen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte de beschikkingsmacht had over deze woningen en dat deze daarom aan hem toebehoorden. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De rechtbank leidt verder uit zich in het dossier bevindende informatie van de Duitse autoriteiten af dat het pand aan de [adres] te [woonplaats] op 19 april 1994 op naam van verdachte is gezet. In de stukken die de raadsman ter terechtzitting heeft overgelegd, ontbreekt het adres van de woning en de naam van verdachte. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan hieruit niet worden afgeleid dat het pand aan de [adres] te [woonplaats] (deels) al in 1993, dus voorafgaande aan de beleggingsfraude, zou zijn betaald. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
Verdachte heeft de woningen aan de [adres] te [woonplaats] , de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] voorhanden gehad. Door de woningen op naam van zijn vrouw te zetten, heeft hij verhuld gehouden dat hij zelf (mede) de feitelijk rechthebbende van die woningen was. Door de woningen aan de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats] te financieren door middel van Baco Securities heeft verdachte eveneens de werkelijke (criminele) herkomst van die gelden verhuld gehouden.
[bedrijf 8] N.V.
Handelend onder de naam van
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten onrechte wordt verweten dat hij heeft gehandeld onder de naam [bedrijf 8] N.V.. Het Openbaar Ministerie heeft verdachte door de wijze van tenlastelegging vereenzelvigd met die entiteit, wat vanwege de rechtsvorm van [bedrijf 8] niet kan. Verdachte kan niet op de wijze zoals tenlastegelegd in persoon voor de handelingen van [bedrijf 8] verantwoordelijk worden gehouden. De raadsman heeft daarom verzocht verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden onder ‘vermoeden van misdrijf afkomstig’, stelt de rechtbank vast dat verdachte [bedrijf 8] heeft opgericht met geen ander doel dan het witwassen van zijn illegale vermogen. Van enige andere bedrijfsactiviteit van [bedrijf 8] was geen sprake en verdachte gebruikte [bedrijf 8] dan ook slechts als middel om zijn illegale vermogen wit te wassen. Verdachte was de ultimate beneficial owner van [bedrijf 8] . Gelet hierop kan verdachte worden vereenzelvigd met [bedrijf 8] . De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de witwashandelingen zelf heeft verricht.
Geldleningen
Het standpunt van de verdediging
Op 1 augustus 1998 heeft [bedrijf 8] een lening van USD 950.000,- verstrekt aan [bedrijf 9] . Blijkens de
draftjaarrekening 2003 van [bedrijf 8] staat deze lening ultimo 2003 gewaardeerd op € 378.652,81. De jaarrekening 2004 van [bedrijf 8] bevindt zich niet in de processtukken. Vanuit praktisch oogpunt kan bij benadering ervan worden uitgegaan dat de lening ultimo 2004 gewaardeerd stond voor een bedrag van € 312.601,71 (het gemiddelde van ultimo 2003 en 2005). Dit betekent dat het bedrag in de tenlastelegging niet klopt, gelet op de ten laste gelegde periode. De raadsman heeft verzocht hiermee rekening te houden in het geval van een bewezenverklaring.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt net als de raadsman vast dat de hoogte van de geldlening in de tenlastegelegde periode lager was dan zoals tenlastegelegd. De rechtbank zal de hoogte van de lening van USD 950.000,- daarom niet bewezen verklaren.
Salaris [bedrijf 9]
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [bedrijf 9] al vanaf 1997 een reële onderneming was waarvoor verdachte reële werkzaamheden heeft verricht en waartegenover een normaal salaris uit dienstbetrekking stond. [bedrijf 9] was in staat om met de omzet die zij behaalde aan verdachte salaris uit te betalen. Het gaat bovendien om loon uit dienstbetrekking, waarover [bedrijf 9] loonheffingen heeft afgedragen. De raadsman heeft daarom verzocht verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [bedrijf 9] vanaf het moment van overname van de vennootschap is gefinancierd met uit misdrijf afkomstige gelden. De omzet die daarna gegenereerd is, had niet kunnen worden gemaakt zonder dit criminele vermogen. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank het salaris van verdachte is aan te merken als vervolgprofijt en daarmee (middellijk) uit misdrijf afkomstig is. Van vermenging met legale inkomsten is naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen sprake. Met het verwerven en voorhanden hebben van het salaris heeft verdachte een witwashandeling gepleegd.
Onroerend goed in Nederland
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de woningen van de familieleden van verdachte niet aan verdachte toebehoren. De woningen staan op naam van die familieleden en de financiering daarvan wordt door middel van een hypothecaire geldlening verzorgd door [bedrijf 8] . De raadsman heeft daarom verzocht verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de woningen van de familieleden van verdachte niet aan hem toebehoren. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
[adres] [woonplaats] en [adres] [woonplaats]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het dossier geen bewijs bevat dat [bedrijf 8] een hypothecaire geldlening heeft verstrekt aan [B] in verband met de aankoop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Er is enkel een leningsovereenkomst aangetroffen waarin staat dat [bedrijf 8] een bedrag van Hfl 395.000 aan [B] heeft geleend. Van een daadwerkelijke betaling van [bedrijf 8] aan [B] van dit bedrag is geen bewijs. Gelet hierop kan ook ten aanzien van de woning aan de [adres] te [woonplaats] geen bewezenverklaring van witwassen volgen tot het bedrag van € 222.000,-- (de opbrengst van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ).
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er geen hypotheekrecht op de woning aan de [adres] te [woonplaats] was gevestigd, zodat er inderdaad geen sprake was van een hypothecaire geldlening van [bedrijf 8] aan [B] . De rechtbank acht echter wel bewezen dat er sprake was van een (niet hypothecaire) geldleningsovereenkomst en dat het geleende geldbedrag ook daadwerkelijk door verdachte via [bedrijf 8] is betaald. Dit leidt de rechtbank af uit de e-mail van 14 juli 2009 aan [bedrijf 11] B.V. met als onderwerp: “Loan agreement [B] ”. In die e-mail wordt de nieuwe hypotheekschuld van [B] berekend voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] , waarbij de lening voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] is meegenomen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging.
[adres] te [woonplaats]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een bewijs voor betaling van een geldbedrag van
€ 210.000,-- of meer (in de tenlastelegging wordt een geldbedrag van € 214.123,54 genoemd) in verband met de bouw van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ontbreekt. Voor zover sprake zou zijn van verstrekking van een geldlening, dient dit bedrag beperkt te worden tot € 95.347,48.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de verdediging wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen. Daaruit leidt de rechtbank af dat er een hypothecaire geldlening is verstrekt van € 210.000,-- en dat dat bedrag ook is voldaan.
Witwashandelingen
Verdachte heeft via [bedrijf 8] de aandelen van [bedrijf 9] voorhanden gehad, (hypothecaire) geldleningen aan [bedrijf 9] , zichzelf en zijn familieleden verstrekt en aflossingen en rente van [bedrijf 9] ontvangen en daarmee verworven. Verdachte heeft ook via [bedrijf 8] het bedrijfspand te [vestigingsplaats] verworven en voorhanden gehad en een geldbedrag overgeboekt aan de curator ter opheffing van conservatoir verhaalsbeslag op dat pand, hetgeen kan worden gekwalificeerd als overdragen. Verdachte heeft verder het saldo op de bankrekening op naam van [bedrijf 8] voorhanden gehad.
Door het tussenplaatsen van [bedrijf 8] op Curaçao, waarbij verdachte buiten het zicht van de (fiscale) autoriteiten is gebleven, heeft verdachte ook de werkelijke (criminele) herkomst van voornoemde voorwerpen verhuld.
[bedrijf 4] S.A. en [bedrijf 5] S.A.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is een fax aangetroffen met een aan [medeverdachte 2] geadresseerd overzicht van de bankrekening van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] , waarin staat dat er op 16 februari 2006 met die rekening diverse betalingen zijn verricht. Het saldo op de bankrekening bedroeg daarna nog € 1.319.295,57. De rechtbank leidt verder uit de bewijsmiddelen af dat een paar dagen later opdracht is gegeven om dat geldbedrag over te maken naar de nieuwe bankrekening op naam van [medeverdachte 2] in Zwitserland. Verdachte heeft, zoals eerder vermeld, verklaard de enig rechthebbende met betrekking tot deze gelden te zijn.
Hiermee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte die geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Door het geldbedrag via de bankrekening van [bedrijf 4] en Marketing over te boeken naar de bankrekening op naam van [medeverdachte 2] in Zwitserland, waarbij verdachte steeds buiten het zicht van de (fiscale) autoriteiten is gebleven, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vindplaats en de criminele herkomst van dat geldbedrag heeft verhuld. Tot slot heeft verdachte door aldus te handelen verhuld dat hij de rechthebbende van dat geld was.
[bedrijf 7] Ltd.
Handelend onder de naam van
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte ten onrechte wordt verweten dat hij heeft gehandeld onder de naam [bedrijf 7] . Het Openbaar Ministerie vereenzelvigt verdachte aldus met die entiteit, wat vanwege de rechtsvorm van [bedrijf 7] niet kan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen, nu verdachte heeft verklaard dat hij zijn privévermogen via [bedrijf 7] heeft beheerd. Net als hiervoor bij [bedrijf 8] overweegt de rechtbank dat voorts niet is gebleken dat verdachte zijn vermogen in [bedrijf 7] heeft gestoken met een ander doel dan het witwassen van zijn uit misdrijf verkregen geld.
Witwashandelingen
Verdachte heeft op de Zwitserse bankrekening op naam van [bedrijf 7] een geldbedrag van
€ 895.334,93 voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij via [bedrijf 7] een geldbedrag van
€ 282.000,-- overgeboekt naar een notaris ten behoeve van de koop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en een geldbedrag van € 109.950,- overgeboekt naar [bedrijf 8] . Hiermee acht de rechtbank bewezen dat verdachte die geldbedragen ook heeft overgedragen.
Verdachte heeft bovendien de vindplaats van de hiervoor genoemde geldbedragen en de werkelijke (criminele) herkomst verhuld, door het (doen of laten) storten van geld dat van misdrijf afkomstig is op een buitenlandse rekening op naam van [bedrijf 7] in Zwitserland – een land met een bankgeheim – waarvan de aandelen zonder aannemelijke verklaring op naam van zijn broer [medeverdachte 2] zijn gesteld en deze rekening aldaar aan te houden teneinde dit geldbedrag buiten het zicht van de Nederlandse (fiscale) autoriteiten te houden. Tot slot heeft verdachte door aldus te handelen verhuld dat hij de rechthebbende van dat geld was.
Contant geld
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het aangetroffen contante geld een legale herkomst heeft. Het zijn volgens verdachte de huurinkomsten van de woningen in Duitsland.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat op 18 november 2015 in de woning van verdachte een contant geldbedrag is aangetroffen van in totaal € 72.160,-. Verdachte heeft verklaard dat het de huuropbrengst betreft van de woningen die hij in Duitsland heeft verhuurd. Nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat verdachte deze woningen heeft gekocht met geld dat afkomstig is van misdrijf, betreft de huuropbrengst daarvan vervolgprofijt. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte het contante geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl dat geldbedrag middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
4.3.2.3
Ten laste gelegde periode
De rechtbank overweegt dat alle hiervoor bewezen geachte witwashandelingen in de ten laste gelegde periode zijn gepleegd. Voor zover de raadsman op dit punt verweer heeft gevoerd, wordt dit verweer dan ook verworpen. De rechtbank stelt vast dat de eerste witwashandelingen zijn aangevangen op 19 april 1994. Dat is de datum dat het eerste voorwerp, te weten de woning aan de [adres] te [woonplaats] , is witgewassen. Vervolgens hebben die handelingen voortgeduurd. Verdachte maakte zich, op het moment dat de tenlastegelegde periode aanving, te weten op 1 januari 2004, dus al schuldig aan witwassen.
4.3.2.4
Medeplegen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] door met hem naar Zwitserland te gaan, alwaar [medeverdachte 2] een bankrekening op zijn naam heeft gekregen, waarop vervolgens van misdrijf afkomstig geld is gestort en door hem enig aandeelhouder van [bedrijf 7] te maken, op rekening van welke vennootschap eveneens van misdrijf afkomstig geld is gestort. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde medeplegen.
4.3.2.5
Gewoontewitwassen
Gelet op de lange periode waarin het witwassen heeft plaatsgevonden, de grote bedragen die op structurele wijze zijn overgedragen en in het legale verkeer zijn gebracht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 18 november 2015, te Alkmaar, Almere, Hoofddorp, Groningen, Maarssen en Utrecht, en Curaçao, Zwitserland en de Britse Maagdeneilanden,
tezamen en in vereniging met een natuurlijk persoon,
van meerdere voorwerpen
te weten:
A. Voorwerpen toebehorende aan verdachte
I. Onroerend goed in Duitsland
  • de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , Duitsland en een geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 51.282,05, (in verband met de aankoop van die woning), en
  • de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (bovenwoning), Duitsland en een geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 183.937,44, (in verband met de aankoop van die woning), en
  • de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (benedenwoning), Duitsland en een geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 151.960,--, (in verband met de aankoop van die woning), en
  • de woning gelegen aan de [adres] [woonplaats] en een geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 51.282,05,--, (in verband met de aankoop van die woning), en
II. [bedrijf 9] B.V.
- een geldbedrag van in totaal ongeveer EUR 27.595,52 aan betalingen van [bedrijf 9] B.V. ontvangen door hem, verdachte, en
III. [bedrijf 4] S.A. en/of [bedrijf 5] S.A.
- een geldbedrag van in totaal ongeveer EUR 1.319.000,--, van [bedrijf 4] / [bedrijf 5] , ontvangen door hem, verdachte, en
o een geldbedrag van EUR 29.641,-- aan betaling door hem, verdachte, met omschrijving “Less fee due to HMW Rechtswalte”, en
o een geldbedrag van EUR 3.031,60 aan een betaling door hem, verdachte, met omschrijving “Less fees due to [C] [D] ”, en
o een geld bedrag van EUR 74.465,-- aan een betaling door hem, verdachte, met omschrijving Less fees due to Regent Trust Company SA, en
B. Voorwerpen toebehorende aan verdachte
I. [bedrijf 9] B.V.
  • aandelen van [bedrijf 9] B.V., en
  • een geldbedrag van in totaal EUR 364.000,--, aan betalingen en leningen door [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V., en
  • een geldlening van een hoeveelheid geld, van [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] N.V. onder vermelding van “Loan Agreement”, en van dat bedrag
o een geldbedrag van in totaal EUR 120.000,--, aan ontvangen betalingen en rente en aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V., en
o een geldbedrag van in totaal EUR 30.000,--, aan ontvangen betalingen en rente en aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V., en
o een geldbedrag van in totaal EUR 45.000,--, aan ontvangen betalingen en rente en aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V., en
o een geldbedrag van in totaal EUR 32.500,--, aan ontvangen betalingen en rente en aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V., en
II. (bedrijfs)pand aan de [adres] te [vestigingsplaats]
  • het (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] en geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 350.000,-- (in verband met de aankoop van dit pand); en
  • een geldbedrag van EUR 100.000,--, van [bedrijf 8] N.V. aan de curator ter opheffing van conservatoir verhaalsbeslag op het (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , en
III. Woning aan de [adres] te [woonplaats] in Nederland
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en een hypothecaire geldlening en geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 363.000,--, (in verband met de aankoop van die woning) en
IV. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- een lening en een geldbedrag, te weten ter hoogte van HFL 395.000,--, (in verband met de aankoop van die woning), en
V. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- een hypothecaire geldlening en geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 584.438,--, (in verband met de aankoop van die woning) en
VI. Woning aan de [adres] in [woonplaats]
- een hypothecaire geldlening en geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 240.000,--, (in verband met de aankoop van die woning) en
VII. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- een hypothecaire geldlening en geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 145.000,--, (in verband met de aankoop van die woning), en
VIII. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- een hypothecaire geldlening en geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 210.000,-- (in verband met de aankoop van die woning), en
IX. Banktegoed te Curaçao
- een geldbedrag van in totaal EUR 471.329,64, onder de First Caribbean International Bank, en
C. Voorwerpen toebehorende aan verdachte
  • een geldbedrag van in totaal EUR 895.334,93,--, van [bedrijf 7] Ltd en
  • een geldbedrag van EUR 282.000,--, van [bedrijf 7] Ltd ten behoeve van de koop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , en
  • een geldbedrag van EUR 109.950,--, als betaling door [bedrijf 7] Ltd aan [bedrijf 8] N.V., en
D. Overig voorwerp
- een geldbedrag van in totaal EUR 72.160,--, aan contanten,
de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verhuld en heeft/hebben verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was en wie die voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad
en/of
dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verworven en voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of verdachte en zijn mededader, wisten, dat dat/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte, daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN BESLISSING OP HET BESLAG

8.1
Hoofdstraf
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- een geldboete van € 200.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 jaar hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, in geval van een bewezenverklaring, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het voortbestaan van zijn onderneming in gevaar brengt en zijn vrouw en kinderen financieel afhankelijk van hem zijn. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 Sr en de overschrijding van de redelijke termijn.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een zeer lange periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, hetgeen gericht is geweest op het veiligstellen van uit eigen misdrijf (beleggingsfraude) afkomstige opbrengsten. Jarenlang heeft verdachte grote geldbedragen in de legale economie rondgepompt, waarbij hij allerlei verschillende witwasconstructies heeft opgezet. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven en ervoor zorgt dat ‘misdaad loont’. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd. Daarbij heeft verdachte louter oog gehad voor eigen financieel gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 november 2020. Daaruit volgt niet dat verdachte voorafgaand aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten onherroepelijk veroordeeld is voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf er wel rekening mee gehouden dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 18 juni 2018 en 17 november 2020 is veroordeeld tot respectievelijk een gevangenisstraf van 18 maanden en in de tweede zaak tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf verder aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraudedelicten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Hoewel bij witwassen niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank aanleiding die oriëntatiepunten wel als uitgangspunt te nemen. Witwassen wordt immers, net als fraudedelicten, ernstiger en stafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat hoger worden. De oriëntatiepunten voor fraudedelicten noemen in het geval van een benadelingsbedrag van meer dan € 1.000.000,-- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren als uitgangspunt.
Gelet op de ernst van het feit en de hiervoor genoemde LOVS-oriëntatiepunten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte er zo veel mogelijk van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank acht daartoe een proeftijd van drie jaar geïndiceerd.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een geldboete in de onderhavige zaak niet passend is, gelet op de uit te spreken verbeurdverklaring.
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn is overschreden en overweegt daartoe als volgt.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan echter in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
De redelijke termijn is op 18 november 2015 aangevangen toen verdachte in verzekering werd gesteld. De regiefase bij de rechter-commissaris werd op 5 maart 2019 afgerond. De inhoudelijke behandeling van de zaak is vervolgens op 2 november 2020 aangevangen, waarna de zaak is aangehouden tot 1 februari 2021, omdat verdachte in november 2020 ondanks zijn wens daartoe niet ter terechtzitting aanwezig kon zijn vanwege persoonlijke omstandigheden. Het vonnis wordt heden gewezen, op 31 maart 2021.
Uit het hiervoor omschreven procesverloop volgt dat de zaak niet binnen 2 jaren met een einduitspraak is afgerond. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de duur van het procesverloop dient in de onderhavige zaak rekening te worden gehouden met de grote omvang van het opsporingsonderzoek, de complexiteit van de zaak, het gerechtvaardigd belang dat heeft bestaan bij gelijktijdige berechting van de zaken tegen de medeverdachten en de vertraging die in het opsporingsonderzoek is opgetreden doordat verdachte pas in 2018 een verklaring heeft afgelegd, die aanleiding gaf daar nader onderzoek naar te doen.
De rechtbank is van oordeel dat al deze factoren een overschrijding van de termijn rechtvaardigen, mede gelet op het feit dat er tot het moment waarop de regiefase bij de rechter-commissaris is afgerond, voortdurend voortgang is geweest in het onderzoek. Dit geldt echter niet voor de tijd die gemoeid is geweest om na afronding van de regiefase bij de rechter-commissaris de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting in te plannen, hetgeen ongeveer 1,5 jaar heeft geduurd. De daarmee gemoeide tijd levert een vertraging op van ongeveer 1 (één) jaar die niet voor rekening van verdachte dient te komen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen in die zin, dat het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf wordt verhoogd tot 12 maanden.
8.2
Bijkomende straf en beslag
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de hieronder genoemde voorwerpen verbeurd te verklaren met uitzondering van de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen voorwerpen onder [bedrijf 8] niet aan verdachte toebehoren, nu verdachte niet kan worden vereenzelvigd met [bedrijf 8] en dat deze voorwerpen niet verbeurd kunnen worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing om die voorwerpen verbeurd te verklaren, heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
8.2.1
In beslag genomen voorwerpen onder verdachte (bijlage I)
Vordering voorlopige teruggave inkomstenbelasting [1]
De vordering voorlopige teruggave inkomstenbelasting is onder verdachte in beslaggenomen op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De officier van justitie heeft gevorderd de vordering voorlopige teruggave inkomstenbelasting verbeurd te verklaren, nu - samengevat - verdachte zijn vermogen aan zichzelf ‘terugleent’ via [bedrijf 8] en daarbij geen aantoonbare hypotheekrente is afgedragen aan de Belastingdienst, waardoor de aftrekbare hypotheekrente fictief is.
De rechtbank wijst de vordering tot verbeurdverklaring af, nu de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet de hoogte van die vordering kan bepalen dan wel kan schatten. Aangezien er geen beslag als bedoeld in artikel 94 Sv rust op voornoemde vordering, zal de rechtbank daarover evenmin enige andere beslissing nemen.
Woning [adres] te [woonplaats] [2]
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen woning, nu de rechtbank ervoor kiest om de hypotheekvordering van [bedrijf 8] op verdachte in verband met deze woning verbeurd te verklaren.
Contant geld
In de woning van verdachte is contant geld aangetroffen en in beslag genomen. De rechtbank zal het geldbedrag van in totaal € 72.160,-- [3] verbeurd verklaren, nu het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen contante buitenlandse gelden [4] , aangezien niet is komen vast te staan dat deze voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.
ING-bankrekening van verdachte [5]
De rechtbank zal het saldo van € 172.821,88 op de ING-bankrekening van verdachte verbeurd verklaren, nu deze rekening kort voor beslaglegging is gevoed met het saldo van € 500.233,87 van de rekening van [bedrijf 8] bij de FCIB na opheffing van die rekening.
8.2.2
In beslag genomen voorwerpen onder [bedrijf 8] N.V. (bijlage II)
Toebehoren
De rechtbank is van oordeel dat de onder de entiteit [bedrijf 8] in beslag genomen goederen toebehoren aan verdachte. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte de ultimate beneficial owner is geweest van [bedrijf 8] , dat hij het in beslag genomen bedrijfspand heeft gefinancierd en dat het vermogen op de bankrekening bij de FCIB ten name van [bedrijf 8] van hem is. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte een zodanige zeggenschap had over en belang had bij de in beslag genomen voorwerpen onder [bedrijf 8] dat zijn betrekking tot die voorwerpen met die van een eigenaar kan worden gelijkgesteld (vgl. HR 28 september 1999, NJ 1999, 803).
Bedrijfspand [adres] te [vestigingsplaats] [6]
De rechtbank zal het bedrijfspand verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.
FCIB-bankrekening van [bedrijf 8] N.V. [7] en ING-bankrekening van verdachte [8]
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de officier van justitie bij het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao op 19 november 2015 conservatoir beslag heeft gelegd op de volgende geldbedragen op de bankrekening bij de FCIB ten name van [bedrijf 8] :
het saldo op de bankrekening ad € 176.813,--;
het saldo op de depositorekening ad € 36.237,44 en
het saldo op het portfolio ad € 258.279,--.
De FCIB heeft het Openbaar Ministerie per brief van 30 oktober 2020 bericht dat het conservatoir beslag niet langer is gehandhaafd. Reden daarvoor is dat de FCIB de bankrelatie met [bedrijf 8] wilde beëindigen. Verdachte heeft hiermee ingestemd en de FCIB opdracht gegeven het saldo, dat op dat moment € 500.233,87 bedroeg, over te boeken naar zijn ING-bankrekening. Vervolgens heeft het Openbaar Ministerie conservatoir beslag gelegd op die ING-bankrekening. Het saldo op het tijdstip van het beslag bedroeg € 172.821,88.
De rechtbank zal de saldo’s op de FCIB-bankrekening en de ING-bankrekening verbeurd verklaren, nu deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen. Daarbij bepaalt de rechtbank dat het saldo op de ING-bankrekening ter hoogte van € 172.821,88 in mindering zal worden gebracht op het saldo van de FCIB-bankrekening ter hoogte van € 176.813,- (onder a), zodat dit bedrag niet dubbel wordt verbeurd verklaard. [9]
Voorts zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de verdachte voormelde niet op grond van artikel 94 Sv inbeslaggenomen geldbedragen ad € 3.991,12 (resterende saldo FCIB onder a), € 36.237,44 (saldo FCIB onder b), € 258.279,-- (saldo FCIB onder c) en € 172.821,88 (saldo ING-rekening) zal uitleveren dan wel betalen aan de Staat der Nederlanden.
8.2.3
In beslag genomen voorwerpen onder medeverdachte [medeverdachte 3] (bijlage III)
Toebehoren
De rechtbank is van oordeel dat de onder medeverdachte [medeverdachte 3] , echtgenote van verdachte, in beslag genomen goederen toebehoren aan verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij de woningen in Duitsland heeft gefinancierd en verhuurd. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij geld heeft gepind van de bankrekening die op naam staat van [medeverdachte 3] , waarop de huurpenningen werden ontvangen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte een zodanige zeggenschap had over en belang had bij de in beslag genomen voorwerpen onder [medeverdachte 3] dat zijn betrekking tot die voorwerpen met die van een eigenaar kan worden gelijkgesteld.
Onroerend goed in Duitsland [10]
De rechtbank zal de onder medeverdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen woningen in Duitsland verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.
Huurpenningen [11]
De rechtbank wijst de vordering tot verbeurdverklaring van de vorderingen ter zake van huurpenningen van de woningen in Duitsland af, nu de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet de hoogte van die vorderingen kan bepalen dan wel schatten. Aangezien er geen beslag als bedoeld in artikel 94 Sv rust op deze vorderingen, zal de rechtbank daarover evenmin enige andere beslissing nemen.
Het saldo van de bankrekening waarop de huurpenningen zijn ontvangen [12]
De rechtbank zal het saldo ter hoogte van € 3.036,55 op de bankrekening waarop de huurpenningen zijn ontvangen, verbeurd verklaren. Dit voorwerp is geheel of grotendeels uit baten van het bewezen verklaarde strafbare feit verkregen.
8.2.4
Niet in beslag genomen voorwerpen
8.2.4.1 [bedrijf 8] N.V. (bijlage IV)
Hypotheekvorderingen en te ontvangen rente [13]
Conform hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen van [bedrijf 8] feitelijk toebehoren aan verdachte. De rechtbank zal de vorderingen uit hoofde van de (hypothecaire) geldleningen (en te ontvangen rente) van [bedrijf 8] aan:
[medeverdachte 1] ter zake van de [adres] te [woonplaats] ad (bij afsluiting)
€ 240.000,--;
[medeverdachte 2] ter zake van de [adres] [woonplaats] ad (bij afsluiting) € 145.000,--;
[verdachte ] ter zake van de [adres] [woonplaats] ad (bij afsluiting) € 363.000,--;
[medeverdachte 2] ter zake van de [adres] [woonplaats] ad (bij afsluiting) € 210.000,--;
[B] ter zake van de [adres] [woonplaats] ad (bij afsluiting)
€ 584.438,--,
verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen is het strafbare feit begaan.
Alle vorderingen tot ontvangsten van interesten op leningen en/of hypotheken [14]
De officier van justitie heeft gevorderd alle vorderingen tot ontvangsten van rente op leningen en/of hypotheken verbeurd te verklaren. De rechtbank begrijpt deze vordering zo dat deze vorderingen reeds onder de hiervoor verbeurdverklaarde vorderingen uit hoofde van hypothecaire geldleningen vallen. Op de onderhavige vordering zal derhalve geen beslissing worden genomen.
Vordering op [bedrijf 11] B.V. [15] en alle vorderingen op rekening-courant verhoudingen [16]
De officier van justitie heeft, gelet op de jaarrekening van 2013 [17] , gevorderd de vorderingen van [bedrijf 8] op:
[bedrijf 11] B.V. ad € 92.005,-;
de rekening-courant verhouding met [B] in 2012 ad € 130.000,-;
de rekening-courant verhouding met de FCIB in 2012 ad € 105.775,-;
verdachte als aandeelhouder in 2012 ad € 1.332.352,-,
verbeurd te verklaren. De rechtbank is, zonder nadere toelichting die ontbreekt, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat deze vorderingen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Aangezien er ook geen strafvorderlijk beslag als bedoeld in artikel 94 Sv rust op deze vorderingen, zal de rechtbank daarover evenmin enige andere beslissing nemen.
8.2.4.2 Voorwerpen van verdachte en/of [medeverdachte 2] (bijlage V)
Bankrekeningen op naam van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bij de EFG Bank te Zürich [18]
De rechtbank wijst de vordering tot verbeurdverklaring van het saldo op de Zwitserse bankrekeningen op naam van verdachte / [medeverdachte 2] af, nu de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet de hoogte van de saldo’s op die bankrekeningen kan bepalen dan wel schatten. Aangezien er ook geen strafvorderlijk beslag als bedoeld in artikel 94 Sv rust op voornoemde bankrekeningen, zal de rechtbank daarover evenmin enige andere beslissing nemen.
8.2.5
Vervangende hechtenis
De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 34 jo. 24c Sr bepalen dat indien verdachte niet voldoet aan het betalen en/of uitleveren van de (hypothecaire) geldleningen en de saldi van de bankrekeningen bij de ING en de FCIB, vervangende hechtenis voor de duur van maximaal 365 dagen zal worden toegepast, een en ander conform de geldende afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht inzake artikel 24c Sr.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
  • Bijlage 3, lijst I, nr. 2, 5, 6, 8, 10 en 11
  • Bijlage 3, lijst II, nr. 1, 2, 3 en 4;
  • Bijlage 3, lijst III, nr. 1, 2, 6;
  • Bijlage 3, lijst IV, nr. 1a, 1b, 1c, 1d, en 1e;
- beveelt de uitlevering dan wel betaling door verdachte van de niet strafrechtelijk inbeslaggenomen geldbedragen ad € 3.991,12, € 36.237,44 , € 258.279,- (Bijlage 3, lijst II, nr 2, 3 en 4) en € 172.821,88 (Bijlage 3, lijst I, nr. 2) en bepaalt dat bij gebreke daarvan vervangende hechtenis voor de duur van maximaal 365 dagen zal worden toegepast;
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
 Bijlage 3, lijst I, nr. 4, 7 en 9.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Spruit, voorzitter, mrs. E.W.A. Vonk en M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij (al dan niet h.o.d.n. [bedrijf 8] NV. en/of [bedrijf 7] Ltd) op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 18 november 2015, te Alkmaar, en/of Almere, en/of Hoofddorp, en/of Groningen, en/of Maarssen en/of Utrecht, en/of (elders) in Nederland, en/of Curaçao, en/of Zwitserland, en/of de Britse Maagdeneilanden,
tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
(van) een of meer voorwerp(en)
te weten:
A. Voorwerp(en) toebehorende aan verdachte
I. Onroerend goed in Duitsland
  • de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , Duitsland (RHV-DU-03A 17/17) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 180.000,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
  • de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (bovenwoning), Duitsland (RHV-DU-03A 17/17) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 183.937,44, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
  • de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (benedenwoning), Duitsland (RHV-DU-03A 17/17) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 151.960,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
  • de woning gelegen aan de [adres] [woonplaats] (RHV-DU-01A) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 51.282,05,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
II. [bedrijf 9] B.V.
- (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 27.595,52, althans een hoeveelheid geld, aan (een) betaling(en) van [bedrijf 9] B.V. ontvangen door hem, verdachte (AH-047), en/of
III. [bedrijf 4] S.A. en/of [bedrijf 5] S.A. (AH-085)
- ( (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 1.319.000,--, althans een hoeveelheid geld, van [bedrijf 4] / [bedrijf 5] , ontvangen door hem, verdachte, (AH-085, D-035 2/2), en/of (van dat bedrag)
o (een) geldbedrag(en) van ongeveer EUR 29.641,--, althans een hoeveelheid geld, aan betalingen door hem, verdachte, met omschrijving “Less fee due to HMW Rechtswalte” (D-035 212), en/of
o (een) geldbedrag(en) van ongeveer EUR 3.031,60, althans een hoeveelheid geld, aan (een) betaling(en) door hem, verdachte, met omschrijving “Less fees due to [C] [D] ”, en/of
o (een) geld bedrag(en) van ongeveer EUR 74.465,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) betaling(en) door hem, verdachte, met omschrijving Less fees due to Regent Trust Company SA, en/of
B. Voorwerp(en) toebehorende aan verdachte al dan niet h.o.d.n.v. [bedrijf 8] N.V. (AH-073)
I. [bedrijf 9] B.V.
  • (een) aande(e)l(en) van [bedrijf 9] B.V. (DOC-123), en/of
  • (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 364.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) betaling(en) en/of een lening(en) door [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. (AH-044, AH-045, DOC-139, DOC-140, DOC-147), en/of (van dat bedrag)
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EIJR 116.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing door [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. (AH-044/ AH-045), en/of
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 48.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing door [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. (AH-044/ A11-045), en/of
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 200.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing door [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. (AH-044/ AH-045), en/of
- ( (een) geldlening(en) van (totaal) ongeveer USD 950.000,--, althans een hoeveelheid geld, van [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] N.V. onder vermelding van “Loan Agreement” (DOC-125), en/of (van dat bedrag)
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 120.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V. (AH-044 2/6), en/of
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 30.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V. (AH-044 2/6), en/of
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 45.000,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V. (AH-044 2/6), en/of
o (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 42.500,--, althans een hoeveelheid geld, aan (een) ontvangen betaling(en) en/of rente en/of aflossing aan [bedrijf 8] N.V. van [bedrijf 9] B.V. (AH-044 2/6), en/of
II. (bedrijfs)pand aan de [adres] te [vestigingsplaats]
  • het (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 350.000,-- , althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van dit pand); (DOC-150), en/of
  • (een) geldbedrag(en) van EUR 100.000,--, althans een hoeveelheid geld, van [bedrijf 8] N.V. aan de curator ter opheffing van conservatoir verhaalsbeslag op het (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] (AH-80, DOC-153), en/of
III. Woning aan de [adres] te [woonplaats] in Nederland (AH-073)
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (AH-073, DOC-165) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 363.000,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning) en/of
IV. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (AH-076, DOC-170) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van HFL 395.000,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
V. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (AH-077, DOC-006) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 584.438,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning) en/of
VI. Woning aan de [adres] in [woonplaats]
- de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] (AH-078, DOC-174) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 240.000,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning) en/of
VII. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (AH-074) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 145.000,--, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
VIII. Woning aan de [adres] te [woonplaats]
- de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (AH-075) en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van EUR 214.123,52, althans een hoeveelheid geld, (in verband met de aankoop van die woning), en/of
IX. Banktegoed(en) te Curaçao
- ( (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 471.329,64, althans een hoeveelheid geld, onder de First Caribbean International Bank (RHV-CU-02,77/92, 78/92), en/of
C. Voorwerp(en) toebehorende aan verdachte al dan niet h.o.d.n.v. [bedrijf 7] Ltd. (AH-084)
  • (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 895.334,93,--, althans een hoeveelheid geld, van [bedrijf 7] Ltd (AH-084, D-071) en/of
  • (een) geldbedrag(en) van ongeveer EUR 282.000,--, althans een hoeveelheid geld, van [bedrijf 7] Ltd ten behoeve van de koop van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (D-026, D-028, AH-077), en/of
  • een geldbedrag van ongeveer EUR 109.950,--, althans een hoeveelheid geld, als betaling door [bedrijf 7] Ltd aan [bedrijf 8] N.V. (DOC-191), en/of
D. Overig(e) voorwerp(en)
- ( (een) geldbedrag(en) van in totaal ongeveer EUR 72.160,--, althans een hoeveelheid geld, aan contanten (AH-031, AH-029),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren en/of wie het/dat voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad
en/of
dat/die voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(Artikel 420ter / 420bis jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Bijlage 2: de bewijsmiddelen [19]
Vonnis van het Landgericht Aken (Duitsland)
In de strafzaak tegen [verdachte ] wegens beleggingsfraude heeft het Landgericht Aken [20] op 14 mei 2003 het volgende vonnis uitgesproken:
De verdachte is schuldig aan oplichting in zes gevallen. [21]
De klanten sloten bij interesse contracten zowel met [bedrijf 1] c.q. [bedrijf 2] GmbH als met [bedrijf 3] GmbH. [22]
De geldstromen bij de bedrijven [bedrijf 2] en [bedrijf 3] :
De voor belegging bestemde gelden van de klanten werden door [bedrijf 3] GmbH geïnd. In totaal stortten de klanten DEM 30.523.736,46. Deze middelen zijn voor de volgende ontvangers c.q. doeleinden gebruikt:
[bedrijf 4] DEM 7.278.667,56
[bedrijf 1] Finanzdienstleistung GmbH DEM 5.895.450,87
[bedrijf 2] Finanzdienstleishmgs GmbH DEM 2.608.839,03
[bedrijf 6] GmbH DEM 1.107.504,40 [23]
[bedrijf 5] S.A. DEM 364.431,96
Het bedrijf [bedrijf 4] S.A. was gevestigd op Guernsey. Tussen [bedrijf 3] en [bedrijf 4] S.A. bestond een op 1 maart 1995 gesloten overeenkomst. Op grond van deze overeenkomst zou [bedrijf 4] S.A. zogenaamde research-diensten voor de goederentermijnmarkt leveren. Hiervoor zou maandelijks USD 250.000,-- betaald worden. In werkelijkheid werd er echter door het bedrijf [bedrijf 4] S.A., waarbij onduidelijk is wie er achter dit bedrijf zit, geen enkele prestatie geleverd, terwijl het bedrijf [bedrijf 3] in de periode van februari 1995 tot mei 1996 in totaal USD 3.754.630,25 betaalde. Ook bij het bedrijf [bedrijf 5] S.A. ging het om een bedrijf dat geen enkele prestatie leverde, terwijl in werkelijkheid naar dit bedrijf het bovengenoemde geldbedrag afvloeide. [24]
In de periode van 1994 tot aan het optreden van de politie in juni 1996 stelden in totaal 296 op de beschreven aard en wijze geworven klanten uit Nederland en België aan het bedrijf [bedrijf 3] een kapitaal ten behoeve van belegging ter hoogte van USD 22.479.778,74 ter beschikking. Daarvan bleef voor de klanten in totaal slechts een bedrag van USD 2.471.372,68 over, zodat in totaal een verlies per saldo van USD 19.998.406,06 (89% van de in totaal ter beschikking gestelde som) vastgesteld kon worden. Deze verliezen van de beleggers berustten op een met de bedrijfsgroep [bedrijf 1] GmbH, [bedrijf 2] GmbH en [bedrijf 3] GmbH gevolgde strategie van de verantwoordelijken van dit bedrijf, volgens welke deze met het hun ter beschikking gestelde belegde kapitaal niet zodanig werkten om door beleggingen in termijnhandel via op de beurs toegelaten brokers winsten voor de beleggers te behalen, maar deze beleggingsvorm in eerste instantie ervoor gebruikten om door het uitvoeren van in principe economisch gezien onzinnige transacties ten gunste van het bedrijf [bedrijf 3] provisies te behalen, waardoor het belegd kapitaal van de klanten in ruime mate werd opgebruikt. Door dit bedrijfsbeleid dat de verdachte [verdachte ] en [E] van begin af aan voerden, werden de altijd onervaren beleggers, die als ze van deze zakelijke handelwijze zouden hebben geweten, niet voor beleggingssommen zouden hebben getekend, misleid. [25]
De Kamer is er derhalve van overtuigd dat de verdachte [verdachte ] in volle omvang het bedrijfsbeleid van de bedrijven [bedrijf 1] GmbH, [bedrijf 2] GmbH en [bedrijf 3] GmbH heeft bepaald.
De Kamer is ook de overtuiging toegedaan dat de verdachte [verdachte ] bij de bedrijfsvoering van de bedrijven in kwestie slechts beoogde om door bovenmatige omzetting van het kapitaal van de beleggers zoveel mogelijk provisie te behalen. Over dit ware oogmerk van de verdachte [verdachte ] , waarvan ook de medeverdachte [medeverdachte 4] die vele jaren in dienst was, op de hoogte was, zijn de klanten misleid. [26]
Uitspraak rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 maart 2008:
Uitspraak in de zaak op de vordering van de officier van justitie strekkende dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging in Nederland van na te noemen in Duitsland gewezen rechterlijke beslissing tegen [verdachte ] , verder te noemen: de veroordeelde.
De veroordeelde is bij rechterlijke uitspraak van het Landgericht Aken (Duitsland) d.d. 14 mei 2003 schuldig bevonden aan beleggingsfraude in 6 gevallen, gepleegd in of omstreeks de periode van 1994 tot en met 1996 te Duitsland. [27]
Op grond van de overgelegde stukken, bezien in samenhang met de verklaring van de veroordeelde ter zitting, is komen vast te staan dat de rechterlijke beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging wordt verzocht, is gewezen ter zake van een feit dat naar Nederlands recht strafbaar is, te weten als: Oplichting. [28]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 februari 2021:
Het klopt dat ik in de periode van 1994-1996 inkomsten heb genoten die aan mij zijn uitgekeerd via [bedrijf 6] , [bedrijf 5] en [bedrijf 4] . Ik was indirect gerechtigde tot het vermogen van [bedrijf 4] . Ik was ook de enig gerechtigde. Dit geldt ten aanzien van [bedrijf 5] idem dito. De voorzitter vraagt mij wat er met de bedragen zijn gebeurd die naar [bedrijf 6] en [bedrijf 10] (de opvolger van [bedrijf 6] ) zijn gegaan. Die bedragen zijn naar de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 6] gegaan en zijn gebruikt voor levensonderhoud. [29]
Onroerend goed in Duitsland
Het proces-verbaal onroerend goed Duitsland:
Gedateerd 26-08-2005 heeft [verdachte ] een brief gezonden aan de Belastingdienst waarbij een bijlage en een aankoopbewijs waren gevoegd met daarin de gevraagde informatie. Deze bijlage en aankoopbewijs laten zien dat is aangekocht:
Datum aankoop
Bedrag in €
Onroerend goed
24-11-1995
51.282,05
[adres] [woonplaats]
28-06-1996
183.937,44
[adres] [woonplaats] bovenwoning
28-06-1996
151.960,00
[adres] [woonplaats] benedenwoning
28-06-1996
51.282,05
[adres] [woonplaats]
Totaal
438.461,54
De woning [adres] te [woonplaats] is op 19-12-2005 verkocht. [30]
Van de Duitse autoriteiten is op 08-09-2014 de navolgende informatie ontvangen:
- betreffende [adres] [woonplaats]
Eigenaar vanaf 19-04-1994 tot 07-11 -1996: [verdachte ] .
Eigenaar vanaf 07-11 -1996: [medeverdachte 3] .
- betreffende [adres] [woonplaats]
Eigenaar vanaf 21-11-1996: [medeverdachte 3] .
- betreffende [adres] [woonplaats]
Eigenaar vanaf 21-11-1996: [medeverdachte 3] .
Voorts is medegedeeld dat er geen hypotheken op deze woningen gevestigd zijn. [31]
Brief financiering door Baco Securities AG (Zwitserland):
Frau [medeverdachte 3]
Ermittlung der Anschaffungskosten für die Objekte:
[adres] [woonplaats]
[adres]
Die Gebüude sind zu 100 % über die Baco Securities AG (Gotthardstr. 3, 6300 Zug, Schweiz) fremdfinanziert. [32]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 februari 2021:
In heb (het) onroerend goed in Duitsland aangekocht. De panden kwamen op de markt, deze zijn gekocht en vanuit Guernsey betaald. Ik zei dan tegen de heer [A] dat ik dat had gekocht en dan werd het geld overgemaakt. De panden in Duitsland heb ik op naam van mijn vrouw gezet. Het klopt dat de panden zijn verhuurd. Het klopt dat de inkomsten daarvan op de rekening van mijn echtgenote zijn gekomen. De voorzitter houdt voor dat er een groot deel contant is opgenomen. Ja, dat klopt. Wij vonden het fijn om thuis contant geld te hebben. Wij leefden van dat geld. We gaven het uit aan van alles. [33]
[bedrijf 8] N.V.
Het proces-verbaal [bedrijf 8] N.V.:
Op 29-01-1997 is [bedrijf 8] N.V. opgericht en ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curaçao. Eerst trad als bestuurder op [bestuurder] N.V. (Curaçao), later TMF Curaçao N.V. (Curaçao). [34]
Brief van verdachte d.d. 15 november 2017 (beroep op de inkeerregeling):
In 1997 heb ik [bedrijf 8] N.V. laten oprichten. De aandelen zijn bij oprichting uitgereikt aan een trustmaatschappij en nadien in bewaring gehouden voor mij (toonderaandelen). De aandelen zijn aan mij toe te rekenen waardoor ik 100% aanmerkelijk belanghouder ben van de vennootschap. [35]
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
V: Wie is 'the ultimate beneficial owner’ (UBO) van [bedrijf 8] NV?
A: Dat is de heer [verdachte ] . Hij is vanaf het begin de UBO. [36]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 februari 2021:
De voorzitter vraagt mij waarom ik [bedrijf 8] heb opgericht. Dat heb ik gedaan om aandelen in te kopen en te handelen. Eigenlijk alles wat zich zakelijk zou voordoen. [37]
[bedrijf 9] B.V.
Het proces-verbaal [bedrijf 8] N.V.:
In de administratie van [bedrijf 8] N.V. is een akte aandelenoverdracht aangetroffen van 18-12-1997. De aandelen van [bedrijf 9] B.V. zijn toen verkocht door de toenmalige eigenaren aan [bedrijf 8] N.V. voor in totaal Hfl. 1.900.000,-.
Op 20-01-1998 is besloten [F] ingaande 31-12-1997 te dechargeren als directeur van [bedrijf 9] B.V. en is [B] ingaande die datum als directeur benoemd.
In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat [bedrijf 9] B.V. ingeschreven. Enig aandeelhouder sedert 18-12-1997: [bedrijf 8] N.V. (Curaçao). Bestuurder sinds 31-12-1997: [B] . [38]
Lening 1
Gedateerd 01-08-1998 is een “Loan Agreement" opgesteld waarbij [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V., vertegenwoordigd door [B] , een lening heeft verstrekt van US$ 950.000,-. [39]
Lening 3
Gedateerd 07-12-2004 is een leningsovereenkomst opgesteld tussen [bedrijf 8] N.V. en [bedrijf 9] B.V. waarbij wordt gesteld dat de leningsovereenkomst van 01-08-1998 vervalt en wordt vervangen door deze leningsovereenkomst die effectief in werking treedt op 01-01-2003. Deze leningsovereenkomst is namens [bedrijf 9] B.V. ondertekend door [B] . In deze leningsovereenkomst wordt een bedrag genoemd van € 451.808,27.
Lening 4
Gedateerd 07-12-2004 is een leningsovereenkomst opgesteld tussen [bedrijf 8] N.V. en [bedrijf 9] B.V. waarin wordt gesteld dat [bedrijf 9] B.V. verklaart op 15-10-2004 een bedrag van € 164.000,- te hebben ontvangen. Namens [bedrijf 9] B.V. is opgetreden [B] .
In dit verband wordt verwezen naar de betaling op 27-09-2004 door [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. van € 116.000,- vanuit de ABN AMRO-bankrekening [rekeningnummer] , met als omschrijving: “Loan [bedrijf 9] B.V.”.
Op 14-10-2004 wordt van de ABN AMRO-bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 8] N.V. € 48.000,- overgemaakt naar [bedrijf 9] B.V. met als omschrijving: “Balance loan [bedrijf 9] BV”. [40]
Lening 5
Gedateerd 07-12-2006 is middels een overeenkomst van geldlening tussen [B] namens [bedrijf 9] B.V. en [bedrijf 8] N.V. o.a. vastgelegd:
“De verschenen personen verklaarden dat de schuldenaar bij een tweetal onderhandse geldleningovereenkomsten de dato zeven december tweeduizend vier schuldig heeft erkend aan de schuldeiser een bedrag groot...€ 451.808,27 respectievelijk €164.000,-.
Op heden was het restant van gemelde geldleningen tezamen nog groot (...) €399.167,85.
Op heden is aan de schuldeiser een registergoed geleverd met een koopsom groot (...) € 350.000,-.
Deze koopsom is door verrekening met het restant van gemelde schulden voldaan.
Op heden resteert er daardoor nog een bedrag aan totaalschuld groot..(…) € 49.167,85.
Partijen zijn met elkaar overeengekomen deze restant-schulden om te zetten in één nieuwe geldlening, met een hoofdsom van. ..(...)...€ 49.167,85.
Lening 6
In de jaarrekening 2006 van [bedrijf 8] N.V. wordt melding gemaakt van een lening van € 200.000,- die op 06-10-2006 zou zijn uitgegeven aan [bedrijf 9] B.V. Er is een betaling aangetroffen vanuit de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. op 25-10-2006 van € 200.000,- met als omschrijving “lening”. [41]
Onroerend goed
In 2006 verkrijgt [bedrijf 9] B.V. de eigendom van het onroerend goed [adres] , [vestigingsplaats] . In de administratie van [bedrijf 8] N.V. zijn o.a. de navolgende bescheiden aangetroffen:
Middels een hypotheekakte van 30-06-2005 is vastgelegd dat als onderpand voor de leningen die zijn besproken onder “Lening 3” en “Lening 4” dienen:
“...de bedrijfsgebouwen met grond en overige aanbehoren, plaatselijk bekend te [vestigingsplaats] , [adres] . (…)”
Op 07-12-2006 wordt een akte van levering opgemaakt betreffende de levering van:
“...de bedrijfsgebouwen met grond en overige aanbehoren, plaatselijk bekend te [vestigingsplaats] , [adres] .
Verkoper: [bedrijf 9] B.V., vertegenwoordigd door [B] .
Koper: [bedrijf 8] N.V.:
Koopprijs: € 350.000,-.
In de akte staat ten aanzien van de koopprijs o.a.:
“De koopprijs bedraagt 350.000,00, welk bedrag door koper is voldaan door verrekening met een gedeelte -ter grootte van de koopsom- van de twee schulden van verkoper aan koper, tezamen groot 399.167,85 uit hoofde van een tweetal onderhandse geldleningovereenkomsten de dato zeven december tweeduizend vier.” Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor is opgenomen onder “Lening 5”.
Op 08-01-2008 is door de curator in het faillissement van [bedrijf 9] B.V., mr. J.M. Rommes, een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag op een onroerende zaak (i.c. [adres] te [vestigingsplaats] ) ingediend bij de rechtbank te [woonplaats] .
Op 09-01-2008 is dit verzoekschrift door de Voorzieningenrechter te [woonplaats] gehonoreerd.
Op 03-06-2008 heeft [bestuurder] N.V. per fax een brief verzonden aan voornoemde mr. J.M. Rommes waarin wordt gesproken over een door hem gelegd beslag op het pand [adres] te [vestigingsplaats] en een (toekomstige) betaling van € 100.000,- aan mr. J.M. Rommes als een bewijs van opheffing procedure royement en gelegd beslag wordt overgelegd.
Op 05-06-2008 is door [bedrijf 8] N.V. een betaling van € 100.000,- gedaan aan mr. J.M. Rommes met als omschrijving: “Finale kwijting aan [bedrijf 8] - [bedrijf 9] B.V.” [42]
Het proces-verbaal bankgegevens van [bedrijf 8] N.V. Curaçao FCIB 4506537:
Tenaamstelling bankrekening
[bedrijf 8] NV, [vestigingsplaats] Curaçao, Netherlands Antilles. [43]
[bedrijf 9] B.V.
Datum
Ontvangen
Betaald
Omschrijving
09-01-2004
30.000,00
4e kw. + rente
01-04-2004
30.000,00
1e kw. + rente
27-09-2004
116.000,00
Lening
27-10-2004
30.000,00
2e kw. + rente
08-11-2004
30.000,00
3e kw. + rente
29-08-2005
30.000,00
4e kw. + rente
13-02-2006
30.000,00
21-02-2006
15.000,00
05-02-2007
32.500,00
Aflossing + rente [44]
Het proces-verbaal bankgegevens van [bedrijf 8] N.V. Curaçao FCIB 8000514:
Tenaamstelling bankrekening
[bedrijf 8] NV, [vestigingsplaats] Curaçao, Netherlands Antilles. [45]
Datum
Betaald
Omschrijving
14-10-2004
48.000,00
[bedrijf 9]
25-10-2006
200.000,00
[bedrijf 9] [46]
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
Bij de leningen van [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. van respectievelijk 01-08-1998 (US$ 950.000,-) en 11-12-2002 (€ 400.000,-) is niets vastgelegd omtrent een onderpand/zekerheidstelling. Eerst in een leningsovereenkomst van 07-12-2004 (€ 451.808,27) van [bedrijf 8] N.V. aan [bedrijf 9] B.V. is sprake van een onderpand in de vorm van hypotheekrecht op onroerend goed. [47]
Het proces-verbaal van de bankgegevens van verdachte:
De historische bankgegevens van bankrekening [rekeningnummer] zijn ontvangen. [48]
Tenaamstelling bankrekening
[verdachte ] , [adres] , [woonplaats]
2004
Op 30-09-2004 wordt voor het eerst salaris ontvangen van [bedrijf 9] B.V.
Ontvangen van [bedrijf 9] B.V.
Totaal: 4.454,48 [49]
2005
Gedurende het gehele jaar wordt salaris ontvangen van [bedrijf 9] B.V.
Ontvangen van [bedrijf 9] B.V.
Totaal: 12.888,18
2006
Gedurende de maanden januari t/m juli wordt salaris ontvangen van [bedrijf 9] B.V..
Ontvangen van [bedrijf 9] B.V.
Totaal: 10.252,86 [50]
Onroerend goed in Nederland
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
In de administratie van [bedrijf 8] N.V. is niets vastgelegd omtrent onderzoek naar de financiële draagkracht van de broers [broers] aan wie de leningen/hypotheken zijn versterkt. [51]
Woning aan de [adres] te [woonplaats] in Nederland
Het proces-verbaal [adres] te [woonplaats] :
Aankoop woonhuis [adres] [woonplaats] door [verdachte ] .
Akte van levering is van 06-03-2006. Aankoopprijs € 330.000,-.
Geldlening wordt verstrekt door [bedrijf 8] N.V. te Curaçao.
Akte van hypotheek is van 06-03-2006. Lening € 363.000,-, rente 4%. (vast voor 15 jaar).
Onderpand: woonhuis [adres] , [woonplaats] . [52]
Onderzoek Curaçao / [bedrijf 8] N.V.
Vanuit de bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 8] N.V. is op 01-03-2006 een bedrag van € 363.000,- overgemaakt naar Notaris Unie met als omschrijving: “Aankoop pand te [adres] ”. [53]
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
Ten aanzien van de door [bedrijf 8] N.V. aan [verdachte ] verleende lening/hypotheek kan nog worden opgemerkt dat ingaande 01-04-2006 maandelijks aan rente
verschuldigd is (4% van € 363.000,- = € 14.520,-: 12 =) € 1.210,-. Tot 05-05-2008 zijn geen rentebetalingen vastgesteld in de administratie van [bedrijf 8] N.V.. Aan [bedrijf 8] N.V. had aan rente betaald moeten worden (periode 01-04-2006 tot 18-11-2015; datum aanhouding [verdachte ] ) (totaal 116 maanden): € 140.360,-. [54]
Woning aan de [adres] te [woonplaats] en de [adres] te [woonplaats]
Het proces-verbaal [adres] [woonplaats] :
Aankoop op 09-06-2000 van het huis aan de [adres] , [woonplaats] door [B] voor (in totaal) Hfl. 355.000,-.
Op 15-07-2009 is de woning [adres] , [woonplaats] verkocht door:
- [B] en
- [G] ,
voor een bedrag van € 222.000,-. [55]
In de administratie van [bedrijf 8] N.V. is een bewijs van eigendom aangetroffen betreffende de aankoop door [B] op 09-06-2000 van het woonhuis met schuur, erf, tuin en grond aan de [adres] te [woonplaats] .
Koper: [B] , geboren op [1971] .
Koopprijs Hfl. 349.000,- + Hfl. 6.000,- voor roerende zaken.
In de akte wordt o.a. gesteld:
“Voormelde koopsommen zijn door de koper voldaan door storting op een rekening op naam van de notaris.”
Van een betaling van dit bedrag door [bedrijf 8] N.V. aan de notaris is geen bewijs aanwezig in de administratie van [bedrijf 8] N.V..
Wel is een ongetekende “Loan Agreement” aangetroffen met als datum 01-06-2000 waarbij [bedrijf 8] N.V. verklaart Hfl 395.000,- te hebben geleend aan [B] . Rente 5,95%; aflossing uiterlijk op 01-06-2030 en betaling Hfl 23.502,50 rente per jaar.
Tevens is aangetroffen een e-mailbericht van 14-07-2009 aan [bedrijf 11] B.V. met als onderwerp: “Loan agreement [B] ”. Daarin staat o.a. opgenomen:
“Hierbij als bijlage de loan agreement voor je nieuwe woning. Ik heb de hoofdsom als volgt berekend:
Stand hypotheek oude woning per 1-1-2009 294.488,-
Bij: rente 5,95% tot 15-7-2009 9,491,-
Totaal schuld oude woning per 15-07-2009 303.979,-
Af: verkoop oude woning 218.701.-
Restant schuld oude woning 85.278,-
Aankoop nieuwe woning incl notariskosten 499.160.-
Hypotheek schuld per 15-7-2009 incl restant schuld
584.438,-
Daarbij staat met de pen o.a. geschreven:
“Aandeelhouder leent [bedrijf 8] 4,95% en [bedrijf 8] leent door 5,95% [B] ”.
Betreffende het bedrag van € 584.438,- is een overeenkomst van geldlening aangetroffen die door [B] zou zijn ondertekend te [vestigingsplaats] op 15-07-2009. [56]
Ook zijn e-mailberichten van juli 2009 aangetroffen tussen [bestuurder] N.V. ( [bedrijf 8] N.V.) en [bedrijf 11] B.V./ [B] over deze overeenkomst van geldlening. Daarin wordt o.a. gesteld:
“Geachte heer [B] ,
Gelieve hierbij aan te treffen de leningsovereenkomst tussen [bedrijf 8] N.V. en de heer [verdachte ] en de leningsovereenkomst tussen [B] en [bedrijf 8] N.V. voor het bedrag van € 584.438,-“. [57]
Het proces-verbaal [adres] [woonplaats] :
Aankoop recht van erfpacht van een perceel grond [adres] , [woonplaats] door [B] en zijn vrouw [G] . Akte van levering van 15-07-2009. Aankoopprijs € 470.000,-.
Geldlening wordt verstrekt door [bedrijf 8] N.V. te Curaçao.
Akte van hypotheek is van 14-08-2009. Lening € 584.438,-, rente 5,95% (vast voor 20 jaar).
Onderpand: recht van erfpacht van een perceel grond [adres] , [woonplaats] . [58]
Namens het notariskantoor zijn diverse bescheiden overgelegd betreffende de aankoop en de geldlening. Een bedrag van € 218.701,- wordt genoemd in de berekening betreffende de hypotheek als zijnde opbrengst oude woning. In dit verband wordt verwezen naar hetgeen is vermeld in het proces-verbaal betreffende de aankoop van het onroerend goed in [woonplaats] (zie AH-076).
Op 29-05-2009 is € 50.000,- ontvangen van [bedrijf 7] Ltd. met als omschrijving: “waarborgsom pand [adres] te [woonplaats] [B] ".
Op 14-07-2009 is € 232.000,- ontvangen van [bedrijf 7] Ltd. met als omschrijving: “waarborgsom pand [adres] te [woonplaats] [B] ”.
Door de ontvangst van het geld van [bedrijf 7] Ltd. (€ 50.000,- + € 232.000,-) en de inbreng van de opbrengst verkoop oude woning (€ 218.701,-) is het te betalen aankoopbedrag inclusief kosten van circa € 500.000,- voldaan.
De betalingen door [bedrijf 7] Ltd. kwamen van de bankrekening: “ [rekeningnummer] / [bedrijf 7] Ltd. 6/CH/EFG Bank/2039093” [59]
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
Ten aanzien van deze door [bedrijf 8] N.V. aan [B] verleende lening/hypotheek kan nog worden opgemerkt dat ingaande 01-08-2009 maandelijks aan rente verschuldigd is (5,95% van € 584.438,- = € 34.775,06 : 12 =) € 2.897,84.
Aan [bedrijf 8] N.V. had aan rente betaald moeten worden (periode 01-08-2009 t/m 18-11-2015; datum aanhouding [B] ) (totaal 76 maanden): € 220.235,84. Op of omstreeks 19-08-2009 is een bedrag van € 40.000,- betaald aan [bedrijf 8] N.V.. De eerste daaropvolgende betaling vindt plaats op 20-11-2013. In de periode, gelegen tussen 19-08-2009 en 20-11-2013 zijn geen rentebetalingen en/of aflossingen getraceerd in de (financiële) administratie van [bedrijf 8] N.V.. Niet is vastgesteld dat dit heeft geleid tot acties vanuit [bedrijf 8] N.V.. In 2009 was het maandelijks inkomen (salaris [bedrijf 11] B.V.) van [B] netto € 1.967,49. [60]
Woning aan de [adres] in [woonplaats]
Het proces-verbaal uitlevering gevorderde gegevens:
Aankoop van het registergoed gemeente [woonplaats] , beter bekend als [adres] . [61]
Het proces-verbaal bouwterrein [woonplaats] :
Aankoop bouwterrein, bestemd om te worden bebouwd met een woonhuis, te Alkmaar door [medeverdachte 1] en zijn vrouw [H] . Akte van levering van 18-06-2004. Aankoopprijs € 78.268,-.
Geldlening wordt verstrekt door [bedrijf 8] N.V. te Curaçao.
Akte van hypotheek is van 18-06-2004. Lening € 240.000,-, rente 5,6% (vast voor 30 jaar).
Jaarlijks is verschuldigd (5,6% van € 240.000,- =) € 13.440,-, te betalen in maandelijkse termijnen:
De eerste rentebetaling zou moeten plaatsvinden op 01-08-2004.
Maandelijks zou (€ 13.440,-:12 =) € 1.120,- aan rente moeten worden betaald. [62]
Op 14-05-2004 is op de kwaliteitsrekening van de notaris € 240.000,- gestort door [bedrijf 8] N.V..
Vanuit de bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 8] N.V. is op 14-05-2004 een bedrag van € 240.000,- overgemaakt naar [notaris 1] met als omschrijving: “Zaak nummer [nummer] Mortgage Loan [medeverdachte 1] ”. [63]
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
In de periode 17-02-2005 t/m 06-10-2015 is door [medeverdachte 1] (en zijn vrouw) een bedrag van € 101.361,38 betaald aan [bedrijf 8] N.V.. Ten aanzien van deze door [bedrijf 8] N.V. aan [medeverdachte 1] verleende hypotheek kan nog worden opgemerkt dat ingaande 01-08-2004 maandelijks aan rente verschuldigd is (5,6% van € 240.000,- = € 13.440,-:12 =) € 1.120,-. Tot 17-02-2005 zijn geen rentebetalingen vastgesteld in de administratie van [bedrijf 8] N.V.. Aan [bedrijf 8] N.V. had aan rente betaald moeten worden (periode 01-08-2004 t/m 18-11-2015; datum aanhouding [medeverdachte 1] ) (totaal 136 maanden): € 152.320,-. [64]
Woning aan de [adres] te [woonplaats]
Het proces-verbaal [adres] [woonplaats] :
Aankoop appartementsrecht benedenwoning [adres] , [woonplaats] door [medeverdachte 2] . Akte van levering van 15-07-2005. Aankoopprijs € 127.500,-.
Geldlening wordt verstrekt door [bedrijf 8] N.V. te Curaçao.
Akte van hypotheek is van 15-07-2005. Lening € 145.000,-, rente 4% (vast voor 15 jaar).
Onderpand: appartementsrecht benedenwoning [adres] , [woonplaats] . [65]
Vanuit de bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 8] N.V. is op 29-06-2005 een bedrag van € 145.000,- overgemaakt naar Notariskantoor [notaris 2] met als omschrijving: “Aankoop pand te [adres] / [medeverdachte 2] ”. [66]
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
Ten aanzien van deze door [bedrijf 8] N.V. aan [medeverdachte 2] verleende
lening/hypotheek kan nog worden opgemerkt dat ingaande 01-08-2005 maandelijks aan rente [67]
verschuldigd is (4% van € 145.000,- = € 5.800,-:12 =) € 483,33. Tot 03-11-2005 zijn geen rentebetalingen vastgesteld in de administratie van [bedrijf 8] N.V.. [68]
Woning aan de [adres] te [woonplaats]
Het proces-verbaal uitlevering gevorderde gegevens:
Aankoop van het appartementsrecht bekend onder bouwnummer [nummer] gevestigd te [woonplaats] , inmiddels bekend als [adres] . [69]
Het proces-verbaal appartementsrecht [woonplaats] :
Aankoop appartementsrecht te bouwen woning te [woonplaats] door [medeverdachte 2] .
Akte van levering van 18-10-2007. Aankoopprijs € 47.867,-.
Geldlening wordt verstrekt door [bedrijf 8] N.V. te Curaçao.
Akte van hypotheek is van 09-01-2008. Lening € 210.000,-, rente 4,5% (vast voor 20 jaar).
Onderpand: appartementsrecht te bouwen woning te [woonplaats] .
Onder het kopje geldlening staat vermeld:
“De schuldenaar heeft op heden van de schuldeiser ter leen ontvangen en is deswege aan de schuldeiser schuldig de som van...(...) € 210.000,-". [70]
Op 04-01-2008 is € 95.347,48 ontvangen op de kwaliteitsrekening van het notariskantoor. Opdrachtgever, is [bedrijf 8] N.V. c/o [bestuurder] N.V.. Als omschrijving is gegeven: “Aankoop van bouwnr [nummer] en [nummer] in het project [naam] . Gebouw [naam] te [woonplaats] ”.
In de administratie van [bedrijf 8] N.V. zijn aangetroffen:
  • een bankafschrift waarop te zien is dat op 03-01-2008 een bedrag van € 95.347,48 is betaald aan Notariskantoor [notaris 3] met als omschrijving: “ [adres] (hoek kruisweg). Aankoop van bouwnr [nummer] en [nummer] in het project [naam] , gebouw [naam] te”;
  • een nota van afrekening, gericht aan [medeverdachte 2] , van 20-12-2007 waarop het betaalde bedrag voorkomt van € 95.347,48. Op deze nota staat ook o.a. vermeld hoe dit bedrag tot stand is gekomen, namelijk:
"Hoofdsom hypotheek
Hypothecaire lening van [bedrijf 8] N.V. € 210.000,-
Af: bouwdepot € 114.652,52-
- een overeenkomst van geldlening van 26-11-2007 waarin [medeverdachte 2] verklaart een geldlening van € 210.000,- “wegens op heden van deze ter leen genomen en ontvangen gelden schuldig te zijn de som van...(...) € 210.000,-“ aan [bedrijf 8] N.V.. [71]
Het overzichtsproces-verbaal materieel:
In de periode 28-02-2008 t/m 04-11-2015 is door [medeverdachte 2] een bedrag van € 64.481,20 betaald aan [bedrijf 8] N.V..
Ten aanzien van deze door [bedrijf 8] N.V. aan [medeverdachte 2] verleende lening/hypotheek kan nog worden opgemerkt dat ingaande 01-02-2008 maandelijks aan rente
verschuldigd is (4,5% van € 210.000,- = € 9.450,-: 12 =) € 787,50. Tot 28-02-2008 zijn geen rentebetalingen vastgesteld in de administratie van [bedrijf 8] N.V..
Door [medeverdachte 2] wordt aan [bedrijf 8] N.V. vervolgens betaald op:
-28-02-2008: € 5.680,- en op
-02-01-2009: € 5.500,-.
Aan [bedrijf 8] N.V. had aan rente betaald moeten worden:
- ten aanzien van de lening/hypotheek ten behoeve van de woning in [woonplaats] over de periode 01-02-2007 t/m 18-11-2015 (datum aanhouding [medeverdachte 2] ) (totaal 106 maanden à € 483,33): € 51.232,98;
- ten aanzien van de lening/hypotheek ten behoeve van de woning in [woonplaats] over de periode 01-02-2008 t/m 18-1.1-2015 (datum aanhouding [medeverdachte 2] ) (totaal 94 maanden à € 787,50): € 74.025,-,
totaal derhalve: € 125.257,98. [72]
Banktegoed te Curaçao
Bevel conservatoir beslag d.d. 19 november 2015:
De officier van justitie bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao:
Gezien het rechtshulpverzoek van het Functioneel Parket te Amsterdam.
Overwegende dat het wenselijk is conservatoir beslag te doen leggen op:
- Bankrekening [rekeningnummer] bij de First Caribbean International Bank ten name van [bedrijf 8] NV ten bedrage van EUR 176.813,20, [73]
  • depositorekening met contact reference [rekeningnummer] bij de First Caribbean International Bank ten name van [bedrijf 8] NV ten bedrage van EUR 36.237,44;
  • portfolio met ID [nummer] _PRB bij de First Caribbean International Bank ten name van [bedrijf 8] NV ten bedrage van EUR 258.279,-.
[bedrijf 4] S.A. en/of [bedrijf 5] S.A.
Het proces-verbaal [bedrijf 4] S.A. en [bedrijf 5] S.A.:
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte ] op 12-05-2011 zijn diverse bescheiden betreffende de EFG Bank aangetroffen. Het betreft:
a. Een overzicht van de "Euro Account van [bedrijf 4] / [bedrijf 5] – [medeverdachte 2] ”.
Een fax van Regent Trust Company SA aan [verdachte ] van 07-02-2006 waarin is gesteld:
“This is to confirm that a meeting with Mr [I] of EFG Bank has been arranged for Wednesday, 15 February at 4:00pm at the above Bank, 24 Quai du Seujet, 1211 Geneva 2. The persons attending will be Ian [A] , your brother and yourself and, perhaps, Dr. [J] .”
Een overzicht van gemaakte kosten van Regent Trust Company SA aan [medeverdachte 2] van 15-02-2006, met als referentie:
“ [bedrijf 4] & [bedrijf 5] EFG Bank & other Sundry Matters”.
(…)
“1. Reinstatement of [bedrijf 4] & [bedrijf 5] in Guernsey...(...).”
(…) [75]
“2. Completing all due diligence on [medeverdachte 2] .
(…)
“3. Completing all due diligence on [verdachte ] including extensive correspondence and telephone calls with [J] in Germany, [C] [D] in Netherlands and Poncet Turrettini Amaudruz Neyroud &. Associés in Switzerland to include attendance at Meetings in Germany the Netherlands and Guernsey and dealing with the due diligence matters raised by EFG Bank, Switzerland, including attendance at meetings in Switzerland thereon.”
(…)
“5. Attending to all matters in the period from June 2005 to Februay 2006 including all money transfers during this period.”
Een fax van EFG Private Bank van 16-02-2006, gericht aan [verdachte ] .
Bij de EFG Private Bank, die is gevestigd op hetzelfde adres als de EFG Bank, worden bankrekeningen aangehouden in US$-valuta en €-valuta door:
- [verdachte ] ;
- [medeverdachte 2] .
Een fax van [A] , director Regent Trust Company SA (Zwitserland), aan [medeverdachte 2] van 17-02-2006. In deze fax wordt o.a. gesteld:
“Dear [medeverdachte 2]
[bedrijf 4] / [bedrijf 5]
Please find attached, updated statement with the deductions for fees, which have all been converted into Euros. Please fax back your confirmation that you agree on these figures and the balance can be tranferred to the new account opened in your name at EFG Bank, Geneva”.
Bijgevoegd is een overzicht met als kop:
[bedrijf 4] / [bedrijf 5] - [medeverdachte 2] EURO ACCOUNT
In dit overzicht wordt gesteld dat op 10-03-2003 op deze bankrekening een bedrag van € 1.397.032,70 zou zijn ontvangen; omschrijving: “By transfer brought forward". O.a. de navolgende betalingen zouden zijn gedaan:
- op 16-02-2006 van € 29.641,00 met als omschrijving: “Less fee due to HMW Rechtswalte”;
- op 16-02-2006 van € 3.031,60 met als omschrijving: “Less fees due to [C] [D] ;
- op 16-02-2006 van € 74.465,- met als omschrijving: “Less fees due to Regent Trust Company SA.
Saldo op 16-02-2006 zou zijn: € 1.319.295,57. [76]
Een fax van EFG Private Bank gericht aan [verdachte ] d.d. 16 februari 2006:
EFG Private Bank
24 quai du Seujet,
1211 GENEVE 2
TELEFAX
To: Mr. [verdachte ]
Date: February 16. 2006
(…)
Dear [verdachte ] ,
As per our phone conversation, Please find attached the wiring details for your both accounts.
(…)
US DOLLARS
Beneficiary: [verdachte ]
Account number: [nummer]
(…)
EURO
Beneficiary: [verdachte ]
Account number: [nummer] [77]
(…)
US DOLLARS
Beneficiary: [medeverdachte 2]
Account number: [nummer]
(…)
EURO
Beneficiary: [medeverdachte 2]
Account number: [nummer]
Beneficiary’s Bank: EFG Private Bank Zurich [78]
Instructie geld overmaken d.d. 20 februari 2006:
EFG Bank
ZURICH: Bahnhofstrasse 16, 8001 Zurich
GENEVE: Quai du Seujer 24, 1211 Genève 2
CLIENT: [medeverdachte 2]
[nummer] -1
TRANSFER/CREDIT ADVICE
AS PER INSTRUCTIONS OF 20 FEBRUARY 2006
ORDERING BANK: EFG BANK
BAHNHOFSTRASSE
ZURICH
PAYMENT DETAILS INTERNAL TRANSFER BALANCE OF INVESTMENTS FUNDS
TRANSFER AMOUNT EUR 1,319,295.57
AMOUNT CREDITED EUR 1,319,295.57
VALUE DATE: 22 FEBRUARY 2006 [79]
[bedrijf 7] Ltd.
Het proces-verbaal [bedrijf 7] Ltd.:
Op 19-10-2007 wordt op de bankrekening van [bedrijf 8] N.V., nr. [nummer] , een bedrag van € 109.950,- ontvangen van [bedrijf 7] Limited met als omschrijving: [omschrijving] ”.
Bij een eerdere doorzoeking van de woning van [verdachte ] op 12-05-2011 zijn diverse bescheiden betreffende [bedrijf 7] Ltd. aangetroffen. Het betreft: [80]
(…)
c. Een overzicht van de EFG Bank per 11-02-2011 betreffende de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 7] Ltd.
Deze bank zou op 11-02-2011 een saldo hebben van:
€ 895,334.93 Grand total [81]
Brief van verdachte d.d. 15 november 2017:
Via [bedrijf 7] beheer ik mijn privévermogen. [82]
Het proces-verbaal Panama papers d.d. 16 augustus 2016:
Door mij is onderzoek gedaan op het internet naar Nederlandse personen die zouden voorkomen in de zogeheten “Panama Papers”.
Nadat ik de zoekopdracht “Officers” heb gegeven verscheen een lijst van “Officers”. In deze lijst komt o.a. voor:
“MR. [medeverdachte 2] Netherlands Panama Papers”
(…)
“Enitity: [bedrijf 7] Limited
Role: Shareholder
Incorporation: 19-oct-2006
Jurisdiction: British Virgin Islands
Status: Active” [83]
Vervolgens heb ik op de naam van [bedrijf 7] Limited geklikt en verscheen een overzicht. Hierin staat o.a. vermeld:
Connected to 1 officer
Connected to 1 intermediary
Registered in: British Virgin Islands
Linked countries: Switzerland
Officer: mr. [medeverdachte 2] , role: Shareholder [84]
Contant geld
Het proces-verbaal doorzoeking woning [adres] in [woonplaats] :
In het kader van dit strafrechtelijk onderzoek is op 18 november 2015 onder leiding van de rechter-commissaris de woning op de [adres] in [woonplaats] doorzocht, zijnde de woning van [verdachte ] .
Tijdens deze doorzoeking in de hierboven genoemde woning is een koffertje gevonden. In het koffertje vonden wij achter een ritssluiting een stapeltje € 100,- coupures, gebundeld met behulp van een elastiekje. [85]
De bundel bestond uit 100 coupures van € 100,-. De totale waarde van het aangetroffen geld komt daarmee op €10.000,-. [86]
Het proces-verbaal doorzoeking woning [adres] in [woonplaats] :
Op 18 november 2015 werd door de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . [87]
Echtgenoot V-01 kwam de berging in, pakte dezelfde zwarte schoenendoos als die welke de vrouw eerst had gepakt, haalde daar de (gebruikte dames) schoenen uit en toonde de RC en mij de twee onder het vloeipapier liggende stapeltjes nieuwe €500 en €100 biljetten. Hierbij werd vastgesteld dat het hier handelde om 100 biljetten van €500 en 60 biljetten van €100, in totaal €56.000.
Voor het transport wilde V-01 ook zijn portemonnee die op tafel lag meenemen. Tijdens de doorzoeking werd ook deze portemonnee doorzocht. Hierbij werd een bundel bankbiljetten aangetroffen. Het betrof 37 biljetten van €100, 2 biljetten van €20, 1 biljet van €10 en twee biljetten van €5, totaal €3760.
In de hal van de woning werd tijdens de doorzoeking in een dameshandtas een tweetal portemonnees aangetroffen. In één van die portemonnees bevond zich 1 biljet van €100. In de andere portemonnee zaten 4 opgevouwen pakjes bestaande uit elk 5 biljetten van €100. Daarnaast bevonden zich daarin nog 6 biljetten van €50. In totaal €2400. [88]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 februari 2021:
De voorzitter vraagt mij wat ik over het aangetroffen contante geld in mijn woning (in totaal ongeveer € 72.000,-) kan verklaren. Dat zijn huurinkomsten vanuit Duitsland verzameld in de loop der jaren. [89]
Bijlage 3: Beslaglijsten
Lijst 1: In beslag genomen voorwerpen onder verdachte
Voorwerpen 94 94a
1. STK Vorderingen X
voorlopige teruggave inkomstenbelasting
2 1 STK Vorderingen X
rekeningnr [rekeningnummer] ING Bank N.V.
3 1 STK Onroerende registergoedere X
WONEN
[adres] [woonplaats] Q n
4 1.00 STK Onroerende registergoedere X
WONEN
[adres] [woonplaats] Q 6
5 Euro geld (biljetten) X
56.000 euro in contanten sealbagnr.:11864938
6 Euro geld (biljetten) X
3.460 euro in contanten (37x100,2x20,1x10,2x
7 Geld buitenlands X
6x 1000 Deense kronen (tegenwaarde: 784,42 e
8 Euro geld (biljetten) X
2.400 euro in cont. in sealbag 11864944,port
9 Geld buitenlands X
Zwit.franc (3x20) in sealbag 11864942(euro 5
10 Euro geld (biljetten) X
euro 10.000
11 Euro geld X
300 euro correctie ivm voorwerp nr 6
Lijst 2: In beslag genomen voorwerpen onder medeverdachte [bedrijf 8] NV
Voorwerpen 94 94a
1. STK Onroerende registergoedere X X
bedrijfspand [adres] [vestigingsplaats]
[adres] , [woonplaats]
2 1 STK Vorderingen X
BANKREKENING FCIB NBU NA
Bankrekeningnr [rekeningnummer] saldo EUR 176.813
3 1 STK Vorderingen X
BANKREKENING FCIB NBU NA
Depositorekening EUR 36.237,44
4 1 STK Vorderingen X
BANKREKENING FCIB NBU NA
Portfolio ad EUR 258.279,--
Lijst 3: In beslag genomen voorwerpen onder medeverdachte [medeverdachte 3]
Voorwerpen 94 94a
1. STK Onroerende registergoedere X
WONEN NBU D
[woonplaats] ,perceelnr [nummer]
2 1 STK Onroerende registergoedere X
WONEN NBU D
[adres] ,Appartement [woonplaats] Duitsland bla
3 1 STK Vorderingen X
NBU D
Huurpenningen [K] [adres] Se
4 1 STK Vorderingen X
NBU D
Huurpenningen Fam. [familie] [adres] [woonplaats]
5 1 STK Vorderingen X
NBU D
Huurpenningen [L] [adres] [woonplaats]
6 1 STK Vorderingen X
NBU D
reknr [rekeningnummer] saldo EUR 3.036,55
Lijst 4: Niet in beslag genomen voorwerpen onder [bedrijf 8] NV
1. Alle hypotheekvorderingen (en te ontvangen interest) aan, onder meer;
a. [medeverdachte 1] ( [adres] te [woonplaats] ) ad EUR 240.000,--
b. [medeverdachte 2] ( [adres] [woonplaats] ) ad EUR 145.000,--
c. [verdachte ] ( [adres] [woonplaats] ) ad EUR 363.000,--
d. [medeverdachte 2] ( [adres] [woonplaats] ) ad EUR 210.000,--
e. [B] ( [adres] [woonplaats] ) ad EUR 584.438,--
f. [bedrijf 11] B.V. ad EUR 92.005,-- (DOC-207)
2. Alle vorderingen tot ontvangsten van interesten op leningen en/of hypotheken, nu de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij na 2015 geen hypotheekrente en aflossing meer hebben betaald, terwijl zij ook al eerder niet volledig aan de contractuele verplichtingen hebben voldaan.
3. Alle vorderingen rekening-courant verhoudingen met, onder meer
a. [B] (in 2012 ad EUR 130.000,--) (DOC-207)
b. FCIB (in 2012 ad EUR 105.775,--) (DOC-207)
c. Verdachte als aandeelhouder (in 2012 ad EUR 1.332.352,--) (DOC-207)
Lijst 5: Niet in beslag genomen voorwerpen van verdachte en/of [medeverdachte 2]
Onder verdachte en/of [medeverdachte 2] bevinden zich niet-inbeslaggenomen voorwerpen die vatbaar zijn verbeurdverklaring, namelijk bankrekeningen geopend bij de EFG Bank te Zürich:
1. EFG-USD rekening [nummer] beneficiary [verdachte ]
2. EFG-EUR rekening [nummer] beneficiary [verdachte ]
3. EFG-USD rekening [nummer] beneficiary [medeverdachte 2]
4. EFG-EUR rekening [nummer] beneficiary [medeverdachte 2]

Voetnoten

1.Bijlage 3, lijst I, nr. 1.
2.Bijlage 3, lijst I, nr. 4.
3.Bijlage 3, lijst I, nr. 5, 6, 8, 10 en 11.
4.Bijlage 3, lijst I, nr. 7 en 9.
5.Bijlage 3, lijst I, nr. 2.
6.Bijlage 3, lijst II, nr. 1.
7.Bijlage 3, lijst II, nr. 2, 3 en 4.
8.Bijlage 3, lijst I, nr. 2.
9.Bijlage 3, lijst II, nr. 2.
10.Bijlage 3, lijst III, nr. 1 en 2.
11.Bijlage 3, lijst III, nr. 3, 4 en 5.
12.Bijlage 3, lijst III, nr. 6.
13.Bijlage 3, lijst IV, nr. 1a t/m 1e.
14.Bijlage 3, lijst IV, nr. 2.
15.Bijlage 3, lijst IV, nr. 1f.
16.Bijlage 3, lijst IV, nr. 3a, 3b en 3c.
17.DOC-207.
18.Bijlage 3, lijst V, nr. 1 t/m 4.
19.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Belastingdienst/FIOD, onderzoeksnummer 51326, bevinden, te weten map 1 t/m 7 (pagina 1 tot en met 2559) en de eerste en tweede aanvulling (ongenummerd). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. AH staat voor ambtshandeling. Waar wordt verwezen naar D, DOC of RHV betreft het andere geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering.
20.D-076, p. 1090.
21.D-076, p. 1091.
22.D-076, p. 1101.
23.D-076, p. 1104.
24.D-076, p. 1105.
25.D-076, p. 1106.
26.D-076, p. 1137.
27.D-076, p. 1075.
28.D-076, p. 1076.
29.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 februari 2021, p. 2.
30.AH-082, p. 351.
31.AH-082, p. 352.
32.D-034, p. 901.
33.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 februari 2021, p. 3.
34.AH-080, p. 338.
35.Tweede aanvulling, DOC-216, 5/5.
36.RHV-CU-02, p. 2481.
37.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 februari 2021, p. 5.
38.AH-080, p. 340.
39.AH-080, p. 341.
40.AH-080, p. 342.
41.AH-080, p. 343.
42.AH-080, p. 344.
43.AH-044, p. 221
44.AH-044, p. 222.
45.AH-045, p. 227.
46.AH-045, p. 228.
47.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 12.
48.AH-047, p. 232.
49.AH-047, p. 233.
50.AH-047, p. 234.
51.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 12.
52.AH-073, p. 315.
53.AH-073, p. 316.
54.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 15.
55.AH-076, p. 323.
56.AH-076, p. 324.
57.AH-076, p. 325.
58.AH-077, p. 326.
59.AH-077, p. 327.
60.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 26.
61.AH-011, p. 104.
62.AH-078, p. 330.
63.AH-078, p. 331.
64.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 29.
65.AH-074, p. 317.
66.AH-074, p. 318.
67.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 21.
68.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 22.
69.AH-008, p. 86.
70.AH-075, p. 319.
71.AH-075, p. 320.
72.Overzichtsproces-verbaal materieel, p. 22.
73.RHV-CU-02, p. 2492.
74.RHV-CU-02, p. 2493.
75.AH-085, p. 362.
76.AH-085, p. 363.
77.D-018, p. 876.
78.D-018, p. 877.
79.Tweede aanvulling, DOC-213.
80.AH-084, p. 360.
81.AH-084, p. 361.
82.Tweede aanvulling, DOC-216, 5/5.
83.Eerste aanvulling, AH-088, 1/12.
84.Eerste aanvulling, AH-088, 2/12.
85.AH-029, p. 128.
86.AH-029, p. 129.
87.AH-031, p. 136.
88.AH-031, p. 137.
89.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 1 februari 2021, p. 8.