ECLI:NL:RBMNE:2021:1217

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
20_1990
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en verzoek om benoeming deskundige

In deze zaak heeft eiseres, een sociaal cultureel werker, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had zich op 16 oktober 2017 ziekgemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten en ontving een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,45%. Na bezwaar tegen het primaire besluit, waarin haar uitkering was toegekend, verklaarde verweerder het bezwaar ongegrond. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen door de verzekeringsarts waren onderschat en verzocht de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen.

De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie zorgvuldig had beoordeeld en dat de aangenomen beperkingen adequaat waren. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingediend die haar standpunt onderbouwde. De rechtbank wees het verzoek om een deskundige af, omdat er geen aanwijzingen waren dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om in passende arbeid te functioneren en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 23 februari 2021 door rechter N.H.J.M. Veldman-Gielen, in aanwezigheid van griffier J.M.T. Bouwman.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. N. Turkkol,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
gemachtigde: R. van den Brink.

Procesverloop

In het besluit van 24 september 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres per
14 oktober 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
In het besluit van 15 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 7 januari 2021 plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Op 16 oktober 2017 heeft eiseres zich wegens psychische en lichamelijke klachten ziekgemeld voor haar werk als sociaal cultureel werker. Na einde wachttijd heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft deze uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,45%.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat met de aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd blijft. Zij wordt in staat geacht de geduide functies te kunnen vervullen en daarmee € 929,42 per maand te verdienen. Dat is 46,45% minder dan het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische beoordeling
4.1.
Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts haar beperkingen heeft onderschat, omdat zij meer klachten heeft dan door hem is aangenomen. Alle klachten overziend acht zij een verdergaande urenbeperking wel degelijk van toepassing. De behandelend psycholoog is van mening dat eiseres niet kan werken. Uit medische informatie blijkt dat de klachten en beperkingen van eiseres zijn toegenomen. Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen.
4.2.
Niet in geschil is dat eiseres diverse lichamelijke en psychische klachten heeft, die leiden tot beperkingen in de belastbaarheid ten aanzien van het verrichten van arbeid. De vraag is of deze klachten voldoende zijn vertaald in de FML. Eiseres acht zichzelf volledig arbeidsongeschikt.
4.3.
In zijn rapport van 23 maart 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep
[verzekeringsarts] vermeld welke medische informatie over eiseres in het dossier zit. Dit betreft onder meer informatie van de reumatoloog van juni 2018, waaruit ook haar medische voorgeschiedenis blijkt, van de psychotherapeut [psychotherapeut], waar eiseres sinds december 2017 onder behandeling is en van de KNO-arts van november 2018 in verband met een matige OSAS.
Tijdens de hoorzitting heeft eiseres aangegeven dat haar toestand aanzienlijk is verslechterd nadat zij kennis heeft genomen van het primaire besluit. Eiseres heeft in bezwaar nog een brief van psychotherapeut [psychotherapeut] van 4 februari 2020 overgelegd, met de diagnose depressie en somatoforme stoornis NAO, bij een geparentificeerde vrouw, alsmede een journaal van de huisarts en een KNO-consult van 20 januari 2020. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog nadere informatie over de reumatologische klachten van eiseres bij de huisarts opgevraagd. Deze heeft daarop gereageerd bij brief van
10 maart 2020.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt in zijn heroverweging tot de conclusie dat het toestandsbeeld per datum in geding (14 oktober 2019) in essentie gelijk is aan het toestandsbeeld per datum onderzoek van de primaire verzekeringsarts (4 september 2019) en aan het beeld van het huidige onderzoek in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beschrijft waarom er geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden: eiseres is niet ADL-afhankelijk of bedlegerig, is niet opgenomen in een erkende instelling, er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden en er is geen sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op micro,- meso,- en macroniveau op basis van een ernstige psychische stoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat de primaire verzekeringsarts terecht een FML heeft opgesteld. Daarbij is op verschillende items rekening gehouden met de verminderde psychische belastbaarheid van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de aangenomen beperkingen adequaat en passend bij haar klachten en belemmeringen. Vanwege concentratieproblematiek en duizeligheidsklachten acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen op het item 1.9.6, respectievelijk 1.9.9 van toepassing.
Verder worden voor lichamelijke klachten extra beperkingen aangenomen op de items 3.2.1, 3.8.1 en 3.9.1. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen voor de pijnklachten van haar gewrichten (behalve ten aanzien van nek en rug) adequaat zijn, nu bij onderzoek door de reumatoloog geen afwijkingen zijn vastgesteld en wordt gesproken van tendinomyalgene pijnklachten. Wel neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog beperkingen aan vanwege hand/polsklachten, die ook bij eigen onderzoek konden worden geobjectiveerd (item 4.7.1). Vanwege eigen bevindingen ten aanzien van de nek in combinatie met de gevonden degeneratieve afwijkingen op de röntgenfoto wordt op item 4.17.1 nog een beperking aangenomen.
Wat betreft de urenbeperking overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep het volgende. In de FML is op energetische gronden een urenbeperking aangenomen van gemiddeld ongeveer 4 uur per dag en gemiddeld ongeveer 20 uur per week. Bij deze urenbeperking horen aandoeningen met zeer ernstige energetische beperkingen. Rekening houdend met het feit dat er bij betrokkenen sprake is van enige vorm van conditionering, is met de gegeven urenbeperking in ruime mate rekening gehouden met de ernst van de psychische problematiek. Er is vanwege niet beschikbaarheid en op preventieve gronden geen reden voor een urenbeperking. Vanwege de slaapproblematiek van eiseres is zij terecht beperkt voor werken in de nacht.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee consistent en gemotiveerd heeft onderbouwd waarom met de in de aangepaste FML van
23 maart 2020 aangenomen beperkingen eiseres in staat moet worden geacht om in passende arbeid te kunnen functioneren. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat eiseres in beroep geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht waaruit blijkt dat de toestand op datum in geding anders dan wel slechter was dan in bezwaar aangenomen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onjuist is.
Verzoek om een deskundige te benoemen
5. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige in te schakelen af. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen ziet zij geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door haar gemachtigde en heeft haar beroep gestaafd met argumenten. Tot slot twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Arbeidsdeskundige beoordeling
6.1.
Eiseres voert aan dat zij de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geduid niet kan verrichten, omdat haar belastbaarheid in deze functies wordt overschreden.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de geduide functies niet zou kunnen verrichten. De rechtbank heeft hierboven vastgesteld dat verweerder op juiste gronden een medische beoordeling heeft gedaan, zodat van de juistheid van de FML moet worden uitgegaan. Eiseres heeft behalve medische argumenten niets aangevoerd waarom de geduide functies voor haar niet passend zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 april 2020 voldoende gemotiveerd dat de geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres zoals omschreven in de FML van 23 maart 2020.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.