Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 5;
- productie 6 van [eiseres] ;
- producties 11 tot en met 23 van [gedaagde sub 1] c.s.
2.De feiten
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
‘non usus’) als die gedurende dertig jaar niet waren uitgeoefend. [gedaagde sub 1] c.s. heeft gesteld dat de poort in ieder geval sinds 1 juni 1984 op zijn perceel staat en sindsdien de uitoefening van de erfdienstbaarheid belet. Daarvan uitgaande, was de termijn van dertig jaar nog niet verstreken op het moment dat in 1992 het oude BW werd vervangen door het nieuwe BW. De erfdienstbaarheid kan dus niet zijn tenietgegaan door niet-gebruik op basis van het oude recht. Dit betekent echter niet dat de wijze en mogelijkheden van gebruik van de erfdienstbaarheid in de periode tot 1992 niet relevant zijn voor de beoordeling van het verjaringsverweer van [gedaagde sub 1] c.s. op basis van het nieuwe/huidige recht.
frequentgebruik heeft gemaakt van de erfdienstbaarheid. [A] heeft zelf aangegeven dat zij gebruik maakte van de erfdienstbaarheid bij het afvoeren van een tuinbank via het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. en de mogelijkheid tot het gebruikmaken van het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. heeft gekregen toen zij in 2012 aan de [straatnaam] ging wonen - waar zij toen geen gebruik van heeft gemaakt
- griffierecht € 304,--
- salaris gemachtigde € 1.086,-- (2 punten x tarief onbepaalde waarde)