ECLI:NL:RBMNE:2021:12

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
16/093420-19 en 16/003339-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing en wapenbezit in Utrecht en Hilversum

Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van opruiing en wapenbezit. De zaak betreft twee parketnummers: 16/093420-19 en 16/003339-20. De verdachte, geboren in 1985, heeft in de periode van 16 tot en met 17 april 2019 op sociale media, specifiek Snapchat, opruiende teksten geplaatst die gericht waren tegen de politie. Deze uitlatingen volgden op een incident waarbij de politie een aanhouding verrichtte in Utrecht. De rechtbank oordeelde dat de teksten van de verdachte, die onder andere beledigende en gewelddadige taal bevatten, redelijkerwijs als een aansporing tot gewelddadig optreden tegen de politie kunnen worden opgevat. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn onvrede over het politieoptreden wilde uiten, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met zijn uitlatingen de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden en dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestond om zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een gas-/alarmpistool en munitie op 25 oktober 2017 in Hilversum. De verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk, opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 40 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/093420-19 en 16/003339-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/093420-19 (
hierna: feit 1):
in de periode van 16 april 2019 tot en met 17 april 2019 in Utrecht en/of Hilversum tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid;
16/003339-20 (
hierna: feit 2):
op 25 oktober 2017 in Hilversum een gas-/alarmpistool en twee scherpe knalpatronen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de teksten die verdachte op internet heeft geplaatst, niet anders kunnen worden gezien dan het oproepen tot het gebruik van geweld tegen de politie. Verdachte heeft met deze uitlatingen de grenzen van het toelaatbare overschreden. Het is noodzakelijk om verdachte in het recht op vrijheid van meningsuiting te beperken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde. Wil sprake zijn van opruiing, dan dient er rechtstreeks te zijn aangespoord tot enig strafbaar feit. De woorden die verdachte heeft gebruikt kunnen niet gezien worden als een rechtstreekse aansporing tot enig strafbaar feit. De uitlatingen van verdachte zijn onvoldoende concreet geweest. Verdachte heeft met zijn teksten niet de intentie gehad op te roepen tot een strafbaar feit. Verdachte heeft bedoeld zijn onvrede over het optreden van de politie bij een aanhouding in Utrecht op 16 april 2019 kenbaar te maken in het publieke debat en heeft zijn volgers willen oproepen tot het voeren van een geweldloze demonstratie. Het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting mag dan ook niet beperkt worden. Als er al een aanmerkelijke kans is geweest dat de uitlatingen van verdachte zouden kunnen worden opgevat als oproepen tot een strafbaar feit, dan heeft verdachte deze kans niet bewust aanvaard.
Ten aanzien van het feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat in de loop van het alarmpistool een “sper” was aangebracht, waardoor het wapen niet geschikt was om projectielen mee af te vuren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
Op 16 april 2019 vond er in de Kanaalstraat in Utrecht een incident plaats waarbij door de politie een aanhouding werd verricht. Dit incident is gefilmd en dit filmpje is op internet geplaatst. Op 17 april 2019 is het filmpje bekeken. In het filmpje sprak [verdachte] over het incident. Te horen was het volgende:
Kanker flikkers (ntv, vermoedelijk Marokkaans) dat is wat jullie zijnHet zijn vrouwenKankerhond, je staat er met je kankerbek voor, doe wat sabi,Utrecht hoe jullie vrouwen lastig vallen sabiJullie eten ze op, jullie trekken ze in de auto, alles der op en der aanMaar wanneer ze total loss worden geslagen, (ntv, vermoedelijk Marokkaans) vieze kankerflikkers, fucking flikkers, voor diegene die het adres hebben van deze agenten gewoon publiceren, wordt Urk 2.0 tegen die agenten, jullie zijn de lul!Ik, [verdachte] ga jullie aanpakken jullie kankermoeders, okey! Dit gaat gewoon... [2]
Ook was er een afbeelding op internet geplaatst met de tekst:
Voor diegenen die willen,zaterdag gaan we politiebureau in Utrecht laten trillen.Wie ballen heeft moet komen,geen mietjes die kunnen naar [naam] .Ben klaar met dat politiegeweld.
Boven de afbeelding stond de naam [verdachte] . [3]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het filmpje en de afbeelding op Snapchat heeft geplaatst uit onvrede met het politieoptreden bij een aanhouding op 16 april 2019 op de Kanaalstraat in Utrecht. Ook heeft verdachte verklaard dat hij destijds op Snapchat zo’n 10.000 volgers had. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de voornoemde berichten als opruiend zijn aan te merken.
Voor een bewezenverklaring van opruiing moet aan de volgende, kort weergegeven, vier vereisten zijn voldaan.
1. Er is geprobeerd anderen aan te sporen tot het plegen van enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
2. Er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt opgeruid tot het plegen van een strafbaar feit.
3. De uitlating is in het openbaar gedaan. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven. Indien de desbetreffende uitlatingen op voor het publiek toegankelijke sociale media worden geplaatst, zijn de uitlatingen in de openbaarheid gebracht.
4. De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen video’s en tekstberichten op internet en sociale media.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gedane uitlatingen redelijkerwijs niet anders kunnen worden begrepen dan als een aansporing tot gewelddadig optreden tegen de politie. Daarbij geldt dat de teksten in hun geheel, in hun onderlinge samenhang en in hun context begrepen moeten worden. Verdachte heeft onder andere de volgende uitlatingen gedaan: “
vieze kankerflikkers, fucking flikkers, voor diegene die het adres hebben van deze agenten gewoon publiceren, wordt Urk 2.0 tegen die agenten, jullie zijn de lul! Ik ga jullie aanpakken”en
“voor degenen die willen, zaterdag gaan we het politiebureau in Utrecht laten trillen. Wie ballen heeft moet komen”. Tegen de achtergrond van de gewelddadige rellen die enkele weken eerder op Urk hadden plaatsgevonden en waarbij veel jongeren van buiten Urk betrokken waren, kan deze tekst door een gemiddeld persoon niet anders worden opgevat dan een oproep tot gewelddadigheden tegen de politie. Dit geldt temeer nu verdachte opriep om de adressen van de agenten, die onder andere als kankerflikkers werden bestempeld, te laten publiceren en mensen opriep om het politiebureau te laten trillen, waarbij ‘mietjes’ niet welkom waren.
De rechtbank acht de stelling van verdachte, dat hij niet de bedoeling had zijn volgers aan te zetten tot gewelddadig optreden, maar juist een geweldloze confrontatie met de politie(agenten) wilde aangaan, niet geloofwaardig. De uitlatingen van verdachte nodigen allerminst uit tot een geweldloze demonstratie tegen de politie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het plaatsen van de video en de afbeelding in elk geval welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat anderen de teksten zouden opvatten als een aansporing tot gewelddadig optreden tegen de politie. Bij haar oordeel betrekt de rechtbank dat verdachte de teksten heeft verspreid onder zijn (ongeveer) 10.000 volgers en dus niet slechts aan een select gezelschap van bekenden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met het plaatsen van de video en de afbeelding op Snapchat mondeling, en bij afbeelding en bij geschrift de oproep tot gewelddadig optreden tegen de politie heeft gedaan. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte, gelet op zijn grote aantal volgers op Snapchat, zijn oproep in het openbaar heeft gedaan.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte op grond van artikel 10 van het Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) recht heeft op zijn vrijheid van meningsuiting. De rechtbank ziet zich dan ook gesteld voor de vraag of de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een bewezenverklaring van voornoemd feit in de weg staat.
De vrijheid van meningsuiting is één van de belangrijkste fundamenten van een democratische rechtsstaat. Het voorgaande betekent niet dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt is. Artikel 10, lid 2, EVRM bevat de voorwaarden waaronder de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt. Artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht is een bij wet voorziene beperking, die een geoorloofd doel dient. De rechtbank ziet de uitlatingen van verdachte bovendien niet als een bijdrage aan een maatschappelijk debat. Enige inhoudelijke bijdrage aan welke discussie dan ook is in de woorden die verdachte heeft gebruikt niet te ontdekken. Verdachte was het kennelijk niet eens met het optreden van de politie. Echter met het plaatsen van de video en de afbeelding op Snapchat heeft hij de grens van het toelaatbare overschreden. Dit maakt dat er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestaat om verdachte in zijn recht op vrijheid van meningsuiting te beperken. Er is geen minder ingrijpend middel denkbaar om dat doel (het voorkomen van strafbare feiten) te bereiken.
Gezien het voorgaande heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opruiing. Een veroordeling van verdachte vormt in dit geval een geoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het bij parketnummer 16/003339-20 tenlastegelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 december 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2017, genummerd PL0900-2017323148-3, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina 12 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2017323148;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2017, genummerd PL0900-2017323148-10, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 27 en 28 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2017323148.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 (16/093420-19)
in de periode van 16 april 2019 tot en met 17 april 2019 te Utrecht en/of te Hilversum, in elk geval in Nederland, in het openbaar mondeling, bij geschrift en bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op het internet via snapchat een filmpje te plaatsen waarin verdachte de volgende tekst uitspreekt:
"Voor diegene die het adres hebben van deze agenten: gewoon publiceren. Wordt Urk 2.0 tegen die agenten, jullie zijn de lul! Ik, [verdachte] , ga jullie aanpakken, jullie kankermoeders, okey! Dit gaat gewoon...",
en (in combinatie met voornoemde uiting)
(tevens) door op het internet via snapchat een bericht te plaatsen met de volgende tekst:
"Voor diegene die willen. Zaterdag gaan we politiebureau in Utrecht laten trillen. Wie ballen heeft moet komen, geen mietjes die kunnen naar [naam] . Ben klaar met dat politiegeweld";
feit 2 (16/003339-20)
op 25 oktober 2017 te Hilversum een vuurwapen van categorie III onder I, te weten een gas/alarmpistool van het merk Ekol, model Firat Compact, kaliber 9mm P.A.K.,
en
munitie van categorie III, te weten twee scherpe knalpatronen, kaliber 9mm P.A.K., van het merk Pobjeda, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/093420-19:
het in het openbaar, mondeling, bij geschrift en bij afbeelding opruien tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag;
16/003339-20:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 40 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde geen opmerkingen gemaakt over een eventueel op te leggen straf. Ten aanzien van feit 2 is de verdediging van mening dat gelet op de ouderdom van dit feit en de omstandigheid dat dit feit meegenomen had kunnen worden in de strafzaak tegen verdachte waarin op 4 februari 2020 uitspraak is gedaan, nu geen straf meer hoeft te worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op Snapchat uitgelaten op een wijze die niet anders kan worden beschouwd dan opruiend. De rechtbank vindt dit een ernstig feit. Verdachte heeft zich op sociale media bediend van grof en gewelddadig taalgebruik waarbij hij heeft aangezet tot gewelddadig optreden tegen de politie. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op impulsieve wijze dergelijke grove en gewelddadige uitlatingen op Snapchat heeft gezet. Met zijn uitlatingen, die voor een groot publiek toegankelijk waren, heeft verdachte de openbare orde aangetast en gezorgd voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte een gas-/alarmpistool voorhanden gehad. Dergelijke wapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook het bezit van dit alarmpistool rekent de rechtbank verdachte dan ook aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 november 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 4 februari 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 193 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk (artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank acht voor de bewezen verklaarde opruiing een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand - naast de onvoorwaardelijke taakstraf - passend en geboden, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van feit 2, weegt de rechtbank dit strafbare feit niet in strafverhogende zin mee bij het bepalen van de straf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 131 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het bij parketnummer 16/093420-19 tenlastegelegde en het bij parketnummer 16/003339-20 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. Bakker, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 januari 2021.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/093420-19
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2019 tot en met 17 april 2019 te Utrecht
en/of te Hilversum, in elk geval in Nederland,
in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding
tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft
opgeruid,
door op het internet via snapchat, althans in een vlog, een filmpje te plaatsen
waarin verdachte de volgende tekst uitspreekt:
"Voor diegene die het adres hebben van deze agenten: gewoon publiceren. Wordt
Urk 2.0 tegen die agenten, jullie zijn de lul! Ik, [verdachte] , ga jullie aanpakken, jullie
kankermoeders, okey! Dit gaat gewoon...",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of (in combinatie met voornoemde uiting en/of vlog)
(tevens) door op het internet via snapchat een bericht, althans een tekst, te
plaatsen en/of weer te geven met de volgende tekst:
"Voor diegene die willen. Zaterdag gaan we politiebureau in Utrecht laten trillen.
Wie ballen heeft moet komen, geen mietjes die kunnen naar [naam] . Ben klaar
met dat politiegeweld.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 131 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/003339-20
hij, op of omstreeks 25 oktober 2017 te Hilversum een vuurwapen van categorie III
onder I, te weten een gas-/alarmpistool van het merk Ekol, model Firat Compact,
kaliber 9mm P.A.K.,
en/of
munitie van categorie III, te weten twee scherpe knalpatronen, kaliber 9mm
P.A.K., van het merk Pobjeda, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 april 2019 in het onderzoek 31Water19, genummerd PL0900-2019111996, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 53. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen beelden plaats delict, pagina 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 december 2020.