ECLI:NL:RBMNE:2021:1227

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
16/171050-20 en 16/064831-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor gebruik van een geheime camera, veroordeling voor verkrachting, afdreiging en bedreiging met dood

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 16/171050-20 en 16/064831-20. De verdachte is vrijgesproken van het gebruik van een geheime camera in een niet voor publiek toegankelijke plaats, maar is veroordeeld voor verkrachting, afdreiging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juni 2020 in Almere de toen dertienjarige [slachtoffer 1] heeft verkracht. De verdachte heeft de aangeefster geblinddoekt, haar naar zijn woning meegenomen en haar gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch medisch bewijs. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard voor de verkrachting en bedreiging, maar volledig toerekeningsvatbaar voor de afdreiging. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een Tbs-maatregel met voorwaarden, alsook een contactverbod met de slachtoffers. De vordering tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging is afgewezen, maar de Tbs-maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen goederen, waarbij een deel aan de verdachte is teruggegeven en een deel aan het verkeer is onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/171050-20 en 16/064831-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats ] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats ] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 oktober 2020, 24 november 2020, 9 februari 2021 en 16 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. F.E. van der Zee en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hoogenraad, advocaat te Zoetermeer, en mr. A.T. van Vulpen, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 16 maart 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/171050-20
primair(hierna:
feit 1 primair)
op 29 juni 2020 te Almere [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) heeft verkracht;
subsidiair(hierna:
feit 1 subsidiair)
op 29 juni 2020 te Almere met [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
meer subsidiair(hierna:
feit 1 meer subsidiair)
op 29 juni 2020 te Almere heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) te verkrachten;
meest subsidiair(hierna:
feit 1 meest subsidiair)
op 29 juni 2020 te Almere heeft geprobeerd met [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen te plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
16/064831-20
feit 1(hierna:
feit 2)
zich in de periode van 1 december 2019 tot en met 7 december 2019 te Almere en/of Rotterdam schuldig heeft gemaakt aan afdreiging jegens [slachtoffer 2] ;
feit 2(hierna:
feit 3)
in de periode van 17 november 2019 tot en met 1 december 2020 te Almere gebruik heeft gemaakt van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 2] , aanwezig in de woning van verdachte ( [adres] te [woonplaats ] ) en/of de wc in de bibliotheek te Almere (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd;
feit 3(hierna:
feit 4)
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Almere [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/171050-20 en 16/064831-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1 en de feiten 2 tot en met 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van feit 4.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde, omdat op basis van het procesdossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aanwezigheid van het technisch hulpmiddel – in dit geval verdachtes telefoon – niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt. In andere woorden: er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat het slachtoffer niet wist dat zij door verdachte met zijn telefoon werd gefilmd.
Bewijsmiddelen feit 1 primair [1]
[slachtoffer 1]is als getuige gehoord. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Hij zei dat hij mij moest blinddoeken. Hij deed dat om mijn ogen heen. Ik kon niets zien. Toen liepen we richting zijn huis. Hij ging tegen mij aan liggen en hij ging mij aanraken, maar dat wilde ik niet. Hij pakte me bij mijn keel. [2] Ik werd gebeld en ik zei dat ik eraan kwam. Hij zei: nee je gaat niet naar huis voordat we het hebben gedaan. Hij bedoelde dat hij seks met mij wilde, maar dat wilde ik niet.
V: Waarom denkt je dat hij seks wilde?
A: Hij had een condoom gepakt en al omgedaan.
Ik stond op. Ik lag aan de kant van de muur en ik ging om hem heen om uit te stappen. Ik deed dat op mijn knieën. Toen ik over hem heen wilde gaan pakte hij me vast en trok me terug. Toen stond ik op en hij ook en hij duwde me terug op het bed en ik lag met mijn knieën op het bed. Hij probeerde mijn broek uit te doen, mijn boxershort. Ik zei dat ik het niet wilde en dat hij van me af moest gaan en toen probeerde ik hem van me af te duwen maar hij was te zwaar. Hij drukte op mijn rug zodat ik plat kwam te liggen op het bed. Ik lag op mijn buik op bed. Hij zat op mij. Hij zat ter hoogte van mijn bil. Toen had hij "het" in mij gedrukt. Zijn "dick" heeft hij in mijn vagina gedrukt. Ik zei dat hij van mij af moest gaan en hij zei dat ik moest ontspannen. Hij drukte zijn "dick" de hele tijd naar binnen en ik probeerde hem van mij weg te duwen en dat lukte niet en ik probeerde op te staan en toen drukte hij me steeds weer terug. Daarna zei hij dat ik moest ontspannen en bleef hij door gaan. [3]
V: Hoe weet je dat hij met zijn "dick" in jouw vagina gaat?
A: Dat voelde ik omdat het pijn deed.
V: Wat doet hij dan met zijn "dick" in je vagina?
A: Hij heeft het er in gedaan en hij ging van voor naar achteren.
[getuige ]is als getuige gehoord. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Hoe kwam u erachter wat er met [slachtoffer 1] was gebeurd?
A: Onderaan aan de trap riep ik naar [slachtoffer 1] wat er was. Ik hoorde haar toen roepen dat ze pijn had. Ik ben snel naar boven gerend en zag haar op de vloer in de badkamer liggen. De deur van de badkamer was open. Ze lag in haar blootje. Ze lag op de vloer van de pijn. Ik zag bloed en ze had overgegeven. [slachtoffer 1] zei dat ze aan de telefoon was met 112. Ik vroeg waarom ze dat deed. Ze zei dat ze pijn had. Ik heb toen aan [slachtoffer 1] gevraagd wat er was gebeurd en wie het was. Ze zei dat ze de jongen niet kende en dat hij lange rastaharen heeft. Ze zei dat hij haar had geblinddoekt. [slachtoffer 1] zei toen dat ze haar onderbroek uit moest doen en dat ze tegen hem zei dat ze dat niet wilde. Ze zei dat de jongen tegen haar had gezegd dat ze moest ontspannen en dat de jongen toen bovenop haar ging liggen. [slachtoffer 1] bleef kreunen van de pijn. [slachtoffer 1] heeft tegen mij het woord 'verkracht' niet gebruikt, maar dat begreep ik wel uit wat [slachtoffer 1] mij had verteld.
V: Wat vertelde [slachtoffer 1] over wanneer dit gebeurd zou zijn met die jongen?
A: Het zou de dag daarvoor gebeurd zijn. [5]
H.C. Terlingen, kinderarts/forensisch arts bij het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), heeft op 5 februari 2021 een rapport opgesteld met betrekking tot het medisch forensisch onderzoek dat is verricht bij [slachtoffer 1] , voor zover relevant voor het bewijs:
Bevindingen
Forensisch medisch onderzoek op 30 juni 2020
Onderzoek van het anogenitale gebied
In het maagdenvlies was op 6 uur een onderbreking in het maagdenvlies, vrijwel tot aan de basis van het maagdenvlies zichtbaar, met omgevende roodheid. Bij
aanraking van het maagdenvlies was dit pijnlijk. Onderzoek van het anogenitale gebied in knie-borsthouding toonde het letsel zoals gezien in rugligging. De roodheid in de randen en omgeving van het letsel in het maagdenvlies werd nu duidelijker gezien. [6]
Interpretatie bevindingen
Een scheurwond (‘laceratie’): een acute onderbreking van het maagdenvlies. Is een wond veroorzaakt door een stomp botsende penetrerende krachtswerking, waarbij het weefsel scheurt. [7] Een laceratie van het maagdenvlies en bloeduitstortingen in het maagdenvlies zijn uitingen van een acute [lees ‘recente’] krachtsinwerking. [8]
Bij [slachtoffer 1] werd, circa 32 uur na mogelijk seksueel misbruik, waarbij
volgens het meisje sprake was geweest van vaginale penetratie met een penis, een forensisch medisch onderzoek verricht. Hierbij werd een laceratie van het maagdenvlies gezien, met bloeduitstortingen in de randen van het letsel. Het aspect van het letsel paste bij een acuut letsel, dat maximaal enkele dagen oud was. Een ouderdom van circa 32 uur is passend bij het aspect van het letsel. [9]
Beantwoording van de vraagstelling
Hypothese 1a (H1a): Er is sprake geweest van seksueel contact, waarbij een lichaamsdeel of een voorwerp tussen de schaamlippen is geweest, maar niet het maagdenvlies heeft gepasseerd.
Hypothese 1b (H1b): Er is sprake geweest van seksueel contact, waarbij een lichaamsdeel of voorwerp tot voorbij het maagdenvlies is geweest (vaginale penetratie).
Hypothese 2 (H2): Er is geen sprake geweest van seksueel contact, zoals omschreven in H1a en H1b.
Ter beantwoording van de vraag:
Welke van de hierboven beschreven hypotheses is het meest waarschijnlijk?
Ondergetekende kan de waarschijnlijkheid van de bevindingen aangegeven onder deze hypothesen.
Bij [slachtoffer 1] was sprake van een laceratie en bloeding/bloeduitstorting in het maagdenvlies. Deze bevindingen zijn veel waarschijnlijker onder Hypothese 1(H1a en H1b), dan onder Hypothese 2. [10]
Hypothese 2 is alleen mogelijk als sprake is geweest van een accidentele krachtsinwerking. Deze bevindingen zijn zeer veel waarschijnlijker onder de hypothese H1b dan onder de hypothese H1a. [11]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 16 maart 2021 een verklaring afgelegd. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
U, voorzitter, houdt de verklaring van [slachtoffer 1] van 7 juli 2020 voor. Het klopt dat ik op 29 juni 2020 met haar heb afgesproken in de buurt van mijn woning in [woonplaats ] . Voordat we mijn woning binnen zijn gegaan heb ik haar geblinddoekt. Wij zijn naar mijn kamer gegaan, waar wij samen op bed hebben gelegen. Op een gegeven moment heb ik een condoom omgedaan.
Bewijsoverwegingen feit 1
Door en namens de verdachte is gesteld dat verdachte en aangeefster die dag wel hebben afgesproken, samen op verdachtes kamer hebben ‘gechild’ en het op enig moment wel leek alsof zij seks zouden hebben, maar dat zij uiteindelijk geen seks hebben gehad. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn dan ook ongeloofwaardig en onbetrouwbaar, waardoor deze niet bruikbaar zijn als bewijsmiddel.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. [slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd waarin zij concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over wat er op 29 juni 2020 tussen haar en verdachte is voorgevallen. Dit betreft onder andere de manier waarop zij naar verdachtes woning is gegaan, over het wel/niet met broek aan zitten op het bed en het moment waarop verdachte een condoom om heeft gedaan. Ook over de wijze waarop verdachte haar heeft verkracht heeft zij specifiek en consistent verklaard. Zo heeft zij verklaard dat zij heeft geprobeerd over verdachte heen te klimmen om van het bed te komen, maar dat zij werd tegengehouden en teruggetrokken door verdachte, hoe verdachte vervolgens probeerde zijn penis in haar vagina te brengen, dat dat aanvankelijk niet lukte, in welke standjes zij toen lag/zat, dat verdachte bleef zeggen dat zij zich moest ontspannen en hoe zij voelde het verdachte uiteindelijk wel lukte zijn penis in haar vagina te brengen.
Haar verklaringen zijn op belangrijke punten ook verifieerbaar. Zo wordt haar verklaring ondersteund door de verklaring van haar oma, getuige [getuige ] , aan wie zij de volgende ochtend heeft verteld wat er was gebeurd. Getuige [getuige ] verklaart eveneens over het blinddoeken, dat de jongen tegen haar had gezegd dat zij zich moest ontspannen en toen bovenop haar is gaan liggen. Getuige [getuige ] heeft ook verklaard dat zij zag hoe overstuur en verdrietig [slachtoffer 1] was. Daarnaast worden de verklaringen van [slachtoffer 1] ondersteund door het forensisch medisch onderzoek, waarbij is vastgesteld dat het maagdenvlies van [slachtoffer 1] recentelijk (binnen het tijdsbestek waarin de verkrachting zou hebben plaatsgevonden) was gescheurd, en de duiding daarvan door het NFI: namelijk dat die bevindingen veel waarschijnlijker zijn onder de hypothese dat er seksueel contact is geweest (hypothese 1a en 1b), dan onder de hypothese dat er geen sprake is geweest van seksueel contact (hypothese 2) en dat de bevindingen zeer veel waarschijnlijker zijn onder de hypothese dat sprake is geweest van vaginale penetratie (hypothese 1b), dan onder de hypothese dat er seksueel contact is geweest zonder vaginale penetratie (hypothese 1a).
Voorts weegt de rechtbank mee dat, tegenover aangeefsters verklaringen en het genoemde steunbewijs, de continu wisselende verklaringen van verdachte staan. In zijn eerste verhoor bij de politie heeft hij immers verklaard dat hij wel seks heeft gehad met [slachtoffer 1] , maar hij heeft dit later ontkend. Dat laatste is volstrekt onaannemelijk, omdat dit op geen enkele manier wordt onderbouwd door stukken uit het procesdossier en op sommige punten zelfs wordt weerlegd door bevindingen uit het procesdossier. Ook op andere punten wisselt de verklaring van verdachte, zoals ten aanzien van het wel/niet bespreken van de leeftijd van [slachtoffer 1] , het wel/niet uittrekken van het ondergoed van [slachtoffer 1] en waarom hij geen inloggegevens van zijn instagram account aan de politie heeft gegeven, terwijl die gegevens zijn verklaring zouden kunnen onderbouwen.
Het voorgaande, in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar acht en zal bezigen tot het bewijs.
Alles overwegende acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] op 29 juni 2020 met geweld/bedreiging met geweld en andere feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , die op dat moment dertien jaar oud was. De rechtbank zal feit 1 primair dan ook bewezen verklaren (zoals hieronder onder kopje 5 is weergegeven).
Voorwaardelijk verzoek
Door de raadsvrouw is het voorwaardelijk verzoek gedaan een arts onderzoek te laten doen naar het geslachtsdeel van verdachte, zodat er een omschrijving kan worden gegeven over de grootte van het geslachtsdeel in stijve toestand en de mogelijke constatering wat dit voor beschadigingen zou kunnen hebben toegebracht. De rechtbank wijst dat verzoek af. De rechtbank acht het verzochte onderzoek niet noodzakelijk voor de beantwoording van een of meer van de vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. De grootte van verdachtes geslachtsdeel is immers niet relevant voor bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting, nu het evenwel mogelijk is dat verdachte [slachtoffer 1] met een gedeelte van zijn geslachtsdeel heeft gepenetreerd.
Bewijsmiddelen feit 2 [12]
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 1 december 2019 begon het bedreigen. [verdachte] belde mij. [verdachte] begon mij uit te schelden en zei dat hij nog video's had van mij. [verdachte] stuurde mij een filmpje. Op dat filmpje zag ik [verdachte] en mijzelf. Ik was [verdachte] aan het pijpen. Ik was in shock en ik moest huilen toen ik het filmpje zag. Ik was erg emotioneel en wist gewoon dat dit filmpje mijn leven kapot zou maken. Na het filmpje stuurde [verdachte] mij een betaalverzoek. Via de telefoon deelde [verdachte] mij mede dat ik moest betalen anders zou hij het filmpje online zetten. Opeens kreeg ik een betaalverzoek van [verdachte] . Het was een betaalverzoek van 50 euro. Via de telefoon zei hij tegen mij dat ik hem moest betalen of anders zou hij mijn filmpje online zetten. Ik wilde hem niet betalen maar hij zei tegen mij dat hij mijn filmpje op Facebook, Telegram en alles zou zetten zodat iedereen het kon zien. Ik heb maar betaald en hoopte overal van af te zijn. Afgelopen 6 december 2019 kreeg ik weer een betaalverzoek van [verdachte] . Het was een betaalverzoek van 70 euro. [verdachte] zei mij via WhatsApp dat hij zou stoppen als ik hem de 70 euro zou betalen. Als ik de 70 euro niet zou geven, zou hij mijn video online zetten. Hij zou mijn leven kapot maken. Toen heb ik hem maar betaald. [13] [verdachte] nam op 7 december 2019 weer contact met mij op via WhatsApp. Ik kreeg een betaalverzoek van 100 euro. Ik moest betalen anders zou mijn filmpje online gaan. Dat mijn filmpje op Telegram stond heeft hij me laten weten door screenshots te sturen. Op de screenshot herken ik mijzelf. Sinds mijn filmpje online staat wordt ik constant gebeld en geappt door personen die ik niet ken. [14]
Als bijlage bij een proces-verbaal van verhoor aangeefster zit een zogenoemd ‘extraction report’ van een whatsappgesprek tussen aangeefster en verdachte, voor zover relevant voor het bewijs:
Participants:
[telefoonnummer] @5. whatsapp. net
[verdachte]
[telefoonnummer] @5. whatsapp, net
(owner)
Conversation:
7-12-201910:56:01(UTC+0):
[telefoonnummer] @5.what5app.net [verdachte]
https://www. [url]
Attachments:
Title: ING Betaalverzoek
Size: 2899
File name: [file name] thumb [15]
7-12-201910:56:01(UTC+0)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte]
Betalen
7-12-2019 10:56:32(UTC+0)
[telefoonnummer] @s. whatsapp. net [verdachte]
Vooor 1 uur erop [16]
7-12-201910:56:41(UTC+0)
[telefoonnummer] @ 5.what5app.net [verdachte]
Fijne dag blokeer je als ik 1 uur biks zie
7-12-2019 10:56:45(UTC+0)
[telefoonnummer] @5.whal5app.net [naam]
Gaaat alles online
7-12-2019 10:56:52(UTC+0)
[telefoonnummer] @5. whatsapp. net.
K gaf j gisteren kkr 70 euro
7-12-2019 10:57:13(UTC+0)
[telefoonnummer] @5.whatsapp.net.
Je zou me met rust laten [17]
7-12-2019 10:57:38(UTC+O)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte]
Voor 1 uur en zo jeit weet je wel
7-12-2019 12:24:42(UTC+0)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte]
Je staat online
7-12-2019 12:26:20(UTC+0)
[telefoonnummer] @s. whatsapp. net [verdachte]
Attachments:
!,
~-
Size: 52159
File name: [file name] .jpg
Path: https:// [url]
.enc
[file name] ..
Platform: Mobile [18]
7-12-2019 12:29:50(UTC+0)
[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte]
Je helegezicht staat al tekegram [19]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik kreeg antwoord van de ING-bank op de vordering historische gegevens op het rekeningnummer van verdachte [verdachte] . Daarop zou de aangever meerdere geldbedragen hebben betaald via betaalverzoeken, gestuurd door de verdachte. Ik zag dat het opgegeven bankrekeningnummer door de aangever aan verdachte toebehoorde. Zie bijlage 1. [20] Verder zag ik dat de aangever drie keer voorkwam in de overschrijven in de maand december. Het ging op 1 december om een bedrag van 20 euro. Op 2 december 2019 om een bedrag van 30 euro en op 6 december om een bedrag van 70 euro. Al deze bedragen waren betaald middels een betaalverzoek van ING. Zie bijlage 2. [21]
Bewijsoverweging feit 2
Het verweer van de raadsvrouw, dat geen sprake was van afdreiging, maar dat aangeefster verdachte belaagde, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank zal feit 2 bewezen verklaren (zoals hieronder onder kopje 5 is weergegeven).
Bewijsmiddelen feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 29 januari 2020, genummerd PL0900-2020030871-l, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 44 en 45 en een uitdraai van het WhatsAppgesprek in de bijlage op pagina 49.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 29 juni 2020 te Almere door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] , welk(e) geweld en feitelijkheden en welke bedreiging met geweld en/of feitelijkheden hierin bestonden dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van uit het leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht en dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft geblinddoekt en
- die [slachtoffer 1] terwijl zij geblinddoekt was heeft meegenomen naar zijn, verdachtes, woning zijnde een voor die [slachtoffer 1] onbekende locatie en
- die [slachtoffer 1] bij haar nek heeft vastgepakt en
-die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken en
- de onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- die [slachtoffer 1] op bed heeft geduwd en vervolgens op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of leunen en
- meerdere malen tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich gewoon moest ontspannen en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd toen ze naar huis wilde gaan dat dat niet ging gebeuren en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "nee je gaat niet naar huis voor we het hebben gedaan" en
- zijn penis tegen de opening van de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of geduwd en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd
en aldus een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 1] heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken;
feit 2
in de periode van 1 december 2019 tot en met 7 december 2019 in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaadschrift, [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedragen die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, door die [slachtoffer 2] mede te delen, al dan niet via WhatsApp, dat hij een seksueel getint filmpje van die [slachtoffer 2] online gaat zetten, wanneer zij hem, verdachte, voornoemde geldbedragen niet zou overmaken via een door verdachte verstuurd betaalverzoek;
feit 4
op 10 januari 2020 te Almere [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 3] via WhatsApp berichten te sturen met de woorden
- " G je zien hoe ik op iedereen zn kanker huid ga zijn", en
- " Ga jullie alemaaaaaaaaaal dooooodmaken" en
- " Maaaaaaaaaaaaaak jullie allemaaaaaaal dooooooooooooood".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
verkrachting;
feit 2
afdreiging;
feit 4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Uit de Pro Justitia-rapportages van M. van Berkel, psychiater en A.I. de Zwart, gezondheidszorgpsycholoog, volgt niet dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Er is ook overigens niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest;
- terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: Tbs met dwangverpleging), welke maatregel ongemaximeerd dient te zijn;
- een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar ouders: de heer [A] en mevrouw [B] .
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de Tbs met dwangverpleging dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht aan verdachte geen Tbs op te leggen (noch Tbs met voorwaarden noch Tbs met dwangverpleging), maar aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan een fors deel voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Er is geen sprake van recidivegevaar, zoals is vereist bij het opleggen van Tbs. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht aan verdachte een Tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen in plaats van Tbs met dwangverpleging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel(en) heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van de toen dertienjarige [slachtoffer 1] . Er was sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil en verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn (fysieke) overwicht. Verdachte heeft op deze manier aan [slachtoffer 1] een eerste seksuele ervaring opgedrongen. Daarmee heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijk integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurig psychische schade ondervinden. Dit blijkt eveneens uit de slachtofferverklaringen van haar ouders en de verklaringen van familieleden in het dossier. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan afdreiging. Hij heeft gedreigd een filmpje, waarop te zien is dat aangeefster [slachtoffer 2] hem pijpt en seks met hem heeft, op internet te zetten als zij niet zou voldoen aan zijn eis om geld naar hem over te maken. Hiertoe heeft verdachte het slachtoffer meerdere betaalverzoeken gestuurd, die het slachtoffer ook een aantal keer heeft betaald. Uiteindelijk heeft verdachte de video toch online gezet. Door aldus te handelen heeft hij ten behoeve van zijn eigen geldelijk gewin inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en haar vertrouwen ernstig beschaamd door haar te chanteren met het verspreiden van een seksfilmpje.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een reclasseringsmedewerker. Aangever [slachtoffer 3] herinnerde verdachte via Whatsapp aan een afspraak bij de reclassering, waarna verdachte – zonder enige aanleiding – bedreigende teksten terug stuurde. Daarmee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van aangever [slachtoffer 3] , die gewoon zijn werk deed.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 22 september 2020;
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 18 november 2020, opgemaakt door A.I. de Zwart, gezondheidszorgpsycholoog (hierna: de psycholoog);
  • een reclasseringsrapportage van 2 maart 2020, opgemaakt door M. Rovers, reclasseringswerker en de toelichting daarop door W.J.S. Stet ter terechtzitting van 16 maart 2021;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 11 maart 2021, opgesteld door M. van Berkel, psychiater (hierna: de psychiater);
Uit bovengenoemd uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte voor het laatst op 13 februari 2020 is veroordeeld voor bedreiging tot een deels voorwaardelijke taakstraf met als bijzonder voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een verplichte ambulante behandeling. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf en maatregel(en) rekening mee dat verdachte na het plegen van de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf en maatregel(en) zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De psycholoog, die alleen ten aanzien van feit 1 heeft gerapporteerd, heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan en antisociale persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en narcistische trekken. Daarnaast heeft zij vastgesteld dat sprake is van zwakbegaafdheid en een autismespectrumstoornis (hierna: ASS) en een ernstige stoornis in cannabisgebruik. De psychiater, die ten aanzien van alle feiten heeft gerapporteerd, is tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een ongedifferentieerde persoonlijkheidsstoornis, met antisociale, narcistische en paranoïde trekken, zwakbegaafdheid en een stoornis in gebruik van cannabis. Ten aanzien van het verschil in diagnostiek heeft de psychiater opgemerkt dat zowel zij als de psycholoog op symptoomniveau dezelfde patronen bij verdachte zien, maar dat de psycholoog een en ander als passend bij ASS beoordeelde, terwijl zij dit eerder als onderdeel van de persoonlijkheidsstoornis zag.
Volgens de psycholoog en de psychiater waren deze stoornissen ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. De psycholoog heeft beschreven dat verdachte vanuit de persoonlijkheidspathologie sneller geneigd zal zijn geweest de grens van aangeefster [slachtoffer 1] te overschrijden en zijn wantrouwen kan gemaakt hebben dat hij niets van wat zij zei geloofde. Zijn ASS-problematiek kan het voor hem daarbij lastig hebben gemaakt scripts aan te passen op de sociale cues die afgegeven werden door slachtoffer [slachtoffer 1] (tegenstribbelen, afwijzing) en zijn gedrag daarop aan te passen. Het softdruggebruik heeft daarnaast mogelijk een luxerende werking gehad op zijn gedragskeuzes. De psycholoog heeft geadviseerd het onder 1 tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater heeft beschreven dat ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde (zeer vermoedelijk) meespeelde dat verdachte vooral oog heeft voor zijn eigen behoeftes en wensen en minder voor die van de ander, waarbij tevens sprake is van een rigide denkpatroon. Verdachte is minder goed in staat om zich af te stemmen op de ander. Hierdoor heeft hij (waarschijnlijk) de signalen die de [slachtoffer 1] heeft gegeven, namelijk dat zij het niet wilde, minder goed kunnen herkennen. Daarnaast speelden hier ook opportunistische motieven mee. De psychiater heeft geadviseerd het onder 1 tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde speelden volgens de psychiater vooral opportunistische motieven een rol. Doordat verdachte een andere lezing geeft over dat feit, heeft de psychiater niet kunnen vaststellen of ook andere symptomen vanuit bovengenoemde stoornissen een rol speelden. De psychiater heeft geadviseerd het onder 2 tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. De psychiater heeft geconcludeerd dat ten tijde van het onder 4 tenlastegelegde feit de verminderde impulscontrole en mogelijk ook krenking een rol hebben gespeeld. De psychiater heeft geadviseerd het onder 4 tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog heeft de kans op recidive van een gewelddadige gedraging zonder adequate behandeling als hoog ingeschat en is van mening dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om het recidivegevaar te beperken. De psycholoog heeft geadviseerd bij een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde aan verdachte Tbs met voorwaarden op te leggen.
De psychiater heeft het recidiverisico eveneens hoog ingeschat. Verdachte is weliswaar gemotiveerd voor behandeling, maar heeft zeer gebrekkig zelfinzicht gegeven. Zij heeft geadviseerd verdachte voor een langer durende periode klinisch op te nemen, teneinde tot gedragsverandering te kunnen komen. Verdachte kan het meest profiteren van een therapeutisch klimaat, in combinatie met vormen van psychotherapie waarbij er aandacht is voor zijn intellectuele beperkingen. Daarnaast zal er in de behandeling aandacht moeten zijn voor het gebruik van cannabis De psychiater verwacht dat verdachte het meeste kan profiteren van een klinische behandeling in een FPC. De psychiater verwacht dat deze behandeling in een voorwaardelijk kader niet mogelijk is, zelfs niet in de vorm van een Tbs met voorwaarden, omdat verdachte, vooral op de langere termijn, niet in staat zal zijn om zich aan de voorwaarden te houden en agressief gedrag zal laten zien. Als kader heeft de psychiater daarom een Tbs met dwangverpleging geadviseerd.
Nadat de psychiater heeft gerapporteerd, hebben de psychiater en de psycholoog contact gehad en is te lezen dat de psycholoog zich kan vinden in het advies van de psychiater Tbs met dwangverpleging op te leggen. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat zij de feiten 2 tot en met 4 niet heeft meegenomen bij het opstellen van haar rapportage en de psychiater wel.
Uit het reclasseringsrapport van 2 maart 2021 blijkt dat de reclassering het recidiverisico als hoog inschat. Vanuit de bij verdachte geconstateerde problematiek acht de reclassering (langdurige) klinische behandeling in een strakke structuur en hoge mate van beveiliging geïndiceerd. Daarnaast wordt een forse stok achter de deur geïndiceerd geacht. Vanuit die gedachte acht de reclassering Tbs met voorwaarden passend en geïndiceerd. De reclassering acht deze maatregel ook haalbaar omdat er sprake is van een zekere mate van responsiviteit en bereidheid tot medewerking. Verdachte acht zich echter niet schuldig aan de onderhavige feiten. Nu de reclassering een zekere ambivalentie ziet ten aanzien van de bereidheid van verdachte tot medewerking aan een Tbs met voorwaarden, acht zij in verband met het hoge recidiverisico ook Tbs met dwangverpleging passend.
De heer Stet, reclasseringsmedewerker, heeft ter terechtzitting van 16 maart 2021 mondeling het advies van de reclassering nader toegelicht. Hij heeft naar voren gebracht dat de reclassering twijfelt tussen aan de ene kant het advies om Tbs met voorwaarden op te leggen en aan de andere kant het advies om Tbs met dwangverpleging op te leggen. Verdachte is enerzijds relatief jong en heeft aangegeven vrijwillig behandeld te willen worden. Aan verdachte is niet eerder een Tbs met voorwaarden opgelegd. Anderzijds wordt door de reclassering getwijfeld of verdachte, vooral op de langere termijn, in staat zal zijn zich aan de voorwaarden te houden. Al met al kan de reclassering geen keuze maken tussen de twee opties.
Volwassenenstrafrecht
Zowel de psycholoog als de psychiater en de reclassering zijn het erover eens dat er geen aanleiding bestaat het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij adviseren daarom het volwassenstrafrecht toe te passen.
De maatregel(en)
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld welke straf en/of maatregel aan verdachte moet(en) worden opgelegd.
Oplegging van de Tbs-maatregel
De vraag die aan de rechtbank voorligt is of een Tbs-maatregel (met voorwaarden of met dwangverpleging) aangewezen is. De verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit (i) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking worden gesteld indien sprake is van (ii) een misdrijf genoemd in artikel 37a, lid 1, onder 1 Sr en (iii) de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
I: Gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens
De rechtbank volgt de psychiater en de psycholoog in hun hierboven genoemde conclusie dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en legt die conclusies ten grondslag aan haar oordeel. Gelet op de problematiek van verdachte, die een structureel karakter heeft en waarvoor verdachte niet eerder effectief is behandeld, kan worden geconcludeerd dat deze stoornissen bij verdachte nog steeds aanwezig zijn.
II: Een misdrijf genoemd in artikel 37a lid 1, onder 2, Sr
De door verdachte begane feiten onder 1 primair, 2 en 4 zijn misdrijven waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, onder 2 Sr, oplegging van de Tbs-maatregel mogelijk is.
III: De veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen
De rechtbank is verder van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van de Tbs-maatregel eist. De rechtbank acht de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan ernstige feiten en de deskundigen hebben het recidiverisico – zonder behandeling – ingeschat als hoog.
Conclusie: Tbs met voorwaarden
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie heeft betoogd en de psychiater heeft geadviseerd, van oordeel dat aan verdachte Tbs met voorwaarden opgelegd dient te worden. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2021 heeft verklaard dat hij gemotiveerd is aan zijn problematiek te werken en derhalve een behandeling wil ondergaan. Verdachte is zich ervan bewust dat, indien hij de voorwaarden van de Tbs overtreed, de Tbs met voorwaarden zal worden omgezet naar een Tbs met dwangverpleging . In dat geval zal die Tbs met dwangverpleging vanaf het begin aanvangen, waardoor verdachte dus opnieuw zal moeten beginnen met de behandeling. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte jong is (eenentwintig jaar oud) en niet eerder langdurig klinisch is behandeld voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat de reclassering heeft aangegeven mogelijkheden te zien verdachte bij deze voorwaarden te begeleiden.
De rechtbank geeft verdachte hiermee de kans te laten zien dat hij bereid is zich te laten behandelen en ook aan voornoemde behandeling zal meewerken. Voor de te formuleren voorwaarden heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van 2 maart 2021 als uitgangspunt genomen. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 16 maart 2021 verklaard dat hij bereid is tot naleving van de voorwaarden. De rechtbank zal na te noemen voorwaarden van de reclassering overnemen.
Dadelijke uitvoerbaarheid Tbs met voorwaarden
Gelet op de noodzaak van behandeling en het grote gevaar voor recidive, zal de rechtbank verder bevelen dat de Tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Duur Tbs met voorwaarden (bij omzetting naar dwangverpleging)
De Tbs met voorwaarden kan maximaal negen jaren duren (artikel 38e, tweede lid Wetboek van Strafrecht).
Voor het geval de voorwaarden worden overtreden en alsnog dwangverpleging wordt bevolen, overweegt de rechtbank reeds nu het volgende. De rechtbank markeert dat de Tbs maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de Tbs met dwangverpleging kan daarom dan een periode van vier jaar te boven gaan.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens [slachtoffer 1] en haar familie en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten ziet de rechtbank daarnaast aanleiding om de volgende vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen: een contactverbod, inhoudende dat verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2006] te [geboorteplaats ] ; [B] , geboren op [1981] op Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen; [getuige ] , geboren op [1954] op Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en [A] , geboren op [1977] te [geboorteplaats ] .
Deze vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat iedere keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Daarnaast beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Gezien de aard en de omvang van de bewezen verklaarde feiten en hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en haar familie.
Oplegging van gevangenisstraf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de feiten en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank naast de maatregel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. Met de hierna te noemen straf beoogt de rechtbank leedtoevoeging als strafrechtelijke reactie op de door de verdachte gepleegde feiten. De straf die de rechtbank passend en geboden acht, is lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank is uitgegaan van de oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld, in aanmerking heeft genomen dat verdachte voor feit 1 en 4 verminderd toerekeningsvatbaar is en de rechtbank daarnaast aan verdachte een tbs-maatregel zal opleggen. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen goederen terug kunnen naar de rechthebbende op het moment dat het vonnis onherroepelijk is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de inbeslaggenomen bandana terug te geven aan verdachte. Zij heeft aangegeven dat zij geen beslaglijst heeft ontvangen. Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen heeft zij daarom geen standpunt ingenomen.
9.2.1
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Broek G2653711 (omschrijving: Rood, merk: Adidas);
  • 1 STK Bandana G2653709 (omschrijving: Rood);
  • 1 STK Telefoontoestel G2653928 (omschrijving: zwart, merk: Apple Iphone);
  • 1 STK Dekbedovertrek G2653966 (omschrijving: op bed zolderkamer, meerkleurig);
  • 1 STK Hoeslaken G2653968, (omschrijving: op bed zolderkamer, meerkleurig).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Voorbehoedsmiddel G2653917 (omschrijving: (gebruikte) condoom. In 'afvalbakje' op tafeltje naast bed);
  • 1 STK Voorbehoedsmiddel G2653925 (omschrijving: Lege verpakking condoom, merk sensx. op tafeltje naast bed),
onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 1 primair bewezen verklaarde feit begaan.
Tenuitvoerlegging beslagbeslissing na onherroepelijk worden vonnis
De beslissingen met betrekking tot het beslag kunnen pas ten uitvoer worden gelegd als de uitspraak in onderhavige zaak onherroepelijk is. De rechtbank benadrukt dit gelet op het feit dat de inbeslaggenomen goederen als stukken van overtuiging nog van belang kunnen zijn in het onderzoek.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de door haar gevorderde Tbs met dwangverpleging heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 16/096431-19 niet ten uitvoer te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een taakstraf van 60 uren, aan de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 februari 2020, gewezen onder parketnummer 16/096431-19. De rechtbank zal die vordering afwijzen, gelet op de Tbs-maatregel die zij aan verdachte zal opleggen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 38, 38a, 38d, 38v, 38w, 57, 63, 242, 285, 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregelen
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
- als algemene voorwaarden gelden dat:
  • verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde, inhoudende dat hij:
 zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de
aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt betrokkene mee aan huisbezoeken door de reclassering;
  • verblijft in FPK/FPA of een soortgelijke setting, ook als dit overbruggingszorg inhoudt, en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een
(forensische) beschermde/begeleide woonvorm en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
  • Betrokkene werkt mee aan een behandeling bij de FPK/FPA of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan daarbij onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • betrokkene laat zich behandelen door een nog nader te bepalen forensische psychiatrische polikliniek in de regio waar hij zal uitstromen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend na het ontslag uit de klinische setting. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan daarbij onderdeel zijn van de behandeling;
 zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de
reclassering;
 zal zich actief inzetten voor het vinden en behouden van dagbesteding. Dit naar
inschatting van de reclassering;
 is open over zijn netwerk en heeft geen bezwaar dat de personen met wie hij omgang
heeft op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
 zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en het gebruik van nader te noemen
geestverruimende middelen. Hij zal zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert, indien door de reclassering nodig geacht, bewindvoering of andersoortige financiële ondersteuning;
  • zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier;
  • geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van
ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
 werkt, indien de reclassering dit nodig acht, mee aan een crisisplaatsing van maximaal 7 weken in een door IFZ geïndiceerde kliniek. Deze crisisplaatsing kan eenmaal met 7 weken worden verlengd;
 zich houdt aan een contactverbod, inhoudende dat verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2006] te [geboorteplaats ] ; [B] , geboren op [1981] op Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen; [getuige ] , geboren op [1954] op Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en [A] , geboren op [1977] te [geboorteplaats ] ;
 zich niet buiten de Europese landsgrenzen van het Koninkrijk der Nederlanden begeeft;
  • geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
  • legt aan verdachte op
  • beveelt dat verdachte:
 gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [2006] te [geboorteplaats ] ; [B] , geboren op [1981] op Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen; [getuige ] , geboren op [1954] op Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en [A] , geboren op [1977] te [geboorteplaats ] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis, tot een maximum van 6 maanden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Broek G2653711 (omschrijving: Rood, merk: Adidas);
  • 1 STK Bandana G2653709 (omschrijving: Rood);
  • 1 STK Telefoontoestel G2653928 (omschrijving: zwart, merk: Apple Iphone);
  • 1 STK Dekbedovertrek G2653966 (omschrijving: op bed zolderkamer, meerkleurig);
  • 1 STK Hoeslaken G2653968, (omschrijving: op bed zolderkamer, meerkleurig).
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Voorbehoedsmiddel G2653917 (omschrijving: (gebruikte) condoom. In 'afvalbakje' op tafeltje naast bed);
  • 1 STK Voorbehoedsmiddel G2653925 (omschrijving: Lege verpakking condoom, merk sensx. op tafeltje naast bed);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/096431-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en R.F. van Aalst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 maart 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/171050-20
Primair
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te [woonplaats ] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen en/of duwen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] , welk geweld en/of feitelijkhe(i)d(en) en/of welke bedreiging met geweld en/of feitelijkhe(i)d(en) hierin bestond(en) dat hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van uit het leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht en/of dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 1] heeft geblinddoekt en/of
- die [slachtoffer 1] terwijl zij geblinddoekt was heeft meegenomen naar zijn, verdachtes, woning zijnde een voor die [slachtoffer 1] onbekende locatie en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar nek heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans éénmaal, aan haar lichaam en/of kleding heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] op bed heeft geduwd en/of gelegd en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of leunen en/of
- meerdere malen tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich gewoon moest ontspannen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd toen ze naar huis wilde gaan dat dat niet ging gebeuren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "nee je gaat niet naar huis voor we het hebben gedaan" en/of
- zijn penis tegen de (opening van de) vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd
en aldus een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 1] heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken;
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te [woonplaats ] met [slachtoffer 1] , geboren op [2006] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te [woonplaats ] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/ of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] (geboren op [2006] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
- die [slachtoffer 1] heeft geblinddoekt en/of
- die [slachtoffer 1] terwijl zij geblinddoekt was heeft meegenomen naar zijn, verdachtes, woning zijnde een voor die [slachtoffer 1] onbekende locatie en/of
- die [slachtoffer 1] bij haar nek heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans éénmaal, aan haar lichaam
en/of kleding heeft vastgepakt en/of naar zich toe heeft getrokken en/of
- de broek en/ of onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/ of uitgedaan en/of
- die [slachtoffer 1] op bed heeft geduwd en/of gelegd en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of leunen en/of
- meerdere malen tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij zich gewoon moest ontspannen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd toen ze naar huis wilde gaan dat dat niet ging gebeuren en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "nee je gaat niet naar huis voor we het hebben gedaan" en/ of
- ( met) zijn penis (tegen) de (opening van de) vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of betast,
waarbij hij, verdachte, misbruik heeft gemaakt van het uit leeftijdsverschil voortvloeiende overwicht en/ of die [slachtoffer 1] in een bedreigende situatie heeft gebracht waaraan zij zich niet kon onttrekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te [woonplaats ] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 1] , geboren op [2006] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
- zijn penis tegen/tussen de vagina en/ of schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- zijn penis tegen de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gehouden;
16/064831-20
feit 1
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2019
tot en met 7 december 2019 te Almere en/of Rotterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift, en/of openbaarmaking van (een) geheim(en), [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, door die [slachtoffer 2] mede te delen, al dan niet via WhatsApp, dat hij een seksueel getint filmpje van die [slachtoffer 2] online gaat zetten, wanneer zij hem, verdachte, voornoemd(e) geldbedrag(en) niet zou geven/overmaken via een
door verdachte verstuurd betaalverzoek;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2019 tot en met 1 december 2020 te [woonplaats ] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 2] aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de woning van verdachte ( [adres] te [woonplaats ] ) en/of de wc in de bibliotheek te Almere (een) afbeelding(en) heeft vervaardigd;
feit 3
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Almere [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 3] via WhatsApp berichten te sturen met de woorden
- " G je zien hoe ik op iedereen zn kanker huid ga zijn",en/of
- " Ga jullie alemaaaaaaaaaal dooooodmaken" en/of
- " Maaaaaaaaaaaaaak jullie allemaaaaaaal dooooooooooooood", althans woorden
van gelijk dreigende aard en/of strekking;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 24 september 2020, genummerd PL0900- 2020208066 opgemaakt door politie Midden-Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 141. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 88.
3.Pagina 89.
4.Pagina 93.
5.Pagina 102.
6.Een geschrift, te weten een NFI-rapport medisch forensisch onderzoek van 5 februari 2021, pagina 7.
7.Een geschrift, te weten een NFI-rapport medisch forensisch onderzoek van 5 februari 2021, pagina 9.
8.Een geschrift, te weten een NFI-rapport medisch forensisch onderzoek van 5 februari 2021, pagina 10.
9.Een geschrift, te weten een NFI-rapport medisch forensisch onderzoek van 5 februari 2021, pagina 11.
10.Een geschrift, te weten een NFI-rapport medisch forensisch onderzoek van 5 februari 2021, pagina 12.
11.Een geschrift, te weten een NFI-rapport medisch forensisch onderzoek van 5 februari 2021, pagina 13.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 12 maart 2020, genummerd PL0900- 2019383412/2020030871 opgemaakt door politie Midden-Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 83. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Pagina 8.
14.Pagina 9.
15.Pagina 23.
16.Pagina 24.
17.Pagina 25.
18.Pagina 26.
19.Pagina 27.
20.Bijlage 1 op pagina 35.
21.Bijlage 2 op pagina 36.