ECLI:NL:RBMNE:2021:1234
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-uitkering en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank wegens niet-ingezetenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een AOW-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser, die sinds 4 december 2000 op een adres in Nederland staat ingeschreven, betwistte dat hij in de periode van 30 november 1992 tot en met 3 december 2000 geen ingezetene van Nederland was. De SVB had een korting van 16% op zijn AOW-uitkering toegepast, omdat zij stelde dat eiser in die periode in Frankrijk woonde. In 2019 herzag de SVB de AOW-uitkering van eiser en verhoogde de korting naar 28%, wat leidde tot een terugvordering van € 19.328,20 wegens te veel uitbetaalde AOW.
Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de SVB verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 17 februari 2021 werd duidelijk dat de SVB de primaire besluiten niet correct had verzonden, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser ontvankelijk was. Eiser stelde dat hij in de relevante periode wel degelijk ingezetene van Nederland was, maar de rechtbank oordeelde dat de SVB terecht had vastgesteld dat eiser zijn centrum van belangen in Frankrijk had. De rechtbank concludeerde dat de SVB de AOW-uitkering van eiser terecht had herzien en dat de terugvordering gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het bestreden besluit bleef in stand.